Gebruik
                                        
                                       [Regeling vervallen per 01-01-2013]
                                     
                                    
                                       
                                       
                                       Door het gebruik van richtlijnen bij de beoordeling van strafzaken wordt het uitgangspunt
                                          van denken bepaald aangaande de passende sanctie. Doel van richtlijnen is dit uitgangspunt
                                          landelijk uniform te maken, ongeacht de plaats of de persoon van de beoordelaar. De
                                          beoordeling van een strafzaak geschiedt in twee fasen. Tijdens de eerste fase bepaalt
                                          de beoordelaar aan de hand van de richtlijnen welke sanctie passend zou zijn in soortgelijke
                                          strafzaken, gezien de gepleegde feiten en de geobjectiveerde beoordelingscriteria.
                                          De tweede fase van de beoordeling vergt het inzicht en de ervaring van de beoordelaar
                                          om te bepalen of het gevonden uitgangspunt van denken passend is in de specifieke
                                          strafzaak die ter beoordeling voorligt. Dat hierbij in voorkomende gevallen gemotiveerd
                                          van de richtlijnen kan worden afgeweken spreekt voor zich. In een aantal gevallen
                                          is in de richtlijn zelf opgenomen dat overleg met de officier van justitie is geïndiceerd
                                          om te komen tot een op maat gesneden sanctie.
                                       
                                       De toegankelijkheid van de richtlijnen is verbeterd door een eenvormige structuur
                                          van alle richtlijnen; door de vaste opbouw is in één oogopslag de kern van de richtlijn
                                          voor de beoordelaar duidelijk. In de richtlijnen wordt uitgegaan van het delict in
                                          zijn meest eenvoudige verschijningsvorm. Door middel van geobjectiveerde beoordelingsfactoren
                                          met gestandaardiseerde invloed op strafmaat en modaliteit wordt een eenduidige normstelling
                                          bereikt voor de sanctie die in een dergelijke situatie geïndiceerd is. De richtlijnen
                                          vormen één samenhangend geheel, hetgeen gerealiseerd is door enerzijds de ‘ernst’
                                          van de verschillende delicten ten opzichte van elkaar te positioneren, anderzijds
                                          door de factoren die een rol spelen bij de beoordeling telkens op eenzelfde wijze
                                          te hanteren. De richtlijnen in het stelsel zijn in concrete bewoordingen geformuleerd
                                          en geven een eenduidige indicatie voor de strafmodaliteit, de hoogte van een transactieaanbod,
                                          strafbeschikking of de formulering van de eis ter terechtzitting.
                                       
                                       De praktijk van de strafrechtspleging is dynamisch. Door maatregelen voor het beheer
                                          en onderhoud van het richtlijnenstelsel te nemen is zorg gedragen voor blijvende actualiteit
                                          en consistentie van het stelsel. Nadat de richtlijnen zijn geautomatiseerd kan systematisch
                                          gevolgd worden in hoeverre de richtlijnen nog aansluiten bij het vigerend rechtsgevoel.
                                          Voor het beheer en onderhoud van het richtlijnenstelsel zijn vaste OM-medewerkers
                                          aangewezen.
                                       
                                       In beginsel zijn lokale beleidsoverwegingen of lokale waarderingen van delicten strijdig
                                          met de idee van eenduidig strafvorderingsbeleid. De strafvorderingsrichtlijnen binnen
                                          dit stelsel spreken zich eenduidig uit over de strafmaat en modaliteit ten aanzien
                                          van de diverse delicten. In het licht van de rechtsgelijkheid is het niet wenselijk
                                          afwijkende sancties te hanteren in het kader van plaatselijke projecten. Verhoogde
                                          inspanning ten aanzien van de opsporing, al dan niet gecombineerd met een aangepast
                                          vervolgingsbeleid, zijn middelen die binnen een plaatselijk project kunnen leiden
                                          tot intensievere bestrijding. Een afwijkend uitgangspunt in de strafvordering mag
                                          dat niet zijn. Dit geldt echter niet voor landelijke afspraken die het openbaar ministerie
                                          met ketenpartners maakt over de toepassing van snelrecht en supersnelrecht bij evenementen,
                                          zoals bijvoorbeeld bij voetbalwedstrijden of rondom de jaarwisseling. In die afspraken
                                          kan gewezen worden op het toepassen van op specifieke situaties of omstandigheden
                                          toegespitste straffen of bijzondere voorwaarden en/of het vorderen van voorlopige
                                          hechtenis, hetgeen rechtvaardigt dat gemotiveerd wordt afgeweken van de strafmodaliteit
                                          die uit de richtlijnen volgt.
                                       
                                       De richtlijnen hebben ten doel een beredeneerde indicatie van de modaliteit en strafmaat
                                          te geven bij de beoordeling van strafbare feiten. Het is mogelijk dat de richtlijnen
                                          voor de beoordeling van een specifieke casus tekort schieten, omdat bepaalde, voor
                                          dat geval relevante, factoren niet in de richtlijn zijn opgenomen. Dit kan zich voordoen
                                          als gevolg van de afwijkende verschijningsvorm van het delict, maar ook naar aanleiding
                                          van de persoon van de verdachte. Het gebruik van richtlijnen uniformeert en expliciteert
                                          de beoordeling; het uitgangspunt van denken wordt landelijk uniform gebaseerd op de
                                          gepleegde feiten en de geobjectiveerde beoordelingscriteria. In geval de beoordelaar
                                          afwijkt van dat uitgangspunt dient die afwijking dan ook gemotiveerd te worden. Die
                                          motivering draagt bij aan de explicitering van de beoordeling, maar is tevens van
                                          belang voor evaluatie en onderhoud van de richtlijnen.