Omzetbelasting, vragen en antwoorden fondswerving en kantines

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 23-02-2013 t/m heden

Omzetbelasting, vragen en antwoorden fondswerving en kantines

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit worden vragen beantwoord naar aanleiding van het besluit Omzetbelasting, Fondswerving en kantines (BLKB 2012/1982M) en het bevat voor bepaalde ondernemers een overgangsregeling.

1. Inleiding

Ter verduidelijking van het geactualiseerde besluit Omzetbelasting. Fondswerving en kantines (BLKB 2012/1982M) is in dit besluit een aantal vragen en antwoorden opgenomen. Verder bevat dit besluit een overgangsregeling die inhoudt dat ondernemers die als gevolg van het hiervoor genoemde geactualiseerde besluit voor de kantine-exploitatie vrijgesteld zijn van btw, onder bepaalde voorwaarden in de btw-heffing kunnen blijven voor de exploitatie van de kantine.

2. Vragen en antwoorden

  • 1 Klopt het dat tot 2013 ondernemers als bedoeld in artikel 11, lid 1, letter v, van de wet, zoals sportverenigingen en buurthuizen, waarvan de kantineontvangsten samen met de overige fondswervende diensten méér bedroegen dan € 22.689 (voor sportverenigingen € 31.765) tot een bedrag van € 68.067 de mogelijkheid hadden om af te zien van de toepassing van de zogenoemde kantineregeling1 waardoor de exploitatie van de kantine in de btw-heffing werd betrokken?

    Antwoord: ja, in het hiervoor bedoelde geval werden dergelijke ondernemers tot 1 januari 2013 in de btw-heffing betrokken als ze ervoor hadden gekozen om geen gebruik te maken van de kantineregeling.

  • 2 Klopt het dat vanaf 1 januari 2013 de kantineontvangsten van ondernemers als bedoeld bij vraag 1 worden aangemerkt als fondswervende leveringen en daarom (verplicht) zijn vrijgesteld als de kantineontvangsten samen met de overige fondswervende leveringen niet méér bedragen dan € 68.067 per jaar?

    Antwoord: ja, als de exploitatie van de kantine van ondernemers als bedoeld bij vraag 1 wordt aangemerkt als ‘normale bijkomstige activiteit’, is vanaf 1 januari 2013 sprake van fondswervende leveringen2. Fondswervende leveringen zijn (verplicht) vrijgesteld als de totale ontvangsten van dergelijke leveringen (waaronder dus de kantineomzet) niet méér bedragen dan € 68.067 per jaar.

  • 3 Sommige van de bij vraag 1 bedoelde ondernemers hebben in de jaren voorafgaand aan 2013 investeringen gedaan. Deze ondernemers hebben de hiervoor in rekening gebrachte btw in aftrek gebracht omdat de kantine-exploitatie in de btw-heffing werd betrokken. Moet de btw op deze investeringen vanaf 2013 (gedeeltelijk) worden terugbetaald (herzien) als deze ondernemers met de fondswervende leveringen (waaronder de exploitatie van de kantine) een omzet realiseren tussen € 22.689 (€ 31.765) en € 68.067 per jaar?

    Antwoord: nee, ondernemers die vóór 2013 (een) investering(en) hebben gedaan waarvoor de herzieningstermijn3 nog niet is verstreken, kunnen gebruik maken van een overgangsregeling. Deze overgangsregeling houdt in dat deze ondernemers ervoor kunnen kiezen de kantineontvangsten in de btw te blijven betrekken als het totaal van de kantineontvangsten samen met de fondswervende diensten van de ondernemer in een jaar méér bedragen dan € 22.689 (€ 31.765) en minder dan € 68.067 (bij kantineontvangsten boven € 68.067 is de exploitatie van de kantine altijd belast met btw).

    De overgangsregeling geldt ook als vóór 1 januari 2013 een overeenkomst is gesloten tot levering van een investeringsgoed (bijvoorbeeld een nieuwe kantine), maar het investeringsgoed niet vóór 1 januari in gebruik is genomen en er ook nog geen uitgaven zijn gedaan. Ook geldt de overgangsregeling als er vóór 2013 een overeenkomst is gesloten voor de verbouwing van een kantine die wordt afgerond ná 31 december 2012 en die niet kwalificeert als levering voor de btw maar als dienst, omdat er geen nieuw goed ontstaat (er is in wezen geen sprake van nieuwbouw).

    Na afloop van de herzieningstermijn4 vallen de kantineontvangsten (verplicht) onder de vrijstelling als deze (samen met de overige fondswervende leveringen) minder bedragen dan € 68.067.

  • 4 Hoe moet de ondernemer die van de bij vraag 3 vermelde overgangsregeling gebruik maakt, handelen als de kantineontvangsten (samen met de fondswervende diensten) in een jaar onder de grens van € 22.689 (€ 31.765) zakken?

    Antwoord: in dat geval geldt de wettelijke vrijstelling in dat jaar ook voor de kantineactiviteiten. De op de investeringen in aftrek gebrachte btw moet worden herzien (jaarlijks voor 1/10 deel bij onroerende zaken en 1/5 deel bij roerende investeringsgoederen).

  • 5 Moet de ondernemer die van deze regeling gebruik maakt op de gewone wijze btw-aangifte (blijven) doen?

    Antwoord: ja.

  • 6 Kunnen de in artikel 11, lid 1, letter v, van de wet, bedoelde ondernemers, die fondswervende leveringen (waaronder exploitatie van de kantine) verrichten waarvan het totale bedrag minder is dan € 68.067, de btw in aftrek brengen voor investeringen die zijn gedaan ná 31 december 2012?

    Antwoord: nee, zolang de hier bedoelde ontvangsten minder bedragen dan € 68.067 zijn deze ontvangsten vrijgesteld van btw. De btw op investeringen kan dan niet in aftrek worden gebracht.

Dit is alleen anders als de ondernemers vóór 2013 investeringen hebben gedaan en gebruik maken van de bij vraag 3 vermelde overgangsregeling. In die situatie kan de btw op de ná 2012 gedane uitgaven die toerekenbaar zijn aan de belaste prestaties in aftrek worden gebracht. Als de herzieningsperiode is verstreken van de investeringen waarvoor de overgangsregeling geldt en de kantineontvangsten (samen met de overige fondswervende leveringen) bedragen minder dan € 68.067, dan is de kantine-exploitatie verplicht vrijgesteld. De btw die in aftrek is gebracht vanwege de ná 31 december 2012 gedane investeringen (aan de vereniging (op)geleverde onroerende zaken en roerende goederen) zal dan (jaarlijks) moeten worden herzien (terugbetaald).

Voorbeeld:

Een sportvereniging heeft besloten een nieuwe kantine te bouwen. In 2012 is met een aannemer een overeenkomst gesloten voor de bouw van de kantine en wordt begonnen met de bouw. De sportvereniging neemt de kantine in gebruik in 2013. De kantineontvangsten bedragen in 2012 € 50.000. De sportvereniging heeft geen andere fondswervende activiteiten. De sportvereniging ziet in 2012 af van toepassing van de kantineregeling. Omdat de kantineontvangsten boven de grens van € 31.765 uitkomen, is de kantine-exploitatie belast. De sportvereniging brengt de btw in aftrek die toerekenbaar is aan de bouw van de kantine.

In de jaren 2013 t/m 2019 blijven de kantineontvangsten ongewijzigd € 50.000. Vanaf 1 januari 2013 geldt het geactualiseerde besluit Omzetbelasting. Fondswerving en kantines (BLKB 2012/1982M). De kantineontvangsten van € 50.000 vallen binnen de grens voor vrijgestelde fondswervende leveringen van € 68.067 en zijn in beginsel (verplicht) vrijgesteld. Echter, omdat in 2012 al een overeenkomst voor de bouw van de kantine is gesloten, kan de vereniging de regeling voortzetten zoals die gold tot 31 december 2012. De kantineontvangsten zijn belast met btw, de vereniging doet op de gewone wijze btw-aangifte en hoeft de ter zake van de bouw van de kantine in aftrek gebrachte btw niet te herzien. De vereniging kan de kantineontvangsten (mits boven de € 31.765) in de btw-heffing blijven betrekken tot en met 2022. De vereniging kan er uiteraard op elk moment voor kiezen de wettelijke regeling toe te passen. De kantine-exploitatie is dan vrijgesteld. Als de vereniging van deze mogelijkheid gebruik maakt, en er zijn nog geen negen jaren verstreken na het jaar van eerste ingebruikname van de kantine, moet de ter zake van de bouw van de kantine in aftrek gebrachte btw worden herzien. Als de vereniging ervoor heeft gekozen de wettelijke regeling toe te passen, kan daarna geen gebruik meer worden gemaakt van het tot 1 januari 2013 bestaande beleid.

In 2019 schaft de vereniging een nieuwe kassa (roerend investeringsgoed) aan voor gebruik in de kantine. Omdat de kantine-exploitatie in het jaar 2019 belast is, kan de vereniging de voorbelasting op de kassa in aftrek brengen. Als de kantine-exploitatie in één van de volgende vier jaren vrijgesteld gaat plaatsvinden (bijvoorbeeld omdat de herzieningstermijn van de kantine is verstreken en de kantineomzet onder de € 68.067 blijft), moet de voorbelasting op de kassa jaarlijks voor 1/5 deel worden herzien.

In 2020 zijn de kantineontvangsten € 20.000. De kantine-exploitatie valt dan (verplicht) onder de btw-vrijstelling. Dit heeft tot gevolg dat in dat jaar zowel de btw op de bouw van de kantine (1/10 deel) als de btw op de aanschaf van de kassa (1/5 deel) moet worden herzien (terugbetaald).

In 2021 en 2022 zijn de kantineontvangsten weer € 50.000. De vereniging kan in die jaren de kantine-exploitatie weer in de btw-heffing betrekken, omdat de negen jaren na ingebruikname van de kantine nog niet zijn versteken. In die jaren hoeft de btw die in aftrek is gebracht ter zake van de bouw van de kantine en de aanschaf van de kassa niet worden herzien (terugbetaald).

In 2023 zijn de kantineontvangsten van de vereniging nog steeds € 50.000. De negen jaren na ingebruikname van de kantine zijn verstreken. De kantine-exploitatie valt nu (verplicht) onder de btw-vrijstelling. De in aftrek gebrachte btw ter zake van de kassa moet in het jaar 2023 voor 1/5 deel worden herzien (terugbetaald).

6. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 14 februari 2013

De

Staatssecretaris

van Financiën,

F.H.H. Weekers

  1. Zoals opgenomen in de besluiten van 20 december 2011, nr. BLKB2011/2594M en 20 december 2012, nr. BLKB 2012/1982M. ^ [1]
  2. In het geactualiseerde besluit Omzetbelasting. Fondswerving en kantines (BLKB 2012/1982M) zijn onder meer verwerkt de arresten van het HvJ van 10 maart 2011,nrs. C-497/09, C-499/09, C-501/09 en C-502/09, waardoor kantineactiviteiten met ingang van 1 januari 2013 niet meer als diensten maar als leveringen worden aangemerkt. ^ [2]
  3. artikel 15, lid 4,van de wet en artikelen 12 en 13, van de uitvoeringsbeschikking. ^ [3]
  4. Voor onroerende zaken negen jaar en voor roerende investeringsgoederen vier jaar na het jaar van ingebruikname. ^ [4]
Naar boven