Komt de toetsingscommissie tot het oordeel dat er onzorgvuldig is gehandeld, omdat
                                             er geen sprake was van uitzichtloos en/of ondraaglijk lijden, althans dat niet boven
                                             enige twijfel is verheven dat daarvan sprake was, dan is in beginsel strafrechtelijk
                                             vervolging geïndiceerd. Deze zorgvuldigheidseis is van zo wezenlijk belang, dat indien
                                             getwijfeld wordt of er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, de arts
                                             onmiddellijk een strafrechtelijk relevant verwijt kan worden gemaakt.
                                          
                                          Indien de commissie niet kon vaststellen of er sprake was van uitzichtloos en/of ondraaglijk
                                             lijden, doordat er geen consultatie heeft plaatsgevonden of de verslaglegging door
                                             de arts gebrekkig was, dan ligt strafrechtelijke vervolging in beginsel eveneens in
                                             de rede. Objectief gezien kan er in die gevallen dus wel sprake zijn geweest van uitzichtloos
                                             en ondraaglijk lijden, maar dat is achteraf niet te herleiden (zie ook 5.4). Een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk vooronderzoek is geïndiceerd.
                                          
                                          Het begrip uitzichtloos en ondraaglijk lijden laat ruimte voor de concrete omstandigheden
                                             van het geval. De uitzichtloosheid van het lijden dient te worden geobjectiveerd.
                                             Volgens geobjectiveerde medische maatstaven moet worden nagegaan of de situatie van
                                             de patiënt nog te verbeteren is. Als deze vraag ontkennend wordt beantwoord ontbreekt
                                             een reëel behandelperspectief. Een behandelperspectief is reëel indien er naar huidig
                                             medisch inzicht bij adequate behandeling zicht op verbetering is, binnen afzienbare
                                             termijn en met een redelijke verhouding tussen de te verwachten resultaten en de belasting
                                             van de behandeling voor de patiënt.
                                          
                                          De ondraaglijkheid van het lijden dient voor de arts invoelbaar te zijn. De vaststelling
                                             dat sprake was van ondraaglijkheid van het lijden komt neer op een marginale toetsing
                                             of de behandelend arts in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat sprake was van
                                             ondraaglijk lijden.
                                          
                                          Lijden bestaat niet alleen uit pijn, maar bijvoorbeeld ook uit invaliditeit, immobiliteit,
                                             (toenemende) afhankelijkheid, angst om te stikken etc.
                                          
                                          De wet stelt niet als vereiste dat een patiënt in de stervensfase verkeert.
                                          
                                          Het lijden kan voortkomen uit een lichamelijke of een psychische ziekte; het moet
                                             gaan om een medisch classificeerbare ziekte of aandoening. Bij een psychische ziekte
                                             vereist naast de behandelbaarheid en de uitzichtloosheid met name ook de weloverwogenheid
                                             van het verzoek een extra nauwkeurige beoordeling.
                                          
                                          Dat euthanasie en hulp bij zelfdoding niet zonder meer is uitgesloten op de enkele
                                             grond dat het ondraaglijk en uitzichtloos lijden van een patiënt niet een somatische
                                             oorzaak heeft en de patiënt niet in de stervensfase verkeert, volgt reeds uit het
                                             Chabot-arrest. Aan het lijden moet wel een medische dimensie zitten. In het Schoonheim-arrest
                                             heeft de Hoge Raad ook de steeds verdergaande ontluistering van de persoon en het
                                             vooruitzicht om niet meer waardig te kunnen sterven aanvaard als grond voor levensbeëindiging
                                             op verzoek. De ‘klaar met leven’-problematiek valt echter buiten de wet (MvA en TK
                                             II 2000–2001, 26 691, nr 26). Wanneer sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden
                                             kan ook bij patiënten met Alzheimer euthanasie of hulp bij zelfdoding gerechtvaardigd
                                             zijn. De PG heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zo’n geval wel noodzakelijk
                                             is dat sprake is van een situatie als beschreven in het Chabot-arrest (TK 2003–2004,
                                             Aanhangsel van de handelingen 1817 en 2117).