1.2. Procedure met betrekking tot de invordering
[Regeling vervallen per 31-01-2012]
De politie moet nadrukkelijk de overgifte van het bewijs van bevoegdheid vorderen.
Tevens wordt de verdachte erop gewezen dat hij zich schuldig maakt aan het misdrijf
van art. 11.12, tweede lid WLv indien deze nadien toch die werkzaamheden waarvoor het bewijs van bevoegdheid is
verleend, gaat verrichten.
De vordering tot overgifte is niet beperkt tot het tijdstip waarop en de plaats waar
de verdachte is aangehouden (zie ook 3.2). Nadat het (hoofd)proces-verbaal is opgemaakt
(zie bijlage 2), vervalt voornoemde bevoegdheid. Om excessen hierbij te voorkomen dient een uiterste
vorderingstermijn (een termijn van orde) van vier weken na de pleegdatum te worden
gehanteerd. Uitzonderingen op de laatstgenoemde termijn (van vier weken na de pleegdatum)
kunnen uitsluitend ontstaan door omstandigheden die gelegen zijn in de fysieke hoedanigheid
van verdachte (bv. verwondingen).
Indien het bewijs van bevoegdheid is ingevorderd, wint de politie op de kortst mogelijke
termijn inlichtingen in over eventueel recidivegevaar ten aanzien van de verdachte
wiens bewijs van bevoegdheid is ingevorderd, zoals:
-
a. eerdere veroordelingen terzake van alcoholdelicten (2) gedurende een periode van vijf jaar voorafgaande aan de datum van invordering;
-
b. de omstandigheid dat betrokkene bekend staat als een notoir gebruiker van alcohol,
drugs of andere stoffen die de vaardigheid tot het verrichten van de hem – op basis
van zijn bewijs van bevoegdheid danwel bewijs van gelijkstelling – toebedeelde werkzaamheden
kan verminderen.
Deze of andere relevante informatie dient te worden vermeld in het proces-verbaal
van invordering (zie bijlage 1). De politie verstrekt de recente recidivegegevens aan de officier van justitie.
Na invordering dient het bewijs van bevoegdheid alsmede het proces-verbaal van invordering
uiterlijk de derde dag na de dag waarop het bewijs van bevoegdheid is ingevorderd
in het bezit te zijn van de officier van justitie. Het proces-verbaal van invordering
dient in tweevoud te worden aangeboden.
Door de politie wordt zowel van de vordering tot overgifte als van de invordering
onverwijld melding gemaakt in het betreffende register. Dit is met name van belang
in verband met de controle op de naleving van het verbod gesteld in art. 11.12, tweede lid WLv.
Indien de vordering tot overgifte niet heeft geleid tot een invordering van het bewijs
van bevoegdheid, wordt het proces-verbaal in de hoofdzaak zo spoedig mogelijk, maar niet later dan
na zes weken, ingezonden aan de officier van justitie met een aanbiedingsbrief waarin
op duidelijke wijze melding wordt gemaakt van het feit dat de vordering tot overgifte
niet heeft geleid tot een invordering.
Deze regeling is getroffen teneinde de officier van justitie er attent op te maken
dat wel de vordering tot overgifte heeft plaatsgevonden, maar de invordering van het
bewijs van bevoegdheid achterwege is gebleven en om de verwijdering van de registratie
uit het register bij de afdoening van deze zaken te kunnen bewaken.
De officier van justitie is er verantwoordelijk voor dat onverwijld de registratie
in het register wordt beëindigd of de teruggave van het bewijs van bevoegdheid wordt
geregistreerd in de hierna onder 1.7 te noemen gevallen, alsmede in de gevallen waarin
de zaak om andere redenen niet verder zal worden vervolgd.