Aanwijzing meting lichtdoorlatendheid

[Regeling vervallen per 01-04-2015.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2010 t/m 31-03-2015

Aanwijzing meting lichtdoorlatendheid

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

In de op 1 mei 2009 in werking getreden Regeling voertuigen (RV) is voor personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen, driewielige motorrijtuigen en voor bromfietsen bepaald dat de lichtdoorlatendheid van de voor- en de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten niet minder dan 55% mag bedragen. In het voor 1 mei 2009 geldende Voertuigreglement was deze eis niet opgenomen maar werd, naar aanleiding van een arrest van het Gerechtshof Leeuwarden1 , wel met een geschikt maar niet gecertificeerd meetmiddel gehandhaafd op de bepaling dat ruiten niet voorzien mogen zijn van onnodige voorwerpen die het zicht van de bestuurder belemmeren.

Nu er een specifieke eis voor de lichtdoorlatendheid van ruiten in de RV is opgenomen, wordt voor de opsporing en vervolging in deze aanwijzing ingegaan op de wijze waarop de lichtdoorlatendheid moet worden gemeten en welke correctie op de gemeten waarde moet worden toegepast.

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Deze aanwijzing heeft tot doel een uniforme handhaving te bewerkstelligen van de in de RV opgenomen eis betreffende de lichtdoorlatendheid van voertuigruiten.

Opsporing

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Gecertificeerd meetmiddel

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Meetmiddelen die gebruikt worden bij de vaststelling van strafbare feiten en gedragingen (zoals bij de meting van de lichtdoorlatendheid), dan wel bij de vaststelling van de waarde van een grootheid, die invloed kan uitoefenen bij de bepaling van de zwaarte van de straf, moeten voldoen aan de voorschriften die bij of krachtens de Regeling meetmiddelen politie worden vastgesteld, dan wel voor het toegepaste gebruik zijn goedgekeurd door een daartoe bevoegde instantie.

Voor het certificeren van een meetmiddel dat geschikt is om de lichtdoorlatendheid van ruiten te meten zijn eisen2 opgesteld en aan de hand van deze eisen is inmiddels één type lichtdoorlatendheidsmeter gecertificeerd.

Bij het bepalen van de lichtdoorlatendheid van een voorruit en/of de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten dient derhalve uitsluitend gebruik te worden gemaakt van een daarvoor typegoedgekeurd meetmiddel met een geldig goedkeuringscertificaat.

Werkwijze

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

De meting wordt zo mogelijk ter plaatse uitgevoerd. Als geen geschikt en gecertificeerd meetmiddel op de controleplaats aanwezig is, kan, bij het vermoeden dat één of meer ruiten niet aan de gestelde eisen voldoen, op grond van artikel 160, lid 4, WVW 1994 het voertuig voor een nader onderzoek naar een politiebureau worden overgebracht waar wel een gecertificeerde lichtdoorlatendheidsmeter aanwezig is. Als vervolgens bij meting blijkt dat de lichtdoorlatendheid na correctie minder dan 55% bedraagt, kan een aankondiging van beschikking worden uitgereikt. Hiervoor moet feitcode N 420 d worden gebruikt. Indien de overtreding niet direct kan worden beëindigd3 kan het kentekenbewijs deel I (A) worden ingevorderd.

Wijze van meten

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Het meetmiddel moet conform de handleiding worden bediend4 . Indien het vermoeden bestaat dat slechts één ruit niet aan de eisen voldoet moet deze ruit om een objectief resultaat te verkrijgen op drie verschillende plaatsen worden gemeten. Vervolgens wordt de gemiddelde waarde gecorrigeerd met de vaste correctie van 5% transmittantie5 . Indien het vermoeden bestaat dat meer ruiten niet aan de eisen voldoen moeten per ruit drie metingen worden verricht en wordt van de drie metingen per ruit de gemiddelde waarde berekend.

Om te voorkomen dat op plaatsen wordt gemeten waar de lichtdoorlatendheidseis niet van toepassing is, zoals de bovenzijde van de voorruit, zijn voor de voorruit en de zijruiten meetpunten vastgesteld. De voorgeschreven drie metingen moeten worden gedaan op de hieronder aangegeven meetpunten, waarbij in ieder geval wordt gemeten op de punten 1 en 2.

De meetpunten voor de voorruit zijn:

  • 1. Hart stuur/bestuurders plaats met midden ruit

  • 2. hart passagiersplaats met midden ruit

  • 3. linker onderhoek ruit

  • 4. midden onder ruit

  • 5. rechter onderhoek ruit

Bijlage 245807.png

De meetpunten voor de voorste zijruiten zijn:

  • 1. Hart middellijnen ruit

  • 2. rechter bovenhoek ruit

  • 3. linker bovenhoek ruit

  • 4. linker onderhoek ruit

  • 5. rechter onderhoek ruit

Bijlage 245808.png

Maximale fout

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

De maximale fout bedraagt 5% transmittantie. Dit betreft geen 5% van de gemeten waarde maar bij elke gemeten waarde moet 5% worden opgeteld. Bij een meting van de lichtdoorlatendheid moet daarom elke gemeten waarde met 5% transmittantie (verder %) naar boven worden gecorrigeerd.

De in de Regeling voertuigen opgenomen minimale lichtdoorlatendheidswaarde van 55% is beduidend lager dan de in de richtlijn 92/22/EEG opgenomen waarden van 75% voor de voorruit en 70% voor de voorste zijruiten. Om deze reden wordt het niet noodzakelijk geacht om een ondergrens voor de vervolging in te stellen.

Er kan derhalve een administratieve sanctie worden opgelegd indien de gemeten waarde verhoogd met de voorgeschreven correctie van 5% minder dan 55% bedraagt. De hoogste gemeten ongecorrigeerde waarde waarbij nog een aankondiging van beschikking op basis van feitcode N 420 d kan worden opgemaakt bedraagt dus 49% (49% + vaste correctie van 5% = 54%)

Eisen aankondiging van beschikking

[Regeling vervallen per 01-04-2015]

Indien meer dan één ruit niet aan de eisen voldoet wordt slechts één aankondiging van beschikking uitgereikt. Op de aankondiging van beschikking worden de ruiten vermeld die niet aan de eisen voldoen. Per ruit wordt de gemiddelde gemeten waarde en de gemiddelde gecorrigeerde lichtdoorlatendheidswaarde genoteerd. Deze gegevens worden eveneens ingevoerd in de Transactiemodule, zodat deze bij beroepszaken op het zaaksoverzicht ten behoeve van de CVOM worden vermeld.

  1. LJN: AV5253. Het hof zegt hierover: Vooropgesteld moet worden dat het aanbrengen van lichtdoorlatendheid beperkende folie op de ruiten van een auto slechts een overtreding van artikel 5.2.42 VR oplevert indien als gevolg daarvan het uitzicht van de bestuurder wordt belemmerd. Het hof acht het noodzakelijk dat naar objectieve maatstaven wordt vastgesteld of daarvan sprake is. Naar het oordeel van het hof vormen de eisen die de richtlijn 92/22/EEG stelt aan de lichtdoorlatendheid van de ruiten van motorvoertuigen daartoe een goed aanknopingspunt, aangezien ook deze beogen te waarborgen dat de bestuurder vanuit het voertuig voldoende zicht heeft. ^ [1]
  2. Deze eisen zullen worden opgenomen in de Regeling meetmiddelen politie. ^ [2]
  3. Als sprake is van folie kan de overtreding mogelijk direct worden beëindigd door het verwijderen van de folie. ^ [3]
  4. Een lichtdoorlatendheidsmeter bestaat uit een lichtbron en een detector. De lichtbron wordt aan de buitenzijde van de te meten ruit geplaatst en de detector wordt aan de binnenzijde geplaatst. Voor aanvang van de meting moeten de 0% en 100% transmittantie (lichtdoorlatendheid) waarden worden gesimuleerd om de goede werking van het apparaat te controleren. ^ [4]
  5. De lichtdoorlatendheid wordt aangeduid met de eenheid ‘transmittantie, uitgedrukt in procenten’. ^ [5]
Naar boven