Investeringsimpuls LNG-vulpunten binnenvaart

Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 01-04-2011 t/m heden

Investeringsimpuls LNG-vulpunten binnenvaart

Dit besluit zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Bijlage bedoeld in artikel 1

Investeringsimpuls LNG-vulpunten in de binnenvaart

§ 1. Begripsomschrijvingen

In dit programma wordt verstaan onder:

  • bio-LNG: biologisch geproduceerde variant van LNG, bestemd als brandstof voor binnenschepen;

  • kaderregeling: Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat;

  • LNG: vloeibaar aardgas, bestemd als brandstof voor binnenschepen;

  • vulpunt: installatie op een bunkerstation waarmee LNG wordt afgeleverd in de brandstoftanks van vaartuigen.

§ 2. Thema en doel van de investeringsimpuls

  • 1. De minister kan op aanvraag een financiële bijdrage verlenen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel m, onder 1, van de kaderregeling, voor de aanleg van een nieuw vulpunt waar binnenschepen LNG kunnen bunkeren (milieu-investeringsproject).

  • 2. Het doel van de bijdrage is het stimuleren van het gebruik van LNG als brandstof in de binnenvaart door de aanleg van vulpunten, en zodoende het verbeteren van het milieu door vermindering van de uitstoot door binnenschepen van CO2, NOx en fijnstof.

§ 3. Projecten die in aanmerking komen voor een investeringsimpuls

Een aan te leggen vulpunt voor LNG kan voor een eenmalige impuls in aanmerking komen, indien het:

  • a. voor het beroepsvervoer van personen of goederen in de binnenvaart openbaar toegankelijk is;

  • b. een tankinhoud heeft van ten minste 50 m3;

  • c. uitbreidingsmogelijkheden heeft tot ten minste 250 m3, indien de tankinhoud kleiner is;

  • d. geen onverbrand methaan uitstoot;

  • e. ten minste vijf jaar operationeel blijft op de in de aanvraag vermelde locatie; en

  • f. zich bevindt in een van de volgende havengebieden:

    • 1°. de haven van Rotterdam,

    • 2°. Drechtsteden/Moerdijk,

    • 3°. de Waal ten oosten van Tiel,

    • 4°. Limburg (Maastraject), of

    • 5°. het traject Amsterdam–Utrecht.

§ 4. Mogelijke ontvangers van de investeringsimpuls

De eindverantwoordelijke voor de realisatie van een in paragraaf 3 bedoeld vulpunt kan een eenmalige investeringsimpuls ontvangen.

§ 5. Looptijd van het programma

Dit programma vervalt met ingang van 1 april 2012, met dien verstande dat het op reeds toegekende bijdragen van toepassing blijft.

§ 6. Termijn waarbinnen een bijdrage kan worden aangevraagd

  • 1. De bijdrage wordt aangevraagd binnen dertien weken na inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, t.a.v. de afdeling Binnenvaart en Vaarwegen, postbus 20901, 2500 EX DEN HAAG.

  • 3. Van de aanvraag maken onderdeel uit:

    • a. een aanvraagformulier dat door de minister wordt vastgesteld alsmede de daarin gevraagde bijlagen;

    • b. een begroting; en

    • c. een projectplan waaruit blijkt:

      • 1°. dat wordt voldaan aan de voorschriften, genoemd in paragraaf 3, en

      • 2°. in welke mate wordt voldaan aan de beoordelingscriteria, genoemd in paragraaf 10.

§ 7. Termijn waarbinnen een project moet worden voltooid

De realisering van het vulpunt wordt uiterlijk twee jaar na toekenning van de bijdrage afgerond.

§ 8. Plafond van het programma

De gezamenlijke bijdragen, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel g, van de kaderregeling, bedragen ten hoogste € 500.000.

§ 9. Hoogte van de bijdrage en wijze van verdeling van de beschikbare gelden

  • 1. Ten hoogste drie vulpunten komen voor een bijdrage in aanmerking.

  • 2. De bijdrage bedraagt € 100.000, met een aanvulling die afhankelijk is van de mate waarin de aanvraag naar het oordeel van de minister voldoet aan de beoordelingscriteria, genoemd in paragraaf 10.

  • 3. De bijdrage bedraagt per aanvraag maximaal 50% van de kosten die worden gemaakt om een vulpunt aan te leggen dat afwijkt van een in de binnenvaart gebruikelijk vulpunt voor gasolie, zijnde extra investeringskosten, die de investeringskosten voor een vergelijkbaar vulpunt voor gasolie overschrijden.

§ 10. Beoordelingscriteria

  • 1. De rangschikking van de aanvragen geschiedt met inachtneming van de volgende criteria:

    • a. de tankgrootte in m3 LNG;

    • b. de technische en geografische uitbreidingspotentie;

    • c. de vulsnelheid in m3 LNG per uur;

    • d. de mate waarin wordt voldaan aan de voorwaarden in paragraaf 3, met dien verstande dat een vulpunt in de haven van Rotterdam prioriteit geniet;

    • e. de vergunning voor het vulpunt is bij de bevoegde autoriteiten aangevraagd.

  • 2. Per criterium, bedoeld in het eerste lid, worden de aanvragen die voldoen aan de regelgeving, gerangschikt naar de mate waaraan zij naar het oordeel van de minister aan deze criteria voldoen.

  • 3. Per havengebied wordt voor ten hoogste één vulpunt een bijdrage beschikbaar gesteld, tenzij daardoor minder dan drie vulpunten voor een bijdrage in aanmerking zouden komen. In dat laatste geval komen alleen de havengebieden van Rotterdam en Drechtsteden/Moerdijk in aanmerking voor een tweede vulpunt.

  • 4. Installaties van waaruit tegen een aantoonbaar concurrerende prijs bio-LNG zal worden geleverd, krijgen prioriteit, behoudens voor zover die levering ten koste zou gaan van de mate waarin wordt voldaan aan de overige criteria.

  • 5. Bij gelijke geschiktheid krijgt een vulpunt dat eveneens toegankelijk is voor het wegverkeer prioriteit, behoudens voor zover die toegankelijkheid ten koste zou gaan van de mate waarin wordt voldaan aan de overige criteria. Voor de extra kosten voor meervoudige inzetbaarheid wordt geen bijdrage verleend.

§ 11. Beslistermijn

De minister beslist op de aanvraag binnen dertien weken na afloop van de in paragraaf 6, eerste lid, bedoelde termijn.

§ 12. Vorm van de te verlenen bijdrage

De bijdrage wordt verleend in de vorm van een verleningsbeschikking, waarin een bevoorschottingsritme is opgenomen, tenzij sprake is van betaling ineens of van 100 procent bevoorschotting.

§ 13. Termijn voor vaststelling van de bijdrage

  • 1. Binnen dertien weken na een in de beschikking te noemen tijdstip dient de ontvanger van de bijdrage een aanvraag in tot vaststelling van de bijdrage.

  • 2. De minister stelt de bijdrage vast binnen 22 weken na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn.

§ 14. Controleprotocol

Over de bijdragen wordt bij de aanvraag om vaststelling van de bijdrage verantwoording afgelegd over de prestaties, voorzien van een accountantsverklaring.

§ 15. Uitvoeringsinstantie

Dit besluit wordt uitgevoerd door de Minister van Infrastructuur en Milieu.

Naar boven