Besluit van den 26sten Januari 1822, betreffende de adelijke titels en kwalificatien
Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog
van Luxemburg, enz., enz., enz.
Gelet op art. 65 der grondwet, op art. 259 van het lijfstraffelijk wetboek, mitsgaders
op de wet van den 6den Maart 1818 (staatsblad no. 12);
Willende aan zoodanige Onzer onderdanen, wier verzoeken om erkenning of inlijving
in den nederlandschen adelstand, door Ons, zijn toegestaan, of die, door Ons, tot
den adelstand verheven, en met adelijke titels begunstigd zijn, het genot dier vergunningen
op eene regelmatige wijze verzekeren;
Gezien de adressen van eenige ridderschappen;
Gelet op de adviezen van den Hoogen Raad van Adel;
Gezien de rapporten van Onze Ministers van Binnenlandsche zaken en Waterstaat en van
Justitie;
Den Raad van State gehoord;
Hebben besloten en besluiten: