Artikel 1:1. Begripsbepalingen
[Regeling vervallen per 01-01-2016]
-
– bancair aansprakelijk vermogen:
-
a. het eigen vermogen van de onderneming van de aanvrager;
-
b. zekerheidsstelling door derden ten behoeve van de onderneming van de aanvrager, en
-
c. vermogensbestanddelen van de aanvrager privé, bestaande uit:
-
1. bij eenmanszaken, vennootschappen onder firma en maatschappen: privé-bezittingen;
-
2. bij besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid of naamloze vennootschappen:
privé-bezittingen voor zover deze door zekerheidsstelling ten behoeve van de bank
zijn verbonden;
-
3. achtergestelde leningen.
-
– bank: binnen het grondgebied van de Europese Unie gevestigde bank die is toegelaten
het bedrijf van bank uit te oefenen;
-
– Dienst Regelingen: Dienst regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie;
-
– Europese subsidies: subsidies:
-
a) verstrekt op basis van of in nauwe samenhang met een bindend besluit van de Raad,
van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese
Unie;
-
b) verstrekt met het oog op cofinanciering van een door de Raad of de Commissie van de
van de Europese Unie goedgekeurd programma, of
-
c) die als staatssteun als bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie zijn aan te merken;
-
– EG-maatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 288 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
-
– lening: door een bank verstrekte geldlening, niet zijnde een rekening-courantkrediet;
-
– liquiditeitstoename: som van het bedrijfsresultaat, de afschrijving en de privé-toevoegingen
verminderd met de aflossingen, de privé-onttrekkingen en de vervangingsinvesteringen;.
-
– landbouwonderneming: onderneming waarin de primaire productie van landbouwproducten
plaatsvindt;
-
– landbouwproducten: producten als bedoeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie, met uitzondering van de producten genoemd in hoofdstuk
3 van die bijlage;
-
– landbouwsector: gehele complex van landbouwondernemingen, landbouwproducten verwerkende
ondernemingen en aan de landbouw gerelateerde afzet, handel, dienstverlening, logistiek,
en toeleverende industrie;
-
– Minister: Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
-
– plattelandsontwikkelingsprogramma: plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in
artikel 15, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1698/2005, van Nederland;
-
– probleemgebied: gebied zoals aangewezen in bijlage 2 bij maatregelfiche 212 van het
plattelandsontwikkelingsprogramma;
-
– project: geheel van activiteiten gericht op concrete resultaten ter verwezenlijking
van de in deze regeling omschreven subsidiedoelstellingen;
-
– Richtlijn 2001/80/EG: Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van
23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende
stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (PbEU L 309);
-
–
verordening (EG) nr. 1698/2005: verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun uit het Europees
Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);
-
– verordening (EG) nr. 1857/2006: verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van
15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag
op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren,
en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001;
-
–
de-minimis verordening: verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende
de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de
landbouwproductiesector (PbEU L 337);
-
– verordening (EG) nr. 800/2008: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van
6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en
88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de
algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L 214);
-
– visserijproducten: producten, genoemd in hoofdstuk 3 van bijlage I bij het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie;
-
– visserijsector: gehele complex van ondernemingen, gericht op de vangst of de primaire
productie van visserijproducten, visserijproducten verwerkende ondernemingen en aan
de visserij gerelateerde afzet, handel, dienstverlening, logistiek, en toeleverende
industrie.