Besluit herkenningsteken uitvaartstoet van motorvoertuigen

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-07-2010 t/m heden

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende het herkenningsteken dat motorvoertuigen in een uitvaartstoet van motorvoertuigen voeren (Besluit herkenningsteken uitvaartstoet van motorvoertuigen)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 13, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 30c van het RVV 1990;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Het herkenningsteken, bedoeld in artikel 30c van het RVV 1990, bestaat uit twee zwarte vlaggen in de vorm van een gelijkbenige driehoek, waarbij, zoals weergegeven in figuur 1:

    • a. de gelijke zijden anderhalf keer zo lang zijn als de ongelijke zijde;

    • b. de ongelijke zijde minimaal 22 centimeter is;

    • c. de randen voorzien zijn van een witte retroreflecterende streep van anderhalve centimeter breed; en

    • d. loodrecht op de ongelijke zijde drie witte retroreflecterende strepen staan afgebeeld, elk van één centimeter breed en op één centimeter afstand van elkaar. De middelste van de drie strepen deelt de vlag in twee gelijke delen.

  • 2 De vlaggen worden, met de ongelijke zijde verticaal geplaatst, gevoerd aan de linker- en rechterzijde van het voertuig.

  • 3 De vlaggen zijn deugdelijk bevestigd aan het voertuig.

  • 4 De vlaggen steken, op de plek waar zij geplaatst zijn, geheel boven het voertuig uit.

  • 5 De vlaggen zijn zo geplaatst dat het zicht van de chauffeur niet wordt belemmerd.

  • 6 De vlaggen zijn zo vervaardigd dat zij zowel bij stilstand als rijdend voldoende zichtbaar zijn voor andere weggebruikers.

    Bijlage 246890.png
    Figuur 1.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Naar boven