Tijdelijke subsidieregeling innovatie openbaar bestuur 2006

[Regeling vervallen per 01-05-2010.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 22-07-2006 t/m 30-04-2010

Tijdelijke regeling van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 13 juli 2006, nr. 2006-0000230442, CZW/WVOB, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan experimenten, gericht op een betere kwaliteit van dienstverlening aan burgers of op hogere arbeidsproductiviteit van medewerkers (Tijdelijke subsidieregeling innovatie openbaar bestuur 2006)

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 14 en 15 van de Wet overige BZK-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de Minister: de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;

  • b. zelfstandig bestuursorgaan: bestuursorgaan van de centrale overheid dat bij de wet, krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur of krachtens de wet bij ministeriële regeling met openbaar gezag is bekleed en dat niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een minister;

  • c. de Commissie: de Commissie Innovatie Openbaar Bestuur;

  • d. een experiment: een te starten innovatief project van één subsidie-ontvanger dan wel meerdere subsidie-ontvangers gezamenlijk, gericht op een betere kwaliteit van dienstverlening aan burgers of op hogere arbeidsproductiviteit van medewerkers en dat voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 4.

§ 2. Eenmalige subsidie aan experimenten

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

Artikel 2. Rechthebbenden, subsidieplafond en maximale subsidie

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

  • 1 De Minister kan subsidies verstrekken ter stimulering van het uitvoeren van een experiment.

  • 2 Voor een subsidie komen in aanmerking: ministeries, provincies, gemeenten, waterschappen, Hoge Colleges van Staat en zelfstandige bestuursorganen.

  • 3 Voor de uitvoering van deze regeling geldt een per begrotingsjaar door de Minister vast te stellen subsidieplafond.

  • 4 De subsidies worden namens de Minister verstrekt door de Commissie.

  • 5 De Commissie beoordeelt de ingediende aanvragen, bepaalt welke aanvragen zij honoreert en wat de hoogte van de subsidies is.

  • 6 De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de geraamde kosten van een experiment, of een onderdeel daarvan.

  • 7 In bijzondere gevallen kan de Commissie een subsidie verstrekken tot een hoger percentage dan 50% van de geraamde kosten van een experiment.

Artikel 3. Aanvraag subsidie

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

  • 1 Een aanvraag voor een subsidie dient schriftelijk of elektronisch te worden ingediend bij het secretariaat van de Commissie.

  • 2 Een aanvraag die wordt ingediend in de periode van 1 juli tot en met 30 september dingt mee naar een aandeel in 85% van het jaarbudget van het daarop volgende jaar.

  • 3 Een aanvraag die wordt ingediend in de periode van 1 oktober tot en met 30 juni van het jaar waarop het in het tweede lid bedoelde budget betrekking heeft dingt mee naar het na toepassing van het tweede lid resterende deel van dat budget.

  • 4 De aanvraag dient vergezeld te gaan van een beschrijving en begroting van het experiment waarin in ieder geval zijn opgenomen:

    • a. de aanleiding tot het experiment;

    • b. het doel van het experiment;

    • c. de wijze waarop het doel wordt gerealiseerd (gefaseerd projectplan);

    • d. de startdatum en duur van het experiment;

    • e. de organisatie van het experiment;

    • f. eventuele samenwerking met andere organisaties;

    • g. de te verwachten resultaten;

    • h. de wijze van rapportage;

    • i. de wijze van evaluatie;

    • j. de financiering van het experiment;

    • k. de inbreng van de subsidie-ontvanger en eventuele samenwerkingspartners;

    • l. de gevraagde subsidie, en

    • m. de geraamde kosten.

  • 5 De Commissie neemt voor een in het tweede lid bedoelde aanvraag voor 15 november van het desbetreffende jaar een besluit omtrent de verlening en de hoogte van de subsidie.

  • 6 De Commissie neemt voor een in het derde lid bedoelde aanvraag binnen zes weken na ontvangst daarvan een besluit omtrent de verlening en de hoogte van de subsidie.

Artikel 4. Toetsingscriteria Commissie

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

Een experiment komt slechts in aanmerking voor een subsidie als het voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. het leidt tot een aantoonbaar betere kwaliteit van dienstverlening aan burgers of het leidt tot een aantoonbare verhoging van de arbeidsproductiviteit van medewerkers;

  • b. het heeft als aandachtsgebied vernieuwing van management en sturing, HRM-beleid, inrichting en werkwijze of processen en technieken, waaronder de inzet van ICT en het is praktijkgericht;

  • c. het valt binnen de doelstellingen en prioriteiten van het meerjarenprogramma van de Commissie;

  • d. het is uitvoerbaar binnen twee jaar na de verlening van de subsidie, tenzij anders is overeengekomen met de Commissie;

  • e. het levert een reproduceerbaar voorbeeld op voor andere overheidsorganisaties;

  • f. het kan binnen 2 maanden na verlening van de subsidie starten;

  • g. het levert binnen 1 jaar bruikbare (tussen)resultaten op;

  • h. het is evalueerbaar door een onafhankelijke derde partij.

Artikel 5. Algemene verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

  • 1 Voor de subsidie-ontvanger gelden de volgende verplichtingen.

    • a. De subsidie-ontvanger werkt eraan mee dat er zo snel mogelijk na het verlenen van de subsidie een gezamenlijke startbespreking plaatsvindt en dat er tenminste 1 keer per jaar een voortgangsbespreking wordt georganiseerd.

    • b. De subsidie-ontvanger stelt (een) tussentijdse voortgangsrapportage(s) op over de stand van zaken van het experiment vanaf de start of vanaf de voorgaande rapportage; de frequentie van de voortgangsrapportages wordt tussen de Commissie en de subsidie-ontvanger tijdens de startbespreking overeen gekomen.

    • c. Tenzij anders is overeengekomen, dient het experiment binnen 2 jaar na het besluit tot verlenen van de subsidie te worden afgerond; de subsidie-ontvanger levert binnen 2 maanden na afronding een eindrapportage aan de Commissie waarin de voorbereiding, het verloop en de resultaten van het experiment zijn beschreven en financiële verantwoording over de besteding van de subsidie wordt afgelegd.

    • d. De Commissie kan binnen zes maanden na ontvangst van de eindrapportage van het experiment besluiten tot een onafhankelijke evaluatie van het experiment of een groep van experimenten. De subsidie-ontvanger verplicht zich tot het verlenen van medewerking aan zo’n evaluatie.

    • e. De subsidie-ontvanger legt een overzichtelijk en toegankelijk archief aan, dat een onafhankelijke derde partij kan gebruiken voor een evaluatie van het experiment. De Commissie krijgt op verzoek toegang tot het archief.

    • f. De Commissie krijgt de gevraagde informatie over de kennis en ervaring die in het experiment is opgedaan en mag deze als openbare informatie benutten voor kennisdeling en overdracht. Van deze verplichting kan in overleg met de Commissie worden afgeweken, als de belangen van betrokkenen door de bepaling kunnen worden geschaad.

    • g. Producten van het experiment – die in opdracht van de Commissie worden vervaardigd – blijven eigendom van de Minister. Zij mogen door de subsidie-ontvanger worden gebruikt voor het informeren van de bij het experiment betrokkenen. Gebruik voor andere doeleinden is alleen mogelijk na voorafgaande toestemming van de Commissie. Producten die door de subsidie-ontvanger – met steun van de Commissie – worden vervaardigd, blijven eigendom van de subsidie-ontvanger. De Commissie ontvangt daarvan een overeengekomen aantal papieren exemplaren of een elektronisch bestand. Op de producten wordt vermeld dat realisatie (mede) mogelijk is gemaakt door middel van een subsidie van de Commissie.

    • h. Over initiatieven gericht op landelijke publiciteit over het experiment via dag-, week- en vakbladen, radio, televisie, internet en openbare bijeenkomsten, pleegt de subsidie-ontvanger tevoren overleg met de commissie en vice versa. Indien de subsidie-ontvanger initiatief neemt tot publiciteit over het experiment, ziet hij erop toe dat melding wordt gemaakt van de ondersteunende rol van de Commissie.

  • 2 De Commissie kan in het besluit tot verlening nadere verplichtingen opleggen aan de subsidie-ontvanger.

§ 3. Bevoorschotting, verantwoording en vaststelling

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

Artikel 6. Bevoorschotting

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

De subsidie voor een experiment wordt als voorschot verstrekt tot een maximum van 80% van de verleende subsidie.

Artikel 7. Verantwoording

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

  • 1 Binnen twee maanden na afloop van het experiment dient de subsidie-ontvanger een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanvraag gaat vergezeld van een verantwoordingsverslag. Het verantwoordingsverslag moet aantonen dat het experiment heeft plaatsgevonden conform de overeengekomen opzet van het experiment en geeft inzicht in de behaalde resultaten van het experiment.

  • 3 De ontvangst en besteding van de subsidie worden op zichtbare wijze in de jaarrekening van de desbetreffende overheidsorganisatie opgenomen, of de organisatie overlegt een projectafrekening voorzien van een accountantsverklaring.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing voor subsidiebedragen van minder dan € 50.000,–. In dat geval volstaat een door de subsidie-ontvanger ondertekende projectafrekening die inzicht geeft in de baten en lasten van het project. De subsidie-ontvanger verstrekt de Commissie desgevraagd nadere informatie over de afrekening.

  • 5 In afwijking van het derde en vierde lid wordt door provincies en gemeenten de in het derde lid bedoelde verantwoordingsinformatie opgenomen in een daarvoor bestemde bijlage bij de jaarrekening.

Artikel 8. Vaststelling

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

  • 1 De Commissie stelt de subsidie vast binnen zes weken na ontvangst van de in artikel 7 bedoelde aanvraag.

  • 2 Indien het experiment niet binnen de overeengekomen termijn kan worden beëindigd, kan de subsidie-ontvanger de Commissie schriftelijk, met redenen omkleed, verzoeken het vaststellen van de subsidie uit te stellen.

  • 3 De Commissie beslist over het verzoek tot uitstel binnen zes weken na ontvangst van het in het tweede lid bedoelde verzoek.

  • 4 Indien de Commissie twee maanden na de overeengekomen einddatum van het experiment nog geen aanvraag tot vaststelling van de subsidie heeft ontvangen en geen verzoek tot uitstel als bedoeld in het tweede lid, stelt hij de subsidie ambtshalve vast.

  • 5 De Commissie stelt de subsidie vast overeenkomstig de verlening.

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

[Red: Wijzigt de Instellingsregeling Commissie Innovatie Openbaar Bestuur.]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

  • 2 In afwijking van artikel 3, zesde lid, neemt de Commissie over aanvragen als bedoeld in het eerste lid, alsmede over aanvragen die na 16 april 2006 zijn ingediend, een besluit omtrent de verlening en de hoogte van de subsidie binnen zes weken na inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 mei 2010.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-05-2010]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling innovatie openbaar bestuur 2006.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï

Naar boven