Beoordelingskader
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Op basis van onderdeel 1 (en wanneer van toepassing onderdeel 2) worden punten toegekend.
Die projectaanvragen die 70 punten of meer hebben gescoord krijgen het predicaat voldoende.
Zij worden op basis van het totaal aantal behaalde punten gerangschikt in een ranking.
De overige (projectaanvragen met 69 punten of minder) krijgen het predicaat onvoldoende.
Onderdeel 1:. Beoordeling beschrijving van excellentiebevordering
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
In deze paragraaf worden de criteria weergegeven waarop de individuele aanvragen beoordeeld
worden: Ambitie (robuustheid en prestaties), haalbaarheid, integraliteit, vraaggerichtheid,
verantwoording en leerfunctie. Voor elk criterium wordt kort omschreven wat er wordt
beoordeeld. Vervolgens wordt aangeven wat er minimaal in de aanvraag moet worden opgenomen
(vereisten) en waarop de toekenning van de punten aan de aanvragen zal plaatsvinden
(scoring).
Elk criterium als volgt gescoord op basis van een tienpuntsschaal:
-
• Slecht: 0–3 punten. Er wordt onvoldoende aan het criterium voldaan of het is onbekend
of er aan het criterium wordt voldaan.
-
• Matig: 4–6 punten. Er wordt gedeeltelijk aan het criterium voldaan.
-
• Voldoende/goed: 7–10 punten. Er wordt (ruimschoots) aan het criterium voldaan.
Enkele criteria wegen zwaarder dan andere. Dit wordt geëffectueerd door middel van
een vermenigvuldigingsfactor. Het totaal aantal punten dat behaald kan worden per
criterium is dus: het aantal punten dat gescoord wordt (0–10) maal de vermenigvuldigingsfactor.
Per criterium ziet dit er als volgt uit:
-
• Ambitie: vermenigvuldigingsfactor = 4, maximaal te behalen punten = 40;
-
• Haalbaarheid: vermenigvuldigingsfactor = 3, maximaal te behalen punten = 30;
-
• Integraliteit: vermenigvuldigingsfactor = 1, maximaal te behalen punten = 10;
-
• Vraaggerichtheid: vermenigvuldigingsfactor = 1, maximaal te behalen punten = 10;
-
• Verantwoording: vermenigvuldigingsfactor = 1, maximaal te behalen punten = 10;
-
• Leerfunctie : vermenigvuldigingsfactor = 1, maximaal te behalen punten = 10.
Dat betekent dat er in totaal 110 (11 × 10) punten te behalen zijn. Een projectaanvraag
moet dus gemiddeld ‘voldoende/goed’ scoren per criterium om het predicaat voldoende
te krijgen.
Ambitie: robuustheid en prestaties
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Bij dit criterium wordt de projectaanvraag getoetst op: het percentage van de studenten
dat wordt betrokken (minimaal 5%), de toegevoegde waarde van het project blijkend
uit de prestaties (mate van hoger en/of nieuw), de impact op de rest van de instelling
en de duurzaamheid (meerjarige inzet van de instelling die ook na de looptijd van
het programma doorgang vindt).
Vereisten:
-
• De aanvraag omvat een concrete omschrijving van de wijze waarop ten minste de beste
5% van elk cohort studenten in de initiële masteropleidingen van de betrokken instelling(en)
in het excellentieprogramma betrokken wordt.
-
• In de aanvraag wordt beschreven wat de impact van het programma is op de rest van
de instelling.
-
• Tevens wordt aangegeven hoe dit programma duurzaam wordt verankerd in de instelling.
-
• De aanvraag omvat een omschrijving van concrete, meetbare prestaties die in de looptijd
van het programma (januari 2011 tot en met december 2014) bereikt zullen worden. Deze
prestaties zijn ambitieus (het programma draagt bij aan aantoonbaar hogere of nieuwe
prestaties).
Haalbaarheid
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Bij dit criterium wordt de haalbaarheid van de aanvraag getoetst. Er wordt beoordeeld
of de ambities realiseerbaar zijn: wat het trackrecord is (op het gebied van excellentie
of andere relevante terreinen) en welke randvoorwaarden worden gecreëerd (samenwerkingsverbanden,
kwaliteitszorg, personeelsbeleid, kennisdeling etc.).
Vereiste
Een uitwerking van de realiseerbaarheid van het project, onder meer blijkend uit eerdere
ervaring op het gebied van excellentie of andere relevante terreinen, of de mate waarin
de aanvrager concreet randvoorwaarden schept die het behalen van de prestaties bevorderen.
Integraliteit
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Bij dit criterium wordt de integraliteit getoetst: of er samenhang is tussen de verschillende
elementen van de aanvraag. Er wordt beoordeeld of de gemaakte keuzes consistent zijn
doorgevoerd in visie, beoogde prestaties, ingezette instrumenten en de daarbij horende
begroting. Voor wat betreft de instrumenten wordt bekeken of ze zowel de input (scouting
en selectie), thoughput (excellentie bevorderende maatregelen/activiteiten) als output
(meting van resultaten) beslaan. Ten slotte worden in het kader van scouting en doorlopende
leerlijnen, de samenwerkingsverbanden met het toeleverend en afnemend veld getoetst.
Vereisten
-
• De aanvraag beschrijft een samenhangend geheel van visie, beoogde prestaties, ingezette
instrumenten en de daarbij behorende begroting. Hierbij beslaan de ingezette instrumenten
de drieslag ‘input, throughput en output’.
-
• De relevante samenwerkingsverbanden worden beschreven.
Vraaggerichtheid
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
De vraag van zowel studenten als het afnemend veld staat centraal in dit criterium.
Er wordt getoetst in hoeverre de aanvrager bekend is met de vraag van deze twee groepen,
in hoeverre deze sturend zijn geweest in de invulling van de projectaanvraag en sturend
zullen zijn in de toekomst.
Vereisten
-
• In de aanvraag wordt aangegeven hoe studenten betrokken zijn en zullen worden in de
ontwikkeling en uitvoering van het project en/of zij het belang van de aanvraag onderschrijven.
-
• Tevens wordt aangegeven hoe het afnemende veld betrokken is en zal worden in de ontwikkeling
en uitvoering van het project en/of zij het belang van de aanvraag onderschrijven.
Verantwoording
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Bij dit criterium staat verantwoording centraal. De diversiteit van de beschreven
prestaties waarop de aanvrager verantwoording aflegt wordt beoordeeld, evenals de
onderbouwing en uitwerking van deze prestaties.
Vereiste
In de aanvraag worden prestaties aan de hand van indicatoren omschreven. Er zijn in
ieder geval indicatoren gekozen die betrekking hebben op:
-
o Excellente studenten
-
o Afnemend veld
-
o Studieresultaten
Daarnaast wordt omschreven hoe de voortgang op de indicatoren wordt gemonitord.
Leerfunctie
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Dit criterium hangt samen met de doelstelling van het Sirius Programma. Excellentie
kent vele aspecten en kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. In de beoordeling
van dit criterium wordt getoetst of de aanvraag bijdraagt aan de leerfunctie van het
Sirius Programma, door unieke keuzes in de aanpak, vormgeving of uitwerking van de
projectaanvraag. Dit kan bijvoorbeeld tot uitdrukking komen door een unieke invulling
van:
-
• De visie op excellentie.
-
• Het soort ingezette instrumenten.
-
• De gekozen samenwerkingsverbanden.
-
• De mate waarin binnen de instelling grenzen worden verlegd.
-
• De verwevenheid met maatschappelijke prioriteiten.
Vereiste
Uit de aanvraag blijkt op concrete wijze dat de aanvrager unieke keuzes heeft gemaakt.
Waar mogelijk worden deze onderbouwd met concrete voorbeelden. Tevens wordt beschreven
hoe de aanvrager zal bijdragen aan de kennisdeling van het Sirius Programma.
Onderdeel 2:. Beoordeling subsidieaanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Dit onderdeel is alleen van toepassing voor projectaanvragen die een subsidieaanvraag
bevatten. Subsidie wordt aangevraagd voor de periode van 1 januari 2011 tot en met
31 december 2014. De begroting wordt getoetst op doeltreffendheid, doelmatigheid en
proportionaliteit. Wanneer de aanvraag aan een van deze criteria niet voldoet, wordt
op de behaalde punten uit onderdeel 1 een vermenigvuldigingsfactor van 0,5 toegepast.
Dat betekent dat het niet mogelijk is voldoende te scoren en dus een positief advies
te krijgen, wanneer de subsidieaanvraag aan een van onderstaande criteria niet voldoet.
Wanneer de subsidieaanvraag wel aan alle criteria voldoet, wordt een vermenigvuldigingsfactor
van 1 toegepast op de behaalde punten uit onderdeel 1 en blijft het puntentotaal gelijk.
Dat wil zeggen dat het oordeel over de subsidieaanvraag het puntentotaal alleen negatief
kan beïnvloeden.
Doeltreffendheid (effectiviteit)
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
-
• Er moet een heldere relatie bestaan tussen de genoemde investeringen en de nagestreefde
prestaties gedurende de looptijd van het programma. Instellingen moeten van elke begrotingspost
kunnen onderbouwen op welke manier deze bijdraagt aan de nagestreefde prestaties.
-
• Alleen additionele kosten ten opzichte van de huidige/reguliere situatie kunnen worden
opgevoerd. Tevens moeten eventuele additionele baten inzichtelijk gemaakt worden.
Doelmatigheid (efficiëntie)
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Proportionaliteit
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
-
• De totale kosten moeten in redelijke verhouding staan tot het aantal studenten dat
bereikt wordt.
-
• Wanneer een aanvrager een aanvraag doet voor een hoog bedrag, maar slechts een beperkt
aantal studenten bereikt, moet aannemelijk worden gemaakt waarom er gekozen is voor
deze handelingswijze en dat de toegevoegde waarde groot is.
Onderdeel 3:. Beoordeling experimenteeraanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Een projectaanvraag kan een of meerdere aanvragen voor experimenteerruimte bevatten.
Deze kunnen betrekking hebben op zowel gehele opleidingen als op experimentele programma’s
(opleidingstrajecten) zoals omschreven in artikel 6 van het Besluit experiment excellentie in het hoger onderwijs.
De experimenten dienen uiterlijk in september 2011 van start te gaan en hebben een
looptijd van 6 jaar (langer dus dan die van het Sirius Programma). Bij de experimenten
kan het gaan om:
-
a) selectie: toelatingseisen die betrekking hebben op andere aspecten dan kennis, inzicht
en vaardigheden die zijn verworven bij het beëindigen van een bacheloropleiding;
-
b) collegeldverhoging tot maximaal vijfmaal het wettelijke collegegeld.
Zogenaamde doorstroommasters zijn als opleiding uitgesloten van experimenten ten aanzien
van selectie, voor opleidingstrajecten binnen deze opleidingen is het wel toegestaan.
Elke aanvraag voor experimenteerruimte wordt individueel beoordeeld. Wanneer de bijbehorende
experimenteeraanvraag aan onderstaande criteria voldoet, wordt het oordeel voldoende
gegeven.
Selectie
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
In de aanvraag dient aannemelijk gemaakt te zijn dat:
-
a. er een relatie is tussen de aanvullende toelatingseisen en de doelstelling van het
experiment, bedoeld in artikel 2 van het experiment excellentie in het hoger onderwijs;
-
b. er een relatie is tussen de te hanteren aanvullende toelatingseisen en de opzet en
inhoud van de masteropleiding;
-
c. selectie van de gegadigden voorafgaand aan de inschrijving voor de masteropleiding
de voorkeur heeft boven selectie van studenten na inschrijving voor de masteropleiding;
en
-
d. de instelling een op excellentie in het hoger onderwijs gericht instellingsbreed project
zal verzorgen.
Het voorgaande houdt in dat de aanvrager elk bovenstaand criterium zichtbaar moet
adresseren en:
-
ad a) de aanvrager moet aannemelijk maken dat toepassing van de toelatingseisen bij zal
dragen aan het verhogen van excellentie zoals dat in de prestaties van de projectaanvraag
is geformuleerd;
-
ad b) de aanvrager moet aannemelijk maken dat de opzet en inhoud van de opleiding substantieel
verschillen van de reguliere opzet en inhoud én dat de additionele eisen die aan de
studenten worden gesteld voorwaardelijk zijn voor een succesvolle deelname, gezien
de afwijkende opzet en inhoud;
-
ad c) de aanvrager moet aannemelijk maken dat het niet mogelijk is de in de projectaanvraag
beschreven prestaties te behalen wanneer de selectie van studenten plaatsvindt na
binnenkomst. Oftewel dat het niet mogelijk is de toegevoegde waarde van de opleiding
te behalen wanneer de selectie op een later tijdstip plaatsvindt;
-
ad d) de projectaanvraag moet voldoende hebben gescoord op de onderdelen 1 en (wanneer van
toepassing) 2 en gehonoreerd zal worden of eventuele kosten zelf betaald.
Collegegeldverhoging
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
In de aanvraag dient aannemelijk gemaakt te zijn dat:
-
a. er een relatie is tussen verhoging van het collegegeld en de doelstelling van het
experiment, bedoeld in artikel 2 van het experiment excellentie in het hoger onderwijs;
-
b. er een relatie is tussen de verhoging van het collegegeld en de opzet en inhoud van
de masteropleiding; en
-
c. de instelling een op excellentie in het hoger onderwijs gericht instellingsbreed project
zal verzorgen.
Het voorgaande houdt in dat de aanvrager elk bovenstaand criterium zichtbaar moet
adresseren en:
-
ad a) de aanvrager moet aannemelijk maken dat verhoging van het collegegeld bijdraagt aan
het verhogen van excellentie zoals dat in de prestaties van de projectaanvraag is
geformuleerd;
-
ad b) de aanvrager moet aannemelijk maken dat
-
• de opzet en inhoud van de opleiding substantieel verschillen van de opzet en inhoud
van reguliere opleidingen;
-
• dat deze additionele kosten met zich meebrengen ten opzichte van de reguliere situatie;
-
• én dat er een relatie is tussen de hoogte van de additionele kosten en de hoogte van
de collegegeldverhoging;
-
ad c) de projectaanvraag voldoende moet hebben gescoord op de onderdelen 1 en (wanneer van
toepassing) 2 en gehonoreerd zal worden of eventuele kosten zelf betaald.
Toelichting
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Proces
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
a). Indienen
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
De aanvragen moeten door het bestuur van de instelling(en) schriftelijk (in tweevoud)
én elektronisch worden ingediend. Het adres is:
Stichting Platform Bèta Techniek
Het Sirius Programma
Postbus 556
2501 CN Den Haag
Email: info@siriusprogramma.nl
b). Aanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Omdat het gaat om instellingsbrede aanvragen kan er maximaal 1 aanvraag per instelling
worden ingediend.
c). Toelichting geven
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Verzoek aan de aanvragers is om reeds in de aanvraag aan te geven wie de aanvraag
zal toelichten in mei/juni 2008 (inclusief contactgegevens).
d). Experts
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
De Stichting Platform Bèta en Techniek laat zich bij de beoordeling van de aanvragen
en de indeling in de drie categorieën bijstaan door een team van experts. Vaste kern
van dit team wordt gevormd door de leading experts: Dhr. prof. dr. F.A. van Vught
(voorzitter), Dhr. prof. dr. H.P.M. Adriaansens, Dhr. prof. dr. R.H. Dijkgraaf, Mw. prof. dr. C.A. van
Egten RA, Dhr. drs. N.M. Verbraak. Daarnaast is er een poule van onafhankelijke deskundigen
samengesteld. Deze deskundigen kunnen ingezet worden bij de beoordeling van de aanvragen.
Voor de indieningsdatum zal de samenstelling worden gepubliceerd op www.siriusprogramma.nl.
Het beoordelingskader
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Onderdeel 1:. beoordeling beschrijving van excellentiebevordering
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Dit onderdeel van het beoordelingskader bestaat uit zes criteria:
1. Ambitie
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
De aanvragen starten met een heldere omschrijving van de ambities van de instelling
in het kader van excellentiebevordering in de master. In dit kader dient de instelling
aandacht te besteden aan twee elementen:
Robuustheid
In de evaluatie van de projecten in het kader van ‘Ruim baan voor talent’ heeft de
Commissie Sminia ‘vraagtekens gezet bij het streven van sommige instellingen om slechts
een groep van twintig tot dertig studenten genereus te voorzien van het beste onderwijs.
Dit heeft nut voor die kleine groep studenten, maar het is onduidelijk wat de effecten
hiervan zijn op de rest van de populatie. Om uitstraling te kunnen hebben op de kwaliteit
van het onderwijs in den brede, niet alleen op het gebied van onderwijsinnovatie maar
ook ten behoeve van een stimulerende werking van honoursstudenten binnen de reguliere
opleidingen zou een honoursprogramma zich tenminste op de beste 10% van de populatie
moeten richten’ .
Om te bevorderen dat er binnen de instellingen een cultuur van excellentie en diversiteit
ontstaat, is het de bedoeling dat een aanvraag robuust is: er moet massa gemaakt worden, zodat het excellentiebeleid zichtbaar is en impact
heeft op de gehele instelling. Binnen het Sirius Programma is daarom vastgesteld dat
per cohort minimaal 5% van de studenten in initiële masteropleidingen bij de betrokken
instelling(en) bereikt moet worden. Tevens moet worden aangegeven wat de impact zal
zijn op de rest van de instelling. Alleen bij hoge uitzondering kunnen aanvragers,
wanneer zij daar valide en goed onderbouwde redenen voor hebben, zich richten op een
kleiner gedeelte van de studenten.
Tijdens de inputsessies is ten slotte door de instellingen aangegeven dat het in te
zetten beleid duurzaam moet zijn: er moet sprake zijn van een langdurige inzet, waar
‘uithoudingsvermogen uit spreekt’.
Prestatie
In de aanvraag wordt concreet geformuleerd wat de instelling bereikt wil hebben aan
het einde van het Programma (december 2014). Het gaat om meetbare prestaties, nieuw
of extra ten opzichte van de ‘reguliere’ situatie. Het is hierbij essentieel dat deze
voorzien zijn van zogenaamde nulmetingen: de score op deze indicatoren op dit moment.
Anders is het onmogelijk de toegevoegde waarde te bepalen. Enkele voorbeelden van
prestatie-indicatoren ten aanzien van excellentiebevordering, zeker niet uitputtend :
2. Haalbaarheid
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Uiteindelijk gaat het erom dat een aanvrager zijn ambities ook waar kan maken. Daarom
wordt er gekeken naar de haalbaarheid van deze ambities. Er kan gedacht worden aan
onder andere:
-
o Past performance/track record op het terrein van excellentie of een ander relevant
terrein;
-
o Aantoonbare kwaliteiten van het ingezette docententeam;
-
o Het hebben van een bestaande infrastructuur voor excellentie;
-
o Externe oordelen/keurmerken die duiden op een bovengemiddelde kwaliteit;
-
o Verbinding met toponderzoek (zowel academisch als beroepsgericht);
-
o Kwaliteitszorg die aantoonbaar excellentiebevorderend is;
-
o Staf/studentratio;
-
o (Specifiek) personeelsbeleid;
-
o Ervaring met het selecteren van studenten;
-
o Benutting van samenwerkingsverbanden.
3. Integraliteit
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Essentieel bij dit criterium is dat er een heldere, consistente rode lijn in de aanvraag
zit. Van belang is welke keuzes gemaakt zijn, maar zeker zo belangrijk is waarom de
aanvrager die keuzes heeft gemaakt. Ze moeten helder en duidelijk onderbouwd worden.
De uitwerking van die keuzes moet terug te vinden zijn in alle elementen van de aanvraag.
Voor wat betreft de instrumenten (maatregelen/activiteiten) is het van belang dat
er aandacht is voor:
-
• De input of instroom. Vragen als: ‘Hoe vind je de excellente studenten (scouting)?’
‘Hoe trek je ze naar je programma?’ ‘hoe en waarop vindt selectie plaats?’ zijn hier
van belang;
-
• De throughput. Hier is van belang welke activiteiten worden ontplooid en welke maatregelen
worden genomen. Hierbij gaat het niet alleen over de inhoud en vormgeving van het
excellentieprogramma, maar ook om de randvoorwaarden die daarvoor gecreëerd moeten
worden;
-
• De output. Hierbij zijn vragen van belang als: ‘Waar bereidt het traject op voor in
de arbeidsmarkt (doorlopende (leer)lijn)?’ ‘Hoe worden studenten daar naartoe begeleid/op
voorbereid?’ en ‘Hoe wordt de feedback van alumni/het werkveld verzameld en benut?’.
Vanzelfsprekend is het van belang dat deze instrumenten een logische samenhang vertonen.
Voor wat betreft samenwerkingsverbanden: Universiteiten en hogescholen maken vaak
deel uit van veel samenwerkingverbanden. Alleen die verbanden die specifiek voor dit
programma worden aangegaan of benut zijn relevant.
4. Vraaggerichtheid
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Ervaringen uit Ruim baan voor Talent wijzen uit dat het voor het succes van excellentietrajecten
van belang is dat deze aansluiten bij de behoeftes die er bestaan onder excellente
studenten. En een goede afstemming met het afnemende werkveld en/of vervolgonderwijs
zorgt voor een vergroot rendement op de ingezette veranderingen, waar zowel de instellingen,
als de afnemers, als de studenten baat bij hebben. Voor beide groepen is het van belang
dat ze zowel betrokken zijn aan de voorkant van het geheel, bij de opzet en het ontwerp
én tijdens de looptijd van het programma.
5. Verantwoording
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Verantwoording vindt plaats op basis van de prestatie-indicatoren die de aanvrager
zelf aandraagt. Uitgangspunt is dat de verantwoording zo min mogelijk (extra) beheerslast
met zich meebrengt voor de instellingen. Voor wat betreft de diversiteit van de prestaties
is het van belang is dat in ieder geval gerapporteerd wordt over indicatoren die betrekkingen
hebben op:
-
• Excellente studenten
-
• Afnemend veld
-
• Studieresultaten
Onder ambitie zijn in deze toelichting voorbeelden van dergelijke indicatoren te vinden.
Het is ook van belang dat wordt aangegeven hoe de monitoring van de voortgang op de
prestaties zal plaatsvinden.
Hoewel de criteria ambitie en verantwoording met elkaar samenhangen, kan het voorkomen
dat een aanvraag goed scoort op verantwoording, maar slecht op ambitie. Bijvoorbeeld
doordat helder is uitgewerkt hoe monitoring zal plaatsvinden en de diversiteit in
gehanteerde indicatoren groot is, maar de invulling van die indicatoren weinig ambitieus
is (nauwelijks hoger/nieuwer/meer ten opzichte van de huidige situatie. Andersom kan
natuurlijk ook voorkomen: ambitieuze prestaties blijkend uit de invulling van de indicatoren,
maar geen invulling van de monitoring of bijvoorbeeld geen aandacht voor (oordelen
van) excellente studenten.
6. Leerfunctie
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Voor dit onderdeel is met name van belang dat wanneer de aanvrager zelf van mening
is op bepaalde elementen unieke keuzes gemaakt te hebben, dat hij deze dan goed onderbouwt.
Essentieel is dus dat goed uitgelegd wordt waarom een en ander uniek is, dit moet
expliciet onderbouwd in de aanvraag opgenomen worden.
Onderdeel 2:. beoordeling subsidieaanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Instellingen zijn in principe vrij in het bepalen van de soorten kosten die ze willen
opvoeren in het kader van het Sirius Programma. Gezien de verwachte diversiteit van
de aanvragen is het niet mogelijk om een vast raamwerk voor alle begrotingen te maken.
Zij zullen daarom getoetst worden op de volgende punten: doeltreffendheid, doelmatigheid
en proportionaliteit.
Doeltreffendheid (effectiviteit)
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Voorbeeld 1: een instelling die middelen voor alle studenten opvoert in het kader
van het Sirius Programma (studieloopbaanbegeleiding, huisvesting, ICT), moet aantonen
dat deze absoluut noodzakelijk zijn om de benoemde prestaties te behalen.
Voorbeeld 2: een instelling die al excellentietrajecten faciliteert en kosten voor
de uitbreiding van deze bestaande trajecten opvoert zal moeten aantonen dat deze post
bijdraagt aan het behalen van nieuwe of hogere prestaties ten opzichte van de huidige
situatie.
Voorbeeld 3: een instelling die vervangende trajecten aanbiedt, kan alleen de additionele
kosten ten opzichte van de reguliere situatie opvoeren.
Doelmatigheid (efficiëntie)
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Voorbeeld 1: een instelling die meerdere vergelijkbare trajecten gaat opzetten en
geen rekening houdt met inverdieneffecten ten aanzien van bijvoorbeeld ontwikkelkosten
(vijf vergelijkbare trajecten tegelijkertijd ontwikkelen zou goedkoper moeten kunnen
zijn dan ze vijf keer volledig los van elkaar te ontwikkelen), zal onvoldoende scoren
op doelmatigheid.
Voorbeeld 2: een instelling die hoge kosten opvoert voor coördinatie en andere vormen
van overhead, zal onvoldoende scoren op doelmatigheid.
Proportionaliteit
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Eén van de doelstellingen van het Sirius Programma is om een zekere massa te behalen
(de 5%-norm is hierop gericht). Daarom is het van belang dat de subsidieaanvraag proportioneel
is. Naast het gevraagde bedrag per student zal hiervoor ook gekeken worden naar de
totale toegevoegde waarde van het project.
Voorbeeld 1: een instelling die op een zeer hoog subsidiebedrag per student uitkomt
(bijvoorbeeld door forse investeringen in infrastructuur of een zeer individuele begeleiding),
zal een zeer grote toegevoegde waarde moeten hebben blijkend uit de prestaties, om
niet slecht te scoren op proportionaliteit. Het zal dan dus om iets zeer ambitieus
moeten gaan.
Voorbeeld 2: een instelling die de voorfinanciering van een nieuwe opleiding opvoert
als kosten, zal qua subsidiebedrag per student hoog uitkomen en dus laag scoren op
proportionaliteit. Zeker in het licht van inverdieneffecten in de termijn na de subsidieperiode.
Onderdeel 3:. Beoordeling experimenteeraanvragen
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Voor beide vormen van experimenten is het van belang dat:
-
– Het aannemelijk wordt gemaakt dat het bijdraagt aan het behalen van de algemeen geformuleerde
prestaties. Het gaat hierbij om experimenten in het kader van excellentiebevordering,
de experimenten moeten hieraan bijdragen.
-
– Het hier opleidingen of programma’s betreft die wezenlijk anders zijn van opzet en
inhoud dan reguliere opleidingen dan wel reguliere honoursprogramma’s. Deze hebben
immers ook zonder deze experimenteerruimte hun meerwaarde bewezen.
-
– De projectaanvraag voldoende scoort. De inbedding van de experimenten is van wezenlijk
belang. Gezien het doel van de experimenten moet de aanvrager bewijzen dat hij in
staat is een ambitieus en gedegen project uit te voeren die de excellentie binnen
de instelling vergroot.
Selectie
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Voor selectie geldt daarnaast ook dat er een heldere relatie moet zijn tussen de additionele
eisen die aan de student worden gesteld, en de vorm+inhoud en de te behalen prestaties.
Wanneer de prestaties zich voornamelijk richten op beter onderzoekers (verkorte PHD’s,
meer Veni-beurzen onder alumni etc), maar er geselecteerd wordt op eigen bedrijfjes
als nevenactiviteit, dan is die relatie niet aannemelijk. Hetzelfde geldt wanneer
er gekozen wordt voor een volledig Duitstalige opleiding en er geselecteerd wordt
op Engelse kennis en vaardigheden.
Daarnaast moet helder zijn waarom het niet mogelijk is om te selecteren na de poort
in plaats van aan de poort. Bij selectie na de poort kan er geselecteerd worden op de in de master behaalde resultaten. In de
regel heeft selectie na de poort daarom een betere voorspellende waarde dan selectie aan de poort. Er moeten dus goede redenen zijn om toch aan de poort te selecteren, en bovendien moet het aannemelijk zijn dat er gelet op het
profiel van de opleiding en de te hanteren criteria, voldoende voorspellende waarde
is van selectie aan de poort.
Collegegeldverhoging
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Voor collegegeldverhoging geldt als aanvullende eis dat er daadwerkelijk iets extra’s
wordt gedaan dat extra kosten met zich meebrengt. Dit kunnen niet de zaken zijn die
thuishoren bij een reguliere invulling van het (honours)onderwijs.
Voor vragen en meer informatie over het Sirius Programma:
www.siriusprogramma.nl
|
|
Marjolijn Vermeulen
|
Sara Steyn
|
Programmaregisseur
|
Programmaleider
|
Tel 070-3119706
|
Tel 070-3119794
|
m.vermeulen@siriusprogramma.nl
|
s.steyn@siriusprogramma.nl
|