Bijlage III. : Werkvoorschrift voor het nemen van monsters op de kuikenbroederij
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Doel
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Dit werkvoorschrift beschrijft of monstername van dons, meconium, liggenblijvers,
eierschalen en inlegvellen uit uitkomstladen in kuikenbroederijen voor de verplichte
monitoring zoals bedoeld in artikel 3 van dit besluit. De monsters worden genomen door een medewerker van de broederij.
Ondernemers die een fokbedrijf of een vermeerderingsbedrijf uitoefenen dienen het
op het bedrijf aanwezige fokpluimvee en/of vermeerderingspluimvee te laten onderzoeken
op de aanwezigheid van Salmonella. De bemonstering bestaat uit een reguliere monstername
en een officiële monstername. Voor de reguliere monstername zijn er twee mogelijkheden,
bemonstering van het koppel op het fok- of vermeerderingsbedrijf of bemonstering van
het koppel op de broederij. In artikel 4 lid, eerste lid, van de Verordening is bepaald dat de standaard voor de reguliere monstername bemonstering op het fok-
of vermeerderingsbedrijf is. In dit geval dient op de broederij dons, meconium of
liggenblijvers onderzocht te worden. Deze monstername is in onderdeel A van deze bijlage
beschreven. De ondernemer van een fok- of vermeerderingsbedrijf kan echter een verzoek
indienen bij de voorzitter voor bemonstering op de broederij. In onderdeel B van deze
bijlage is de bemonstering op de broederij opgenomen.
A. Monstername dons, meconium of liggenblijvers
Indien fok- of vermeerderingspluimvee wordt onderzocht op het fok- of vermeerderingsbedrijf
dan dient de kuikenbroederijen altijd donsmonsters, meconiummonsters of monsters van
liggenblijvers te nemen.
De frequentie van de reguliere monstername wordt weergegeven in de tabel:
type kuikenbroederij
|
frequentie onderzoek
|
broederijen voor de productie van eendagskuikens van moederdieren legrassen
|
iedere uitkomstkast en
|
iedere uitkomst
|
broederijen voor de productie van eendagskuikens voor de productie van consumptie-eieren
|
iedere vermeerderaar minimaal
|
eenmaal in de twee weken
|
Naast de reguliere door de broederijen uit te voeren bemonstering van dons, meconium
of liggenblijvers dient, tenminste eens in de acht weken, een officiële monstername
op dons, meconium of liggenblijvers door of namens GD uitgevoerd te worden.
De ondernemer is zelf verantwoordelijk voor het tijdig laten nemen van monsters. Het
nemen van de monsters wordt verder aangestuurd door GD. Monsters dienen te worden
genomen uit alle uitkomstkasten waar op dat moment redelijkerwijs kan worden bemonsterd
op dons, meconium dan wel liggenblijvers. De monsters dienen genomen te worden volgens
de in deze bijlage opgenomen werkvoorschriften.
B. Monstername inlegvellen en eierschalen
De ondernemer van een fok of vermeerderingsbedrijf kan een schriftelijk verzoek indienen
bij de voorzitter voor bemonstering op Salmonella van het koppel op de broederij.
Wanneer de voorzitter hier toestemming voor verleent, dient de reguliere monstername
van het koppel op de broederij plaats te vinden. Er dienen monsters te worden genomen
van eierschalen of inlegvellen van uitkomstladen. Naast de reguliere monstername vindt
ook officiële monstername plaats op het fok- of vermeerderingsbedrijf én op de broederij.
De frequentie van de reguliere monstername (eierschalen of inlegvellen van uitkomstladen)
wordt weergegeven in de tabel:
Type kuikenbroederij
|
Frequentie onderzoek per koppel fok- of vermeerderingspluimvee
|
productie van eendagskuikens
|
éénmaal per twee weken
|
Voor de monstername onder A en B geldt het volgende:
Laboratorium
-
– De monsters dienen te worden geanalyseerd bij een door de voorzitter erkend laboratorium.
-
– Wanneer een monster Salmonella met besmet is, laat de ondernemer dit serotyperen door
een door de voorzitter erkend laboratorium.
-
– Alle bevindingen van Salmonella dienen direct (dag van bekend worden) naar de broederij
te worden teruggekoppeld.
Naast de tweewekelijkse door de broederijen uit te voeren bemonstering van eierschalen
of inlegvellen uit uitkomstladen dient, tenminste eens in de zestien weken, de monstername
van eierschalen of inlegvellen uit uitkomstladen door of namens GD genomen te worden
(officiële monstername).
De ondernemer is zelf verantwoordelijk voor het tijdig laten nemen van monsters. Het
nemen van de monsters wordt aangestuurd door GD. Monsters dienen te worden genomen
uit alle uitkomstkasten waar op het moment redelijkerwijs kan worden bemonsterd op
eierschalen of inlegvellen. Voor uitkomstkasten, waarin slechts broedeieren aanwezig
zijn van fokpluimvee of vermeerderingspluimvee waar mestonderzoek wordt uitgevoerd,
is dit niet noodzakelijk.
De uitslagen van het onderzoek dat is uitgevoerd in de broederij dient door het laboratorium
rechtstreeks aan de leverancier van de broedeieren te worden gemeld en te worden opgenomen
in zijn administratie.
In de broederij worden monsters van eierschalen of inlegvellen genomen door de broederij.
De monsters worden genomen door verantwoordelijkheid van de ondernemer die de broederij
uitoefent, volgens het werkvoorschrift voor het nemen van monsters op de kuikenbroederij,
zoals opgenomen in deze bijlage. Wanneer Salmonella aanwezig is, moet door een door
de voorzitter erkend laboratorium worden geanalyseerd om welk serotype het gaat.
Actie bij positieve bevindingen bij reguliere en officiële monstername
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Indien uit het onderzoek zoals genoemd onder A of B blijkt dat een monster met Salmonella
besmet is, dient dit onverwijld door of namens de ondernemer aan de leverancier van
de broedeieren te worden gemeld welke vervolgens onverwijld een melding doet bij GD.
Wanneer het een besmetting met S.e, S.t of Salmonella hadar, infantis of virchow betreft,
voert GD op last van de voorzitter een verificatieonderzoek uit.
Het verificatieonderzoek is beschreven in het Hygiënebesluit opfok bedrijven, fokbedrijven en vermeerderingsbedrijven (PPE) 2007.
Eisen aan de monstername door de broederij
-
– De broederij neemt per herkomstadres ten minste éénmaal per twee weken monsters om
te onderzoeken op Salmonella. De monstername dient gebaseerd te zijn op minimaal één
dagproductie.
-
– Wanneer broedeieren uit verschillende stallen van hetzelfde herkomstadres in meer
dan één broedkast worden ingelegd, dient de broederij er zorg voor te dragen dat broedeieren
afkomstig uit alle stallen worden bemonsterd.
-
– De monsters worden genomen volgens de voorgeschreven werkvoorschriften monstername
in deze bijlage.
-
– De monsters worden op Salmonella onderzocht door een laboratorium dat voldoet aan
de eisen uit het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen laboratoria 2007.
-
– Wanneer van een fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf tweemaal binnen 4 weken in een
monster van de broederij Salmonella wordt aangetroffen, wordt logistiek gebroed.
Indien Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium wordt aangetroffen wordt onmiddellijk
logistiek gebroed.
– De broederij beschikt over een bijgehouden administratie, die twee jaar wordt bewaard.
De administratie dient inzichtelijk te zijn. Per herkomstadres dienen alle resultaten
van Salmonella onderzoek te worden bewaard. Wanneer Salmonella bij een stal wordt
aangetoond dienen alle relevante gegevens van deze stal aan de administratie te worden
toegevoegd, te weten:
-
– datum van bemonstering;
-
– uitslag bemonstering;
-
– datum melding aan GD (Salmonella enteritidis/Salmonella typhimurium) of aan het door
de voorzitter erkende laboratorium (overige Salmonellae);
-
– datum en beschrijving genomen acties in de broederij en eventueel bij het herkomstadres
(ruimten/behandelen).
maandelijks wordt aan GD een rapportage gezonden met daarin o.a.:
-
– aantal fokbedrijven en vermeerderingsbedrijven dat via de broederij is gescreend;
-
– overzicht van KIP-nummers dat via de broederij is gescreend;
-
– aantal koppels per fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf en het nummer van de koppels
dat via de broederij is gescreend;
-
– alle uitslagen (positief en negatief) van de door de broederij gescreende koppels,
fokbedrijven en vermeerderingsbedrijven, voorzien van koppel en KIP-nummer;
-
– aantal koppels waarbij Salmonella is aangetoond;
-
– gegevens van de koppels waarbij Salmonella is aangetoond.
-
– de broederij geeft maandelijks een overzicht van alle Salmonella uitslagen behorende
bij het koppel fokpluimvee of vermeerderingspluimvee door aan die fokbedrijven of
vermeerderingsbedrijven waar deze uitslagen als uitgangscontrole dienen.
Werkvoorschriften monstername
[Regeling vervallen per 01-01-2015]
Algemeen:
Benodigdheden voor het nemen van monsters:
A. Werkwijze monstername eierschalen
-
– Per uitkomstkast worden uit tenminste 25 afzonderlijke uitkomstladen eierschalen bemonsterd.
-
– Per uitkomstlade wordt 10 gram gebroken eierschalen genomen.
-
– De 25 monsters van tenminste 10 gram worden fijngemalen en gemengd waarna hiervan
een deelmonster van 25 gram wordt genomen.
-
– Het monster (in totaal 25 gram fijngemalen eierschaal) kan in één pot of zak verzameld
worden.
-
– Het monster wordt genomen zonder de eierschalen met de handen aan te raken of anderszins
risico van kruisbesmetting te lopen.
B. Werkwijze monstername inlegvellen van uitkomstladen
-
– Er wordt minimaal één verzamelmonster van zichtbaar met faeces (meconium) besmeurde
inlegvellen genomen.
-
– Inlegvellen worden bemonsterd van uitkomstladen die aselect van 5 verschillende uitkomstladen
of plaatsen in de uitkomstbroeder worden genomen.
-
– De bemonsterde inlegvellen hebben een gezamenlijk oppervlak van tenminste 1 m2 .
-
– Indien de broedeieren van een koppel fokpluimvee of vermeerderingspluimvee over meer
dan één broedmachine verdeeld zijn, wordt van iedere broedmachine een verzamelmonster
genomen.
-
– Monstername dient te geschieden zonder de inlegvellen met de handen aan te raken of
anderszins risico van kruisbesmetting te lopen.
-
– Het monster wordt zodanig genomen dat niet met iets anders in aanraking wordt gekomen,
om een eventuele besmetting van/vanuit de omgeving te voorkomen.
-
– De monsters kunnen in één pot of zak worden verzameld.
C. Uitvoering monstername dons
-
– Per uitkomstkast worden tenminste 5 donsmonsters genomen.
-
– Elk donsmonster moet een monster zijn van minimaal 5 gram natte dons, genomen op de
dag dat de kuikens worden afgeraapt, nadat de kast leeg is.
-
– De monsters dienen op verschillende plaatsen in de uitkomstkast genomen te worden
waarbij bij voorkeur een monster van de ventilator of grond genomen moet worden en
monsters genomen dienen te worden van de linker-, rechter-, boven- en onderkant van
de koelbuizen.
-
– De monsters (in totaal 25 gram dons) kunnen in één pot of zak verzameld worden.
-
– Het monster wordt genomen zonder het dons met de handen aan te raken of anderszins
risico van kruisbesmetting te lopen.
D. Uitvoering monstername meconium
-
– Van één leverantie broedeieren dienen tenminste 250 meconiummonsters te worden verzameld.
-
– De monsters dienen op verschillende plaatsen in de uitkomstkasten te worden genomen.
-
– Monstername dient te geschieden zonder de meconiums met de handen aan te raken of
anderszins risico van kruisbesmetting te lopen.
-
– Het monster wordt zodanig genomen dat niet met iets anders in aanraking wordt gekomen,
om een eventuele besmetting van/vanuit de omgeving te voorkomen.
-
– De monsters kunnen in één plastic pot of zak worden verzameld.
E. Uitvoering monstername liggenblijvers
-
– Van één leverantie broedeieren dienen karkassen van 60 niet aangepikte liggenblijvers
(broedeieren) die in de schaal zijn gestorven te worden bemonsterd.
-
– De monsters dienen op verschillende plaatsen in de uitkomstkasten genomen te worden.
-
– Monstername dient te geschieden zonder de dode kuikens met de handen aan te raken
of anderszins risico van kruisbesmetting te lopen.
-
– Het monster wordt zodanig genomen dat niet met iets anders in aanraking wordt gekomen,
om een eventuele besmetting van/vanuit de omgeving te voorkomen.
-
– De monsters kunnen in één plastic pot of zak worden verzameld.
Voor de monsters genomen onder A, B, C, D en E geldt vervolgens:
-
– Iedere pot of plastic zak dient direct na het vullen zorgvuldig gesloten te worden.
-
– Elke pot of plastic zak moet van een etiket met de volgende gegevens worden voorzien:
-
– De broederij moet een protocol hebben waarin staat vermeld:
-
– wie verantwoordelijk is voor de monstername
-
– hoe, waar en wanneer de monstername wordt uitgevoerd
-
– hoe de monsters kunnen worden getraceerd naar het bedrijfje stal(len) van herkomst.
Inzendformulier
-
– elke inzending moet vergezeld gaan van een formulier waarop de gegevens van de monsters
van die dag worden geregistreerd. Hierbij dienen tevens te worden vermeld:
-
– Een afschrift van het formulier moet op de broederij aanwezig blijven t.b.v. controle
van het systeem door derden.
Verzenden monsters
-
– De monsters moeten binnen 48 uur aanwezig zijn bij een door de voorzitter erkend laboratorium.
-
– De monsters moeten zo zijn verpakt dat onderweg geen lekkage kan optreden en zo zijn
geadresseerd dat voor de transporteur en de ontvanger geen verwarring ontstaat.
Resultaten onderzoek
-
– De broederij dient een registratie bij te houden per broederij, per vermeerderjaar,
per fokbedrijf en per stal, waarin alle resultaten van het Salmonellaonderzoek (ook
de negatieve) worden vastgelegd. Deze dienen minimaal twee jaar na ruimen van het
desbetreffende koppel te worden bewaard (i.v.m. traceringsonderzoeken en systeemcontrole).
-
– De monsters worden door een door de voorzitter erkend laboratorium geanalyseerd op
aan- of afwezigheid van Salmonella. Wanneer Salmonella aanwezig is, wordt door een
door de voorzitter erkend laboratorium geanalyseerd om welk serotype het gaat.