lid 1
                                             
                                          
                                          Dit artikel somt de vormen van afwezigheid op die voor vervanging, bekostigd ten laste
                                             van het Vervangingsfonds, in aanmerking komen.
                                          
                                          
                                             Grote schoolbesturen (eigen risicodragers)
                                             
                                          
                                          Met uitzondering van ziekteverlof, komen alle in artikel 2 genoemde vormen van verlof
                                             vanaf de eerste dag van afwezigheid voor bekostigde vervanging in aanmerking. Bij
                                             de vervanging van onderwijsondersteunend personeel en bovenschools management, dient
                                             echter wel rekening te worden gehouden met de in de artikel 23 en 23B genoemde wachttijd.
                                          
                                          
                                             Ziekteverlof
                                             
                                          
                                          Bij ziekteverlof als afwezigheidsgrond wordt bepaald dat het bevoegd gezag de in artikel 2, tweede en derde lid, artikel 4, vierde lid, en artikel 5, gestelde voorschriften uit de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’ (25 maart 2002, Stcrt. 2002, 60) in acht neemt. Dit houdt ondermeer in dat, als er
                                             naar het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst sprake is van dreigend langdurig
                                             ziekteverzuim, het bevoegd gezag binnen 6 weken na de eerste ziektedag van betrokkene
                                             een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst moet hebben gevraagd. Als pas na
                                             6 weken blijkt dat het verzuim langdurig dreigt te worden, moet er op dat moment ogenblikkelijk
                                             advies gevraagd worden. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het bedoelde oordeel
                                             in het dossier aanwezig is. Alleen bij kortdurend verzuim is een oordeel van de bedrijfsarts
                                             of de arbodienst niet voorgeschreven.
                                          
                                          
                                          
                                             Uit de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’:
                                             
                                          
                                          
                                             Artikel 2. Gegevensverstrekking aan de bedrijfsarts of de arbodienst
                                          
                                          (...)
                                          
                                          
                                             - 
                                                
1. De werkgever verlangt indien er naar de verwachting van de bedrijfsarts of de arbodienst
                                                   sprake is van dreigend langdurig ziekteverzuim, binnen zes weken na de eerste dag
                                                   van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid een oordeel van de bedrijfsarts of
                                                   de arbodienst over het desbetreffende ziektegeval.
                                              
                                             - 
                                                
2. De werkgever verlangt onverwijld een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst
                                                   als bedoeld in het tweede lid indien eerst na zes weken blijkt dat het ziekteverzuim
                                                   naar de verwachting van de bedrijfsarts of de arbodienst langdurig dreigt te zijn.
                                              
                                          
                                          
                                          
                                             Artikel 4. Het plan van aanpak
                                          
                                          (...)
                                          
                                          
                                             - 
                                                
3. De werkgever draagt er zorg voor dat de bedrijfsarts of de arbodienst de werknemer
                                                   regelmatig hoort over het verloop van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid
                                                   en verlangt indien het verloop van de ongeschiktheid naar het oordeel van de bedrijfsarts
                                                   of de arbodienst bijstelling van het plan van aanpak noodzakelijk maakt, hieromtrent
                                                   onverwijld advies van de bedrijfsarts of de arbodienst aan zichzelf en de werknemer.
                                                Uit de toelichting op de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’:
                                                (...) Hoewel ook voor dit contact geldt dat niet voorzien is in een minimumfrequentie,
                                                   geldt hier eveneens dat bij een contact van eens in de zes weken in zijn algemeenheid
                                                   aan de vereiste regelmaat zal zijn voldaan.
                                              
                                          
                                          
                                          
                                             Artikel 5. Afwijken van termijnen
                                          
                                          Van de termijnen, bedoeld in artikel 2 en 4, kan door de werkgever en de werknemer gemotiveerd worden afgeweken.
                                          
                                          
                                          Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het dossier aanwezig zijn:
                                          
                                          
                                             - 
                                                
1. het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst, zoals bedoeld in artikel 2;
                                              
                                             - 
                                                
2. documenten waarmee wordt aangetoond dat de bedrijfsarts of arbodienst de werknemer
                                                   regelmatig hoort, zoals bedoeld in artikel 4;
                                              
                                             - 
                                                
3. documenten waarmee wordt aangetoond dat gemotiveerd van de in artikel 2 en 4 genoemde termijnen wordt afgeweken.
                                              
                                          
                                          
                                          
                                             vakbondsfaciliteiten
                                             
                                          
                                          Vakbondsfaciliteiten waarvoor de Minister rechtstreeks de kosten van vervanging vergoedt,
                                             ook bekend als het structureel verlof voor overleg- en advieswerkzaamheden, kunnen
                                             niet ten laste van het Vervangingsfonds worden vervangen. De Minister verleent faciliteiten
                                             voor verlof in verband met SLO, LPC, CITO en andere overleg- en advieswerkzaamheden;
                                             daar kan dus evenmin sprake zijn van bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds.
                                          
                                          De te volgen procedure in deze gevallen is de volgende: leraar A heeft buitengewoon
                                             verlof in verband met een regeling waarvoor de Minister faciliteiten verstrekt; die
                                             faciliteiten houden bijvoorbeeld toekenning van extra budget in. Voor de vervanging
                                             van leraar A wordt gebruik gemaakt van dit extra budget en wordt geen beroep op het
                                             Vervangingsfonds gedaan. Met dit extra budget wordt op de school leraar B aangesteld.
                                             Indien leraar B uitvalt, dan kan zijn vervanging wel ten laste van het Vervangingsfonds
                                             bekostigd worden.
                                          
                                          
                                             artikel 8.6 CAO-PO
                                             
                                          
                                          Afwezigheid van onderwijsondersteunend personeel wegens vakantieverlof dat – met toepassing
                                             van artikel 8.6 CAO-PO – na intrekking door het bevoegd gezag opnieuw verleend wordt,
                                             komt eveneens in aanmerking voor vervanging bekostigd ten laste van het Vervangingsfonds;
                                             het spreekt vanzelf dat de bepalingen omtrent wachtdagen daarbij wel van toepassing
                                             blijven.
                                          
                                          
                                             artikel 8.7 CAO-PO
                                             
                                          
                                          Uitgangspunt van het Reglement is dat uitsluitend verlof voor zover verleend met behoud
                                             van loon voor bekostigde vervanging in aanmerking komt. Onder buitengewoon verlof
                                             als bedoeld in artikel 8.7 CAO-PO valt o.a. het zogenaamde ’calamiteitenverlof’.
                                          
                                          
                                             vervroegd re-integratietraject
                                             
                                          
                                          Voor werknemers uit de marktsector die na ontslag onder de re-integratieverantwoordelijkheid
                                             van UWV vallen, biedt de WW de mogelijkheid om vanaf 4 maanden voor hun ontslag CWI
                                             te verzoeken te bepalen of een vroegtijdig re-integratietraject noodzakelijk is, en
                                             zo ja, dit in te zetten. Ook voor werknemers in het primair onderwijs bestaat de mogelijkheid
                                             van een vroegtijdig re-integratietraject. Wanneer werkgever, werknemer en CWI een
                                             vervroegd trajectzinvol achten, en er is voldaan aan de voorwaarden die het Participatiefonds
                                             stelt, kan de werknemer die een dergelijk traject volgt ten laste van het Vervangingsfonds
                                             worden vervangen.
                                          
                                          
                                             voorwaarde van extra kosten
                                             
                                          
                                          Het Reglement biedt aan de bevoegde gezagsorganen een aanspraak op bekostiging indien
                                             daadwerkelijk vervangen wordt volgens het bepaalde in dit Reglement en voor zover
                                             er aan die vervanging voor het bevoegd gezag extra kosten zijn verbonden. Kernpunt
                                             in de systematiek is dat er sprake moet zijn van afwezigheid in de zin van artikel
                                             2 en dat er materieel sprake is van vervanging en van vervangingskosten.
                                          
                                          Een personeelslid dat verplicht verzekerd is kan in principe niet met vervanging voor
                                             rekening van het Vervangingsfonds worden belast.
                                          
                                          Een personeelslid dat verplicht verzekerd is kan uitsluitend tijdelijk voor vervanging
                                             worden ingezet, als hiermee kan worden voorkomen dat het bevoegd gezag als gevolg
                                             van een daling van de formatie tot ontslag moet overgaan. Dit personeelslid dient
                                             na afloop van de vervanging weer als verplicht verzekerd te worden aangemerkt.
                                          
                                          Inzet van een verplicht verzekerd personeelslid in een door het Vervangingsfonds bekostigde
                                             vervangingspool is toegestaan.
                                          
                                          
                                             geen bekostigde vervanging mogelijk
                                             
                                          
                                          
                                             - 
                                                
1. Personeel dat afwezig is omdat gebruik wordt gemaakt van de levensloopregeling komt
                                                   niet voor bekostigde vervanging in aanmerking.
                                              
                                             - 
                                                
2. Personeel dat gebruik maakt van betaald danwel onbetaald ouderschapsverlof komt niet
                                                   voor bekostigde vervanging in aanmerking (artikelen 8.19, 8.20 en 8.21 CAO-PO).
                                              
                                             - 
                                                
3. Personeel dat gebruik maakt van vormen van overig onbetaald verlof komt niet voor
                                                   bekostigde vervanging in aanmerking (artikelen 8.11, 8.12, 8.13 en 8.15 CAO-PO). Verlof
                                                   dat in beginsel wordt verleend zonder behoud van loon wordt aangemerkt als overig
                                                   onbetaald verlof.
                                              
                                          
                                          
                                          
                                             lid 2
                                             
                                          
                                          Voorbeelden van vermindering van de periode van eigen risico voor grote schoolbesturen
                                             (eigen risicodragers):
                                          
                                          
                                             - 
                                                
• Indien de eerste dag van afwezigheid betreft 29 november 2010 bedraagt de periode
                                                   voor 1 augustus 2011 35 weken. Dit betekent dat de periode van het eigen risico van
                                                   52 weken wordt verminderd met 35 weken en dus is de eerste dag waarop aanspraak bestaat
                                                   op bekostigde vervanging 28 november 2011.
                                              
                                             - 
                                                
• Eerste dag van afwezigheid betreft 1 februari 2011, dan is de eerste dag, waarop aanspraak
                                                   bestaat op bekostigde vervanging 31 januari 2012.