Wijzigingsbesluit Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, enz. (formalisering [...] sector Rechterlijke macht 1/8/2007 tot 31/12/2010)

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 11-02-2011 t/m heden

Besluit van 31 januari 2011 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere besluiten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst Rechterlijke Macht 1/1/2005–31/7/2007 en de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke macht 1/8/2007 tot 31/12/2010

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 26 november 2010, directie Wetgeving, nr. 5676519/10/6,

Gelet op de artikelen 86, achtste lid, 145, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en de artikelen 5d, 7, derde lid, 9, tweede lid, 19a, 19b en 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 december 2010, nr. W03.10.0545/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 26 januari 2011, nr. 5683380/11/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel II

[Red: Wijzigt het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren.]

Artikel V

  • 2 De rechterlijk ambtenaar, die is aangesteld of aangewezen voor een minder dan volledige arbeidsduur, of de rechterlijk ambtenaar in opleiding ontvangt een tegemoetkoming die een met zijn arbeidsduur overeenkomend deel bedraagt van de tegemoetkoming bij een volledige arbeidsduur.

Artikel VI

De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding aan wie een tegemoetkoming overeenkomstig de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel is verleend met betrekking tot een tijdvak dat loopt tot en met december 2005, heeft recht op een uitkering. Deze uitkering bedraagt 150% van de tegemoetkoming, bedoeld in de eerste volzin, die is verleend over het tot en met december 2005 lopende tijdvak, vermenigvuldigd met de breuk waarbij de teller staat voor het aantal maanden waarover die tegemoetkoming is verleend, en de noemer 12 bedraagt, met dien verstande dat de uitkering het bedrag van € 2500,– niet te boven gaat.

Artikel VII

  • 1 De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding heeft aanspraak op een eenmalige uitkering. De eenmalige uitkering bedraagt 0,2% van het twaalfvoud van de door de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding over de maand januari 2007 genoten bezoldiging.

  • 2 De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding heeft aanspraak op een eenmalige uitkering. De eenmalige uitkering bedraagt 0,6% van het twaalfvoud van de door de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding over de maand juli 2007 genoten bezoldiging.

Artikel VIII

  • 1 Artikel 27a van het Besluit rechtspositie rechterlijk ambtenaren, zoals dat luidde op 31 december 2005, blijft van toepassing op tegemoetkomingen:

    • a. waarvoor binnen de termijnen, bedoeld in artikel 8 van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel, zoals dat artikel luidde op 31 december 2005, een aanvraag is ingediend, met betrekking tot een aaneengesloten tijdvak als bedoeld in genoemd artikel, dat uiterlijk loopt tot en met december 2005;

    • b. waarvoor een aanvraag is ingediend die betrekking heeft op een tijdvak dat als gevolg van een eerder verleende tegemoetkoming is aangevangen na 1 januari 2005 en loopt tot en met december 2005.

  • 2 Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt, wanneer de aanvraag betrekking heeft op een verkort tijdvak, de hoogte van het drempelbedrag, bedoeld in artikel 9 van de Regeling ziektekostenvoorziening rijkspersoneel, zoals dat artikel luidde op 31 december 2005, vermenigvuldigd met de breuk waarbij de teller staat voor het aantal maanden waarop de aanvraag betrekking heeft, en de noemer 12 bedraagt.

Artikel IX

  • 1 De rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding die door het UWV in het kader van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard, en die vóór 1 januari 2011 is herplaatst in een functie die passende arbeid omvat, ontvangt bij voortdurende ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, met ingang van 29 december 2005, gedurende ten hoogste vijf jaar een uitkering van 70% van het verschil tussen:

    • a. zijn bezoldiging vermeerderd met de vakantieuitkering en de eindejaarsuitkering, zoals die zou zijn op de dag voor zijn herplaatsing, indien hij op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot het verrichten van zijn arbeid; en

    • b. zijn bezoldiging na herplaatsing vermeerderd met de vakantieuitkering en de eindejaarsuitkering.

  • 2 In afwijking van het eerste lid heeft de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als bedoeld in het eerste lid en van wie de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wordt veroorzaakt door een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte, ook nadat de termijn van vijf jaar is verstreken, recht op een uitkering als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De uitkering, bedoeld in het eerste en tweede lid, eindigt in ieder geval:

    • a. met ingang van de dag waarop de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding ontslag is verleend;

    • b. met ingang van de dag volgende op die waarop de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding is overleden.

Artikel X

Artikel XI

In afwijking van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren zoals dat luidde op 30 juni 2010 wordt voor de toepassing van dat besluit met ingang van 29 december 2005:

Artikel XII

De artikelen 1, eerste lid, onderdeel k, en 12 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren, zoals deze luidden op de dag voor 1 januari 2007, blijven van toepassing ten aanzien van de betrokkene die ter zake van eenzelfde ontslag recht heeft op een bovenwettelijke uitkering als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren en recht heeft op suppletie overeenkomstig de suppletieregeling, bedoeld in artikel 33 van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals dat luidde op 31 december 2006.

Artikel XIV

In afwijking van artikel 38, eerste lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals dat luidde op 30 juni 2010, worden in plaats van de bedragen, genoemd in de onderdelen a, b en c van dat lid, ter vergoeding van een zitting in een in de kolom vermeld kalenderjaar, de hierna in de tabel opgenomen bedragen gelezen:

 

2006

2007

2008

2009

2010

Onderdeel a

€ 417

€ 425

€ 439

€ 451

€ 466

Onderdeel b

€ 319

€ 325

€ 336

€ 345

€ 356

Onderdeel c

€ 242

€ 247

€ 255

€ 262

€ 271

Artikel XV

In afwijking van artikel 38a van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals dat luidde op 30 juni 2010, wordt de korting, bedoeld in het vierde lid van dat artikel, vanaf 1 augustus 2007 teruggebracht tot 70% van 5% onderscheidenlijk 10% van het salaris, indien na 52 weken ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte de doorbetaling van het salaris van de rechterlijk ambtenaar op grond van artikel 17, tweede lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt teruggebracht tot 70%.

Artikel XVI

In afwijking van artikel 38d van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals dat luidde op 30 juni 2010, wordt de korting, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, vanaf 1 augustus 2007 teruggebracht tot 70% van 5% onderscheidenlijk 10% van het salaris voor zover op grond van artikel 17, tweede lid, 70% van de bezoldiging wordt doorbetaald.

Artikel XVII

In afwijking van artikel 38da van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals dat luidde op 30 juni 2010, wordt de korting, bedoeld in het eerste en tweede lid van dat artikel, vanaf 1 augustus 2007 teruggebracht tot 70% van 5% onderscheidenlijk 10% van het salaris voor zover op grond van artikel 17, tweede lid, 70% van de bezoldiging wordt doorbetaald.

Artikel XVIII

  • 2 Artikel I, onderdelen D, voor zover betreffende onderdeel a, en F treden in werking met ingang van 1 januari 2011. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2010, treden de in de eerste zin genoemde onderdelen in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, en werken zij terug tot en met 1 januari 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 31 januari 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Uitgegeven de tiende februari 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven