Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-09-2017 t/m heden

Wet van 29 mei 2009 tot uitvoering van verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (Pb EU L 399) (Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat Verordening (EG) 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (Pb EU L 399) moet worden uitgevoerd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder verordening: verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (Pb EU L 399).

Artikel 2

  • 1 Een verzoek om een Europees betalingsbevel als bedoeld in artikel 7 van de verordening wordt gedaan aan de rechtbank Den Haag.

  • 2 Wordt een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, ingediend bij een andere rechtbank dan de rechtbank Den Haag, dan verklaart de rechter zich ambtshalve onbevoegd en verwijst hij de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Den Haag. De griffier zendt een afschrift van de beschikking, alsmede de op de procedure betrekking hebbende stukken aan de griffier van de rechtbank Den Haag.

Artikel 3

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De stukken voor aanvulling en correctie van het verzoek als bedoeld in artikel 9 van de verordening, voor wijziging van het verzoek als bedoeld in artikel 10 van de verordening en voor afwijzing van het verzoek als bedoeld in artikel 11 van de verordening alsmede het uitvoerbare Europees betalingsbevel als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de verordening worden aan de eiser toegezonden per gewone post.

  • 2 Een mededeling als bedoeld in artikel 17, vijfde lid, van de verordening wordt aan partijen toegezonden per gewone post.

Artikel 4

Indien ingevolge artikel 10, tweede lid, van de verordening een Europees betalingsbevel wordt uitgevaardigd voor het door de eiser aanvaarde voorstel voor een Europees betalingsbevel voor een gedeelte van zijn verzoek, laat dit de rechtsvordering voor het resterende deel onverlet.

Artikel 5

Betekening of kennisgeving aan de verweerder als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de verordening van het Europees betalingsbevel en het verzoek waarop het Europees betalingsbevel is gebaseerd, kan op een van de volgende wijzen:

  • a. door verzending per aangetekende post met bericht van ontvangst;

  • b. bij exploot.

Heeft de verweerder geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland, maar wel een bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in een andere lidstaat, dan vindt de betekening of kennisgeving plaats overeenkomstig artikel 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 6

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Indien de procedure wordt voortgezet na indiening van een verweerschrift, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder a of b, van de verordening, doet de rechtbank Den Haag een voorstel voor aanwijzing van een rechter die de zaak verder behandelt en bepaalt de rechtbank Den Haag daarbij de termijn waarbinnen de eiser het voorstel kan betwisten door aanwijzing van een andere rechter. Na verloop van deze termijn wordt een afschrift van de aanwijzingsbeslissing per gewone post verzonden aan de eiser en de verweerder. Indien een rechter van een ander gerecht dan de rechtbank Den Haag wordt aangewezen om de zaak verder te behandelen, zendt de griffier een afschrift van de aanwijzingsbeslissing, alsmede de op de procedure betrekking hebbende stukken aan de griffier van het gerecht dat is aangewezen. Indien de verweerder de aanwijzingsbeslissing betwist, wordt deze betwisting behandeld door de rechter die voor de verdere behandeling van de zaak is aangewezen. De rechter die is aangewezen, is niet gebonden aan de aanwijzing.

  • 2 In zijn aanwijzingsbeslissing beveelt de rechtbank Den Haag op welke van de in artikel 17, eerste lid, onder a en b, van de verordening genoemde wijzen voortzetting plaatsvindt. In het geval van voortzetting op grond van artikel 17, eerste lid, onder b, van de verordening beveelt de rechtbank Den Haag dat de procedure verder wordt behandeld volgens de regels die gelden voor de vorderingsprocedure onderscheidenlijk de verzoekprocedure. De procedure is aanhangig vanaf de dag van indiening van het verzoek om een Europees betalingsbevel.

  • 3 Beveelt de rechtbank Den Haag dat de procedure verder wordt behandeld volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, dan bepaalt hij tevens in de aanwijzingsbeslissing een dag waarop de zaak op de rol komt van de rechter die de zaak verder behandelt voor het stellen van partijen, zonder dat daartoe een dagvaarding of oproeping bij exploot wordt vereist. Verschijnt de verweerder op de bepaalde roldatum niet, dan dient hij alsnog door de eiser bij exploot te worden opgeroepen. Verschijnt de eiser op de bepaalde roldatum niet, dan biedt de rechter die de zaak verder behandelt hem de gelegenheid binnen een termijn van twee weken alsnog te verschijnen. Indien de eiser van de hem geboden gelegenheid geen gebruik maakt, wordt hij geacht de zaak te hebben ingetrokken en wordt hij in de kosten veroordeeld.

  • 4 De rechter die de zaak verder behandelt, stelt partijen in de gelegenheid hun stellingen aan de dan toepasselijke procesregels aan te passen.

  • 5 Tegen een beslissing ingevolge het eerste tot en met het derde lid staat geen hogere voorziening open.

  • 6 Ongeacht of de verweerder in de voortgezette procedure verschijnt en of hij het griffierecht tijdig heeft voldaan, geldt een vonnis in de voortgezette procedure als een vonnis op tegenspraak en moet hoger beroep tegen een eindbeschikking op de voortgezette procedure door de verweerder worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak. In zijn aanwijzingsbeslissing neemt de rechtbank Den Haag de mededeling, bedoeld in artikel 111, tweede lid, onderdeel k, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op en wijst hij de verweerder op de in de vorige zin bedoelde rechtsgevolgen. De verweerder die niet in de voortgezette procedure verschijnt, krijgt de uitspraak toegezonden per gewone post.

Artikel 7

In geval van uitvoerbaarverklaring van een Europees betalingsbevel als bedoeld in artikel 18 van de verordening vormen de uitvoerbaarverklaring en het aangehechte betalingsbevel tezamen een executoriale titel in de zin van artikel 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Artikel 430, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van toepassing.

Artikel 8

  • 1 Het afschrift van een door een buitenlands gerecht van oorsprong uitvoerbaar verklaard Europees betalingsbevel, bedoeld in artikel 21, tweede lid, onder a, van de verordening en bestaande uit de uitvoerbaarverklaring als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de verordening en het aangehechte betalingsbevel, kan ten uitvoer worden gelegd op dezelfde wijze als een grosse.

  • 2 Een door een gerecht van oorsprong van een andere lidstaat uitvoerbaar verklaard Europees betalingsbevel wordt voor de toepassing van artikel 21, tweede lid, onder b, van de verordening gesteld of vertaald in de Nederlandse taal.

Artikel 9

  • 1 Ten aanzien van een uitvoerbaar verklaard Europees betalingsbevel in de zin van de verordening kan de verweerder een verzoek tot heroverweging doen bij het gerecht dat het uitvoerbare Europees betalingsbevel heeft uitgevaardigd op de gronden genoemd in artikel 20, eerste en tweede lid, van de verordening.

  • 2 Het verzoek moet worden gedaan:

    • a. in het geval bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder a, van de verordening, binnen vier weken nadat het uitvoerbare betalingsbevel aan de verweerder bekend is geworden;

    • b. in het geval bedoeld in artikel 20, eerste lid, onder b, van de verordening, binnen vier weken nadat de daargenoemde gronden hebben opgehouden te bestaan;

    • c. in het geval bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de verordening, binnen vier weken nadat de daargenoemde grond voor heroverweging aan de verweerder bekend is geworden.

  • 3 Voor de indiening van een verzoek tot heroverweging is de bijstand van een advocaat niet vereist.

Artikel 10

Op verzoeken betreffende de tenuitvoerlegging als bedoeld in de artikelen 22 en 23 van de verordening, is artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

Artikel 11

  • 1 Het bedrag, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de verordening, dat in rekening wordt gebracht voor een verzoek om een Europees betalingsbevel, wordt vastgesteld overeenkomstig de Wet griffierechten burgerlijke zaken. Is het bedrag, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b, van de verordening, niet hoger dan het bedrag genoemd in artikel 93 onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of betreft het een zaak als bedoeld onder c van dat artikel, dan worden de griffierechten voor kantonzaken als bedoeld in de bijlage bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken geheven.

  • 2 Van de verweerder wordt geen griffierecht geheven voor de indiening van een verweerschrift als bedoeld in artikel 16 van de verordening.

  • 3 Wordt de procedure voortgezet na indiening van een verweerschrift, dan wordt van de verweerder overeenkomstig de regels van de Wet griffierechten burgerlijke zaken griffierecht geheven als hij ook in de voortgezette procedure verschijnt.

Artikel 12

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

In aanvulling op hetgeen uit de verordening of uit deze wet voortvloeit, zijn de regels inzake de verzoekschriftprocedure van toepassing op een ingediend verzoek om een Europees betalingsbevel en op de procedure bedoeld in artikel 6, eerste tot en met derde lid.

Artikel 13

Onze Minister van Justitie zendt binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 14

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 29 mei 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de negende juni 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven