Organisatie- en mandaatbesluit BZK-BES 2012

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 04-07-2012 t/m heden

Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 juni 2012, nr. 2012-262679, houdende verlening van mandaat en machtiging van bevoegdheden van het bevoegd gezag ten aanzien van de rijksambtenaren BES (Organisatie en mandaatbesluit BZK-BES 2012)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 4 van de Ambtenarenwet BES, de artikelen 21, eerste lid, en 33, eerste lid, van de Veiligheidswet BES, het Organisatiebesluit BZK 2010 en het Mandaatbesluit BZK 2009;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. de Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. directeur-generaal: de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties;

  • c. gemandateerd korpsbeheerder: de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie aan wie de bevoegdheden van de Minister van Veiligheid en Justitie als korpsbeheerder van het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba en van het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gemandateerd;

  • d. directeur-generaal Politie: de directeur-generaal Politie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

  • e. bevoegdheden van het bevoegd gezag: de bevoegdheden die bij of krachtens de Ambtenarenwet BES en de artikelen 21 en 33 van de Veiligheidswet BES aan het bevoegd gezag toekomen, voor wat betreft de ambtenaren in dienst van de Staat;

  • f. politiekorps: korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • g. brandweerkorps: het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijk gesteld de verlening van machtiging om in naam van de Minister handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Paragraaf 2. Organisatie

Artikel 3

  • 2 De Rijksdienst Caribisch Nederland staat onder leiding van een directeur.

  • 3 De Rijksdienst Caribisch Nederland heeft tot taak een structurele bijdrage te leveren aan de uitvoering van taken en rijkstaken op Bonaire, Sint Eustatius en Saba door middel van:

    • a. het uitvoeren van taken in opdracht van Nederlandse ministeries die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zelf taken gaan uitvoeren en het bieden van bedrijfsvoeringsondersteuning aan Nederlandse ministeries en overheidsorganen;

    • b. het uitvoeren van taken in opdracht van Nederlandse ministeries en (andere) overheidsorganen;

    • c. het optreden als loket voor taken die door Nederlandse ministeries uitgevoerd worden of die door instanties van andere (ei-)landen uitgevoerd worden.

Paragraaf 3. Bevoegdheden directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties

Artikel 4

  • 2 Van het mandaat zijn uitgezonderd de bevoegdheden van het bevoegd gezag voor zover die betrekking hebben op de ambtenaren die zijn of worden geplaatst bij het politiekorps of het brandweerkorps.

  • 3 Ten aanzien van de ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat van de directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties is het Mandaatbesluit BZK 2009 van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De directeur-generaal is bevoegd tot het verlenen van ondermandaat van de in het eerste lid, bedoelde bevoegdheden, onderscheidenlijk tot het beperken of het intrekken daarvan.

  • 5 Indien onder toepassing van het vierde lid, voor gevallen als bedoeld in het eerste lid, ondermandaat wordt verleend aan de Directeur van de Rijksdienst Caribisch Nederland is deze bevoegd, met uitzondering van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, onder a, tot het verlenen van ondermandaat aan de onder hem ressorterende functionarissen alsmede aan hoofden van departementale diensten in Caribisch Nederland, indien dit in de afgesloten dienstverleningsovereenkomst is overeengekomen.

Paragraaf 4. Bevoegdheden gemandateerd korpsbeheerder

Artikel 5

Onverminderd de artikelen 2.1, met uitzondering van onderdeel k, en 3.2, onderdeel h, van het Mandaatbesluit BZK 2009 wordt aan de gemandateerd korpsbeheerder mandaat verleend ten aanzien van de bevoegdheden van het bevoegd gezag van de ambtenaren van politie van het politiekorps en van het brandweerkorps, voor zover deze aangelegenheden naar aard en inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door de Minister dienen te worden afgedaan.

Artikel 6

  • 1 Het mandaat, bedoeld in artikel 5, eerste lid, strekt zich in ieder geval uit tot:

    • a. besluitvorming tot het aanstellen, het bevorderen, het schorsen, het opleggen van disciplinaire maatregelen en het ontslaan van ambtenaren die zijn of worden geplaatst bij politiekorps of het brandweerkorps;

    • b. besluitvorming tot bezoldiging en het toekennen van vergoedingen en toelagen van ambtenaren die zijn of worden geplaatst bij politiekorps of het brandweerkorps;

    • c. de beëdiging van ambtenaren die zijn geplaatst bij politiekorps of brandweerkorps;

    • d. het voeren van functioneringsgesprekken en de daarop gebaseerde beoordelingen van de ambtenaren die zijn geplaatst bij politiekorps of het brandweerkorps;

    • e. het toekennen en intrekken van enigerlei vorm van vakantie en verlof aan ambtenaren die zijn geplaatst bij politiekorps of het brandweerkorps;

    • f. het vertegenwoordigen van de Minister namens de Staat der Nederlanden in gerechtelijke procedures met betrekking tot een personele aangelegenheid van het politiekorps en van het brandweerkorps.

  • 2 De gemandateerd korpsbeheerder is bevoegd, in overeenstemming met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tot het verlenen van ondermandaat van de in artikel 5 bedoelde bevoegdheden aan de directeur-generaal Politie, onderscheidenlijk tot het beperken of intrekken daarvan.

  • 3 De directeur-generaal Politie is bevoegd, in overeenstemming met de Minister, tot het verlenen van ondermandaat van de in het eerste lid, bedoelde bevoegdheden aan de korpschef van het politiekorps of de algemeen commandant van het brandweerkorps, onderscheidenlijk tot het beperken of het intrekken daarvan.

Artikel 7

  • 1 In afwijking van het Mandaatbesluit BZK 2009 vindt ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat aan de gemandateerd korpsbeheerder met betrekking tot de bevoegdheden van het bevoegd gezag op basis van dit besluit plaats op de volgende wijze:

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

    namens deze,

    (handtekening)

    (naam)

    Secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

  • 2 Voor zover op basis van artikel 6, tweede lid, ondermandaat is verleend vindt in afwijking van het Mandaatbesluit BZK 2009 ondertekening van besluiten en stukken op grond van het mandaat van de gemandateerd korpsbeheerder met betrekking tot de bevoegdheden van het bevoegd gezag op basis van dit besluit plaats op de volgende wijze:

    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

    namens deze,

    (handtekening)

    (naam)

    (functie)

Paragraaf 5. Overige bepalingen

Artikel 9

Besluiten of handelingen van de directeur-generaal Politie, de korpschef van het politiekorps, de algemeen commandant van het brandweerkorps of de directeur van de Rijksdienst Caribisch Nederland ten aanzien van het bevoegd gezag van de ambtenaren die zijn geplaatst bij het politiekorps of het brandweerkorps, die zijn genomen of verricht in de periode van 14 oktober 2010 tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit, zijn genomen of verricht namens de Minister.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W.E. Spies

Naar boven