Beleidsregel controlebeleid Dienst Uitvoering Onderwijs (uitwonend zijn van studerenden [...] toelage ex artikel 11.5 Wet studiefinanciering 2000)

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 31-12-2009 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2009, nr. HO&S/BS/2009/178032, inzake het controlebeleid Dienst Uitvoering Onderwijs op het uitwonend zijn van studerenden met een toelage ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 op grond van artikel 11.5 Wet studiefinanciering 2000

Inhoud maatregel

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft besloten de controle van het feit of een studerende terecht in aanmerking komt voor studiefinanciering voor een uitwonende studerende, zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, WSF 2000 te laten uitvoeren door de Dienst Uitvoering Onderwijs.

Deze controle bestaat uit de volgende stappen:

Eerst vergelijkt de Dienst Uitvoering Onderwijs het door de uitwonende studerende zelf als woonadres opgegeven adres met de adresgegevens van zijn ouders. Deze vergelijking geschiedt via gegevens die de Dienst Uitvoering Onderwijs reeds van deze ouders heeft of, bij het ontbreken ervan, via uitwisseling met de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Indien uit deze bestandsvergelijking blijkt dat de adressen van de uitwonende studerende en van (een van) zijn ouder(s) overeenkomt, vindt nadere controle plaats. Komen de adressen van ouder(s) en studerende niet overeen, dan wordt de studerende beschouwd als uitwonend. Er wordt van verdere controle afgezien, zolang de studerende op hetzelfde adres blijft wonen.

De nadere controle vindt plaats door het aanschrijven van de studerende. In een brief van de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt de studerende attent gemaakt op het feit dat bovengenoemde controle heeft plaatsgevonden en dat zijn woonadres volgens de gegevens van de Dienst Uitvoering Onderwijs overeenkomt met het woonadres van (een van) zijn ouder(s). In dezelfde brief biedt de Dienst Uitvoering Onderwijs de studerende de gelegenheid om aannemelijk te maken dat hij over de gecontroleerde periode niet woonachtig is geweest bij zijn ouder(s) en wel degelijk ergens anders woonde. Indien de studerende hierin slaagt, zal de Dienst Uitvoering Onderwijs het nieuwe adres van de studerende in haar administratie opnemen.

De studerende kan in beginsel met ieder bewijsstuk aannemelijk maken dat hij gedurende de periode waarover wordt gecontroleerd niet bij zijn ouders heeft gewoond. De Dienst Uitvoering Onderwijs zal elk geval afzonderlijk beoordelen. Wel moet een dergelijk bewijsstuk voldoende objectieve waarde hebben om als bewijs te kunnen dienen.

Inwerkingtreding

Deze controle geldt in de eerste plaats voor alle nieuwe studerenden die op of na 1 september 2004 voor het eerst in aanmerking komen voor studiefinanciering. Zij worden hiermee ruimschoots van tevoren in de gelegenheid gesteld om ervoor te zorgen dat zij over voldoende bewijsmiddelen kunnen beschikken, indien de Dienst Uitvoering Onderwijs aanleiding zou zien hen hiernaar te vragen.

Het controlebeleid geldt ook voor studerenden die reeds voor september 2004 in aanmerking kwamen voor studiefinanciering, maar alleen als zij in of na september 2004 verhuizen en zo een nieuw adres krijgen. Ook zij krijgen daarmee alle gelegenheid om vanaf dat moment aan de hierboven gestelde eisen te voldoen.

Zoals gezegd is deze controle gestart per september 2004. Dit betekent dat de controle over de periode 2003–2004 bij wijze van overgangsregeling nog op de oude wijze zal plaatsvinden, namelijk met een formulier waarop de studerende per maand kan aangeven of hij over de gecontroleerde periode al dan niet uitwonend is geweest.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk

Naar boven