Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012

Geraadpleegd op 27-12-2025.
Toekomstige tekst vanaf 01-01-2026.
Ga naar eerste onderdeel, gewijzigd per 01-01-2026.

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 april 2012, nr. IVV/OOG/2012/6311, houdende nadere regels in verband met aanpassing van de hoogte van de uitkering aan het woonland (Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 12, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, de artikelen 17, derde lid, 18, derde lid, 25, tweede lid, 29, derde lid, 29a, achtste lid, en 67, twaalfde lid, van de Algemene nabestaandenwet, artikel 2, tiende en elfde lid, van de Wet op het kindgebonden budget en artikel 62, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

Besluit:

Artikel 1. Woonlandfactor

Het percentage, bedoeld in de artikelen 12, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 17, derde lid, 18, vierde lid, 29, derde lid, 29a, zesde lid, en 67, negende lid, van de Algemene nabestaandenwet, 2, elfde en twaalfde lid, van de Wet op het kindgebonden budget en 62, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, voor een woonland anders dan:

  • a. Nederland,

  • b. een van de andere lidstaten van de Europese Unie,

  • c. een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en

  • d. Zwitserland;

    bedraagt het in de bijlage bij deze regeling opgenomen percentage.

Artikel 2. Hoogte kindgebonden budget bij aanspraak voor meer dan een kind

  • 1 Indien:

    • a. de ouder aanspraak heeft op kindgebonden budget voor meer dan een kind; en

    • b. voor een of meer van die kinderen voor de toepassing van de Algemene Kinderbijslagwet een ander land dan een van de in artikel 1, onder a tot en met d, bedoelde landen als woonland in aanmerking wordt genomen,

    wordt voor de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget het hoogste bedrag aan kindgebonden budget op grond van artikel 2, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet op het kindgebonden budget en de verhoging, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget gekoppeld aan het kind dat woont in het land met het hoogste percentage, bedoeld in artikel 1, en wordt vervolgens steeds het daarop volgende hoogste bedrag aan kindgebonden budget gekoppeld aan het kind dat woont in het land met het daarop volgende hoogste percentage. Bij een gelijk percentage wordt het hoogste bedrag aan kindgebonden budget gekoppeld aan het kind met de hoogste leeftijd.

Artikel 2a. Grondslag

Deze regeling berust mede op de artikelen 2, twaalfde lid, van de Wet op het kindgebondenbudget, 18, vierde lid, 29a, zesde lid, en 67, negende lid, van de Algemene nabestaandenwet.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt voor wat betreft de artikelen I, II, III en IV van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid in werking op het tijdstip waarop de respectievelijke artikelen of onderdelen daarvan in werking treden.

Artikel 4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 april 2012

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.G.J. Kamp

Bijlage als bedoeld in artikel 1 van de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012

[Wijziging per 01-01-2026.]

In de tabel zijn de woonlandfactoren opgenomen zoals deze van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2026. Hierbij wordt opgemerkt dat soms een woonlandfactor verandert ten gevolge van een wijziging in een bilateraal socialezekerheidsverdrag. Deze wijzigingen hebben rechtstreekse werking. Dit betekent dat ze worden toegepast zonder dat daarvoor de tabel hoeft te worden gewijzigd. Bij de eerstvolgende herziening van de tabel met woonlandfactoren worden dergelijke wijzigingen alsnog in de tabel verwerkt.

In de tabel wordt via sterretjes inzichtelijk gemaakt dat er verschillen gelden voor de toepassing van het woonlandbeginsel voor de Algemene nabestaandenwet, de WGA-vervolguitkering en de eventuele toeslagen daarop enerzijds en de kinderbijslag en het kindgebonden budget anderzijds.

*: Wanneer in de tabel een * is opgenomen bij een land geldt dat het woonlandbeginsel alleen buiten toepassing blijft voor de Algemene nabestaandenwet, de WGA-vervolguitkering en de eventuele toeslag daarop vanwege het bilaterale socialezekerheidsverdrag tussen dat land en Nederland. Voor de kinderbijslag en het kindgebonden budget kan in dat geval het woonlandbeginsel wel worden toegepast.

**: Wanneer in de tabel ** is opgenomen bij een land geldt dat voor dat land vanwege het bilaterale socialezekerheidsverdrag tussen dat land en Nederland het woonlandbeginsel voor geen enkele wet mag worden toegepast.

Land

Woonlandfactor 2026

Afghanistan

30%

Albanië

50%

Algerije

40%

Andorra

80%

Angola

40%

Antigua en Barbuda

90%

Argentinië*

60%

Armenië

50%

Aruba

100%

Australië**

100%

Azerbeidzjan

40%

Bahama's

100%

Bahrein

60%

Bangladesh

40%

Barbados

100%

Belarus

40%

Belize*

70%

Benin

50%

Bhutan

50%

Bolivia

50%

Bonaire

70%

Bosnië en Herzegovina**

50%

Botswana

50%

Brazilië

60%

Brunei Darussalam

50%

Burkina Faso

40%

Burundi

30%

Cambodja

40%

Canada**

100%

Centraal-Afrikaanse Republiek

50%

Chili*

70%

China

70%

Colombia

50%

Comoren

50%

Congo, Democratische Republiek

50%

Congo, Republiek

50%

Costa Rica

80%

Cuba

70%

Curaçao

90%

Djibouti

70%

Dominica

70%

Dominicaanse Republiek

60%

Ecuador*

50%

Egypte*

30%

El Salvador

60%

Equatoriaal-Guinea

50%

Eritrea

50%

Eswatini

40%

Ethiopië

60%

Fiji

50%

Filipijnen*

50%

Gabon

50%

Gambia

40%

Georgië

40%

Ghana

40%

Grenada

80%

Guatemala

60%

Guinee

50%

Guinee-Bissau

50%

Guyana

50%

Haïti

70%

Honduras

60%

Hong Kong SAR, China*

90%

India

30%

Indonesië**

40%

Irak

50%

Iran

40%

Israël

100%

Ivoorkust

50%

Jamaica

80%

Japan*

90%

Jemen

50%

Jordanië*

60%

Kaapverdië

60%

Kameroen

40%

Kazachstan

50%

Kenia

40%

Kirgizië

40%

Kiribati

80%

Koeweit

80%

Kosovo

50%

Laos

30%

Lesotho

40%

Libanon

60%

Liberia

60%

Libië

60%

Macau SAR, China

80%

Madagaskar

40%

Malawi

40%

Maldiven

70%

Maleisië

40%

Mali

40%

Marokko1

50%

Marshalleilanden

100%

Mauritanië

40%

Mauritius

50%

Mexico

70%

Micronesia

100%

Moldavië

50%

Monaco*

100%

Mongolië

40%

Montenegro**

50%

Mozambique

50%

Myanmar

30%

Namibië

50%

Nauru

100%

Nepal

40%

Nicaragua

40%

Nieuw-Zeeland**

100%

Niger

50%

Nigeria

40%

Noord-Macedonië*

50%

Oeganda

40%

Oekraïne

40%

Oezbekistan

40%

Oman

70%

Pakistan

30%

Palau

100%

Panama*

60%

Papoea-Nieuw-Guinea

80%

Paraguay*

50%

Peru

60%

Qatar

80%

Russische Federatie

40%

Rwanda

40%

Saba

70%

Saint Kitts en Nevis

90%

Saint Lucia

70%

Saint Vincent en de Grenadines

70%

Salomonseilanden

90%

Samoa

80%

San Marino

100%

Sao Tomé en Principe

60%

Saoedi-Arabië

70%

Senegal

50%

Servië**

60%

Seychellen

70%

Sierra Leone

30%

Singapore

80%

Sint Eustatius

70%

Sint Maarten (Frans gedeelte)

100%

Sint Maarten (Nederlands deel)

100%

Soedan

100%

Somalië

50%

Sri Lanka

40%

Suriname**

40%

Syrië

50%

Tadzjikistan

30%

Taiwan

80%

Tanzania

40%

Thailand*

40%

Timor-Leste

40%

Togo

40%

Tonga

60%

Trinidad en Tobago

70%

Tsjaad

50%

Tunesië**

40%

Turkije2

40%

Turkmenistan

60%

Tuvalu

100%

Uruguay

90%

Vanuatu

100%

Venezuela

60%

Verenigd Koninkrijk3

100%

Verenigde Arabische Emiraten

80%

Verenigde Staten**

100%

Vietnam

40%

Westelijke Jordaanoever en Gaza

70%

Zambia

40%

Zimbabwe

70%

Zuid-Afrika**

50%

Zuid-Korea**

80%

Zuid-Soedan

50%

1 Voor Marokko gelden de verdragsrechtelijke afspraken over de woonlandfactor zoals vastgelegd in het op 4 juni 2016 getekende Protocol tot wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, zoals gewijzigd en ondertekend op 30 september 1996 en op 24 juni 2002 (Trb.  2016/67). De woonlandfactor uit deze tabel geldt daarom alleen voor personen die werken in het algemeen belang voor zover zij na 1 januari 2021 op grond van het Besluit regels export uitkeringen recht op kinderbijslag hebben voor een in Marokko wonend kind.

2 Met betrekking tot Turkije geldt voor Anw- en WGA-vervolguitkeringen die worden geëxporteerd op grond van het Associatieraadsbesluit dat het woonlandbeginsel niet toegepast kan worden evenals voor de Turkse gerechtigden op kinderbijslag voor kinderen in Turkije onder de reikwijdte van de uitspraak CRvB van 14 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:510).

3 Voor het Verenigd Koninkrijk geldt dat het woonlandbeginsel niet toegepast kan worden als het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, het Handelsakkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk of het bilaterale sociale zekerheidsverdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk zich tegen toepassing van het woonlandbeginsel verzet.