Beleidsregel afdoening verzoeken om toestemming tot het voeren van Nederlandse titulatuur [...] hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek)

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2009, nr. HO&S/BS/2009/177909, inzake de afdoening van verzoeken om toestemming tot het voeren van Nederlandse titulatuur op grond van een in het buitenland behaalde graad als bedoeld in artikel 7.23 derde lid van de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (WHW)

1. Inleiding

Hierbij bericht de Minister, een ieder die op grond van een aan een buitenlandse instelling van hoger onderwijs behaalde graad, in aanmerking wil komen voor toestemming tot het voeren van een Nederlandse titel, dat het onderstaande beleid wordt gevoerd.

2. Vereiste voor behandeling van verzoeken

  • 2.1 Het verzoek om toestemming tot het voeren van Nederlandse titulatuur moet schriftelijk worden aangevraagd met het daarvoor bestemde aanvraagformulier waarbij een origineel uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie – afgegeven binnen zes maanden voor de indiening van het verzoek – en een kopie van de persoonsgegevens uit een geldig Nederlands of buitenlands reis- of verblijfsdocument wordt meegezonden.

  • 2.2 Tevens moeten gewaarmerkte kopieën van de in het buitenland gevolgde opleidingen – voortgezet en hoger onderwijs – met de daarbij behorende cijferlijsten worden meegezonden.

  • 2.3 Indien de opleidingsdocumenten niet in het Nederlands, Duits, Engels of Frans zijn gesteld, moet een beëdigde vertaling van de opleidingsdocumenten in één van de hiervoor genoemde talen, door de vertaler aan de opleidingsdocumenten gehecht, worden meegezonden.

3. Verificatie van de echtheid van de opleidingsdocumenten

  • 3.1 Met de aanvraag verleent de aanvrager de Minister toestemming tot het verifiëren van de opleidingsdocumenten bij de bevoegde buitenlandse instanties en tevens tot het laten verrichten van technisch onderzoek van de originele opleidingsdocumenten.

  • 3.2 Tijdens de behandeling van het verzoek kan de aanvrager worden verzocht de opleidingsdocumenten te laten legaliseren.

  • 3.3 Indien de opleidingen zijn gevolgd in een bij het Apostilleverdrag aangesloten land, zal in plaats van de legalisatie-eis worden gevraagd om een apostillestempel op de opleidingsdocumenten.

4. Het door de Minister gevoerde beleid

  • 4.1 Een aanvraag kan worden toegewezen indien een afsluitend getuigschrift is overgelegd van een in het buitenland gevolgde hoger onderwijs opleiding die voldoet aan alle volgende criteria:

    • a. de opleiding is in het land van herkomst erkend,

    • b. de opleiding is inhoudelijk vergelijkbaar met en heeft hetzelfde doel als een Nederlandse overeenkomstige opleiding,

    • c. aan de opleiding zijn dezelfde rechten verbonden als aan een Nederlandse overeenkomstige opleiding en

    • d. er is geen sprake van één of meer wezenlijke verschillen met een Nederlandse opleiding.

  • 4.2 Er is in ieder geval sprake van wezenlijke verschillen indien:

    • 1. de in het buitenland genoten vooropleiding qua nominale studieduur twee jaar korter is dan de in Nederland gebruikelijke vooropleiding;

    • 2. er een verschil is in nominale studieduur van de in het buitenland gevolgde hoger-onderwijsopleiding ten opzichte van de Nederlandse overeenkomstige opleiding van één jaar of langer;

    • 3. een aanmerkelijk deel van het opleidingstraject dat uiteindelijk tot een buitenlandse graad heeft geleid is gevolgd aan een niet erkende instelling van hoger onderwijs in het desbetreffende land;

    • 4. een scriptie en/of een stage geen onderdeel heeft uitgemaakt van de in het buitenland gevolgde hoger onderwijs opleiding indien deze bij een overeenkomstige Nederlandse opleiding wel een essentieel onderdeel uitmaakt van het curriculum;

    • 5. in het curriculum van de buitenlandse opleiding – gemeten aan de totale studiebelasting – veel uren zijn besteed aan vakken die hier thuishoren in het voortgezet onderwijs en/of vakken die hier niet voorkomen in een overeenkomstige hoger onderwijs opleiding;

    • 6. voorafgaande aan een wetenschappelijke mastersgraad geen wetenschappelijk bachelors programma is gevolgd in dezelfde discipline;

    • 7. het gaat om een wetenschappelijke opleiding die geen toegang tot de promotie geeft.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven