Stcrt. 2014, 38032, datum inwerkingtreding 01-01-2015, bevat een wijziging met terugwerkende
                                                kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2011.
                                              De aannemer is aansprakelijk voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen die
                                                met toepassing van het anoniementarief (ex artikel 26b van de Wet op de loonbelasting
                                                1964) zijn berekend en door zijn onderaannemer over het werk zijn verschuldigd. Dit
                                                geldt ook voor de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage
                                                Zorgverzekeringswet die zonder toepassing van het maximumpremieloon, respectievelijk
                                                het maximumbijdrageloon zijn berekend.
                                             De ontvanger matigt de primaire aansprakelijkheid als:
                                             
                                                - 
                                                   – de aannemer de identiteit van de werknemer kan aantonen; 
- 
                                                   – de aannemer desgevraagd kan aantonen dat de werknemer over een geldige verblijfs-
                                                      of tewerkstellingsvergunning beschikt; 
- 
                                                   – de aannemer gegevens overlegt aan de hand waarvan het loon van de werknemer voor zijn
                                                      werkzaamheden kan worden geïndividualiseerd. 
De ontvanger zal de hoogte van de aansprakelijkstelling niet matigen als blijkt dat
                                                de aannemer de voor de matiging vereiste gegevens niet heeft geadministreerd ten tijde
                                                van de uitvoering van de aannemingsovereenkomst. Als mocht blijken dat het in de administratie
                                                van de aannemer opgenomen burgerservicenummer van de werknemer onjuist is, zal de
                                                aannemer in de gelegenheid worden gesteld alsnog het juiste burgerservicenummer te
                                                overleggen.
                                             De aannemer kan de identiteit van de werknemer aantonen door in zijn administratie
                                                de volgende gegevens van de werknemer op te nemen:
                                             
                                                - 
                                                   – naam-, adres- en woonplaatsgegevens; 
- 
                                                   – de geboortedatum; 
- 
                                                   – het burgerservicenummer; 
- 
                                                   – een specificatie van de gewerkte uren; 
- 
                                                   – de nationaliteit; 
- 
                                                   – het soort identiteitsbewijs, het nummer en de geldigheidsduur; 
- 
                                                   – als dat van toepassing is, de aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning,
                                                      tewerkstellingsvergunning, notificatie of VAR-verklaring inclusief nummer en geldigheidsduur; 
- 
                                                   – naam-, adres- en woonplaats van de onderaannemer. 
De administratie moet ook een adequate procedure bevatten aan de hand waarvan de identificatie
                                                van de werknemer, de verificatie van het identiteitsbewijs en de vastlegging van de
                                                persoonsgegevens plaatsvindt. Deze procedure moet ten minste voldoen aan de bepalingen
                                                van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Richtsnoeren van het College Bescherming
                                                Persoonsgegevens. In dat geval zal de ontvanger de hoogte van de aansprakelijkheid
                                                voor de betreffende inlener verlagen aan de hand van herrekeningsregels. Deze verlaging
                                                kan al plaatsvinden ten tijde van de aansprakelijkstelling, maar ook in de bezwaar-
                                                of (hoger) beroepfase. Dit gebeurt aan de hand van de volgende herrekeningsregels.
                                             In het geval van matiging wordt bij de brutering van het loon - althans voor zover
                                                het de loonbelasting en premie volksverzekeringen betreft - gebruik gemaakt van een
                                                marginaal percentage. Het marginale tarief is de uitkomst van een berekening waarbij
                                                het (gewogen) gemiddelde tarief dat behoort bij de laagste (geknipte) tariefschijf
                                                ex artikel 20a juncto artikel 27, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964
                                                wordt vermenigvuldigd met twee, vervolgens wordt geteld bij het tarief dat behoort
                                                bij de tweede tariefschijf (t.a.p.) waarna de som wordt gedeeld door drie. De loonbelasting/premie
                                                volksverzekeringen over de werkzaamheden waarvoor de aansprakelijkheid bestaat, wordt
                                                vervolgens berekend met toepassing van hetzelfde (marginale) percentage.
                                             De berekening van de verschuldigde premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke
                                                bijdrage Zorgverzekeringswet vindt plaats alsof de identiteit van de werknemers waarvoor
                                                de aannemer om matiging verzoekt op het moment van inhouding vaststond. De uitkomst
                                                van die berekening vormt het bedrag waarvoor de aannemer na matiging aansprakelijk
                                                gesteld kan worden.
                                             Vanwege het feit dat de matiging uitsluitend de betreffende aannemer zelf aangaat,
                                                en niet de positie van de inhoudingsplichtige of die van andere aansprakelijken voor
                                                de naheffingsaanslag beïnvloedt, wordt het voorgaande uitsluitend betrokken in de
                                                berekening als uiteengezet in artikel 35.5.1 van deze leidraad.
                                             Deze ‘tariefmatiging’ – die overigens niet van invloed is op de hoogte van de naheffingsaanslag
                                                – vindt niet plaats als de aannemer wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de
                                                onderaannemer met anoniem personeel werkte. De beperking van de hoogte van de aansprakelijkheid
                                                blijft daardoor achterwege.
                                             Stcrt. 2014, 38032, datum inwerkingtreding 01-01-2015, bevat een wijziging met terugwerkende
                                                kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2014.
                                              De aannemer is aansprakelijk voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen die
                                                met toepassing van het anoniementarief (ex artikel 26b van de Wet op de loonbelasting
                                                1964) zijn berekend en door zijn onderaannemer over het werk zijn verschuldigd. Dit
                                                geldt ook voor de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage
                                                Zorgverzekeringswet die zonder toepassing van het maximumpremieloon, respectievelijk
                                                het maximumbijdrageloon zijn berekend.
                                             De ontvanger matigt de primaire aansprakelijkheid als:
                                             
                                                - 
                                                   – de aannemer de identiteit van de werknemer kan aantonen; 
- 
                                                   – de aannemer desgevraagd kan aantonen dat de werknemer over een geldige verblijfs-
                                                      of tewerkstellingsvergunning beschikt; 
- 
                                                   – de aannemer gegevens overlegt aan de hand waarvan het loon van de werknemer voor zijn
                                                      werkzaamheden kan worden geïndividualiseerd. 
De ontvanger zal de hoogte van de aansprakelijkstelling niet matigen als blijkt dat
                                                de aannemer de voor de matiging vereiste gegevens niet heeft geadministreerd ten tijde
                                                van de uitvoering van de aannemingsovereenkomst. Als mocht blijken dat het in de administratie
                                                van de aannemer opgenomen burgerservicenummer van de werknemer onjuist is, zal de
                                                aannemer in de gelegenheid worden gesteld alsnog het juiste burgerservicenummer te
                                                overleggen.
                                             De aannemer kan de identiteit van de werknemer aantonen door in zijn administratie
                                                de volgende gegevens van de werknemer op te nemen:
                                             
                                                - 
                                                   – naam-, adres- en woonplaatsgegevens; 
- 
                                                   – de geboortedatum; 
- 
                                                   – het burgerservicenummer; 
- 
                                                   – een specificatie van de gewerkte uren; 
- 
                                                   – de nationaliteit; 
- 
                                                   – het soort identiteitsbewijs, het nummer en de geldigheidsduur; 
- 
                                                   – als dat van toepassing is, de aanwezigheid van een A1-verklaring, verblijfsvergunning,
                                                      tewerkstellingsvergunning, notificatie of VAR-verklaring inclusief nummer en geldigheidsduur; 
- 
                                                   – naam-, adres- en woonplaats van de onderaannemer. 
De administratie moet ook een adequate procedure bevatten aan de hand waarvan de identificatie
                                                van de werknemer, de verificatie van het identiteitsbewijs en de vastlegging van de
                                                persoonsgegevens plaatsvindt. Deze procedure moet ten minste voldoen aan de bepalingen
                                                van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Richtsnoeren van het College Bescherming
                                                Persoonsgegevens. In dat geval zal de ontvanger de hoogte van de aansprakelijkheid
                                                voor de betreffende aannemer verlagen aan de hand van herrekeningsregels. Deze verlaging
                                                kan al plaatsvinden ten tijde van de aansprakelijkstelling, maar ook in de bezwaar-
                                                of (hoger) beroepfase. Dit gebeurt aan de hand van de volgende herrekeningsregels.
                                             In het geval van matiging wordt bij de brutering van het loon - althans voor zover
                                                het de loonbelasting en premie volksverzekeringen betreft - gebruik gemaakt van een
                                                marginaal percentage. Het marginale tarief is de uitkomst van een berekening waarbij
                                                het (gewogen) gemiddelde tarief dat behoort bij de laagste (geknipte) tariefschijf
                                                ex artikel 20a juncto artikel 27, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964
                                                wordt vermenigvuldigd met twee, vervolgens wordt geteld bij het tarief dat behoort
                                                bij de tweede tariefschijf (t.a.p.) waarna de som wordt gedeeld door drie. De loonbelasting/premie
                                                volksverzekeringen over de werkzaamheden waarvoor de aansprakelijkheid bestaat, wordt
                                                vervolgens berekend met toepassing van hetzelfde (marginale) percentage.
                                             De berekening van de verschuldigde premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke
                                                bijdrage Zorgverzekeringswet vindt plaats alsof de identiteit van de werknemers waarvoor
                                                de aannemer om matiging verzoekt op het moment van inhouding vaststond. De uitkomst
                                                van die berekening vormt het bedrag waarvoor de aannemer na matiging aansprakelijk
                                                gesteld kan worden.
                                             Vanwege het feit dat de matiging uitsluitend de betreffende aannemer zelf aangaat,
                                                en niet de positie van de inhoudingsplichtige of die van andere aansprakelijken voor
                                                de naheffingsaanslag beïnvloedt, wordt het voorgaande uitsluitend betrokken in de
                                                berekening als uiteengezet in artikel 35.5.1 van deze leidraad.
                                             Deze ‘tariefmatiging’ – die overigens niet van invloed is op de hoogte van de naheffingsaanslag
                                                – vindt niet plaats als de aannemer wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de
                                                onderaannemer met anoniem personeel werkte. De beperking van de hoogte van de aansprakelijkheid
                                                blijft daardoor achterwege.