Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 26 november 2010, directie Wetgeving, nr. 5676519/10/6,
Gelet op de artikelen 86, achtste lid, 145, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en de artikelen 5d, 7, derde lid, 9, tweede lid, 19a, 19b en 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 december 2010, nr. W03.10.0545/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 26 januari 2011, nr. 5683380/11/6;
Hebben goedgevonden en verstaan:
[Red: Wijzigt het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.]
[Red: Wijzigt het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren.]
[Red: Wijzigt het Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak.]
[Red: Wijzigt het Uitvoeringsbesluit pacht.]
2 De rechterlijk ambtenaar, die is aangesteld of aangewezen voor een minder dan volledige arbeidsduur, of de rechterlijk ambtenaar in opleiding ontvangt een tegemoetkoming die een met zijn arbeidsduur overeenkomend deel bedraagt van de tegemoetkoming bij een volledige arbeidsduur.
De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding aan wie een tegemoetkoming overeenkomstig de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel is verleend met betrekking tot een tijdvak dat loopt tot en met december 2005, heeft recht op een uitkering. Deze uitkering bedraagt 150% van de tegemoetkoming, bedoeld in de eerste volzin, die is verleend over het tot en met december 2005 lopende tijdvak, vermenigvuldigd met de breuk waarbij de teller staat voor het aantal maanden waarover die tegemoetkoming is verleend, en de noemer 12 bedraagt, met dien verstande dat de uitkering het bedrag van € 2500,– niet te boven gaat.
2 Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt, wanneer de aanvraag betrekking heeft op een verkort tijdvak, de hoogte van het drempelbedrag, bedoeld in artikel 9 van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel, zoals dat artikel luidde op 31 december 2005, vermenigvuldigd met de breuk waarbij de teller staat voor het aantal maanden waarop de aanvraag betrekking heeft, en de noemer 12 bedraagt.
1 De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding die door het UWV in het kader van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, en die vóór 1 januari 2011 is herplaatst in een functie die passende arbeid omvat, ontvangt bij voortdurende ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, met ingang van 29 december 2005, gedurende ten hoogste vijf jaar een uitkering van 70% van het verschil tussen:
a. zijn bezoldiging vermeerderd met de vakantieuitkering en de eindejaarsuitkering, zoals die zou zijn op de dag voor zijn herplaatsing, indien hij op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot het verrichten van zijn arbeid; en
b. zijn bezoldiging na herplaatsing vermeerderd met de vakantieuitkering en de eindejaarsuitkering.
2 In afwijking van het eerste lid heeft de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als bedoeld in het eerste lid en van wie de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wordt veroorzaakt door een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte, ook nadat de termijn van vijf jaar is verstreken, recht op een uitkering als bedoeld in het eerste lid.
In afwijking van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren zoals dat luidde op 30 juni 2010 wordt voor de toepassing van dat besluit met ingang van 29 december 2005:
a. onder arbeidsongeschiktheid verstaan: volledig en duurzaam arbeidsongeschikt als bedoeld in artikel 4 van de WIA of gedeeltelijk arbeidsongeschikt als bedoeld in artikel 5 van de WIA;
b. in artikel 36, zesde lid, onder b, onder verlenging van de wachttijd verstaan: de duur van de vertraging indien de aanvraag, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de WIA, later wordt gedaan dan in of op grond van dat artikel is voorgeschreven; alsmede de verlengde wachttijd, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de WIA;
c. in artikel 36, zesde lid, onder c, onder tijdvak verstaan: de verlenging van het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, van de WIA;
d. voor de beoordeling, bedoeld in artikel 36, zevende lid, door de functionele autoriteit de uitslag van de beoordeling door het UWV van de aanvraag op grond van artikel 64 van de WIA betrokken en een door de functionele autoriteit of de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding aangevraagd deskundigenoordeel door het UWV.
e.
artikel 36a, eerste lid, onder c onder plan van aanpak verstaan: het plan van aanpak als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de WIA;
In afwijking van artikel 38, eerste lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals dat luidde op 30 juni 2010, worden in plaats van de bedragen, genoemd in de onderdelen a, b en c van dat lid, ter vergoeding van een zitting in een in de kolom vermeld kalenderjaar, de hierna in de tabel opgenomen bedragen gelezen:
|
2006
|
2007
|
2008
|
2009
|
2010
|
Onderdeel a
|
€ 417
|
€ 425
|
€ 439
|
€ 451
|
€ 466
|
Onderdeel b
|
€ 319
|
€ 325
|
€ 336
|
€ 345
|
€ 356
|
Onderdeel c
|
€ 242
|
€ 247
|
€ 255
|
€ 262
|
€ 271
|
2
Artikel I, onderdelen D, voor zover betreffende onderdeel a, en F treden in werking met ingang van 1 januari 2011. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2010, treden de in de eerste zin genoemde onderdelen in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, en werken zij terug tot en met 1 januari 2011.