Belasting op personenauto’s en motorrijwielen; afschrijvingslijn; mogelijkheid tot tegenbewijs

[Regeling vervallen per 01-10-2006.]
Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 20-04-2006 t/m 30-09-2006

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen; afschrijvingslijn; mogelijkheid tot tegenbewijs

Aanleiding

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Dit besluit dient ter vervanging van besluit DGB2003/6752M, welk besluit de mogelijkheid opende tot tegenbewijs. Dit hangt samen met een wijziging in de werkwijze van de Dienst Wegverkeer (RDW). Vanaf 1 januari 2006 verricht de RDW niet meer in alle gevallen een keuring voorafgaand aan de registratie van een gebruikt motorrijtuig. Dit heeft tot het onbedoelde gevolg geleid dat de mogelijkheid tot tegenbewijs ook wordt ingeroepen bij de aangifte ter zake van de registratie van een voertuig dat niet in rijwaardige staat verkeert, bijvoorbeeld omdat het ernstig is beschadigd of volledig is gestript voordat het naar Nederland werd gebracht. Voor dergelijke voertuigen is de tegenbewijsregeling uiteraard nooit bedoeld. Volledigheidshalve wordt daarom het besluit aangevuld met een expliciete passage over dergelijke situaties. Daarnaast is de tekst van het besluit aangepast aan de wetswijziging van 1 juli 2005 (het in de heffing betrekken van bestelauto’s).

Inleiding

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Op grond van artikel 10, tweede lid, Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet bpm) wordt voor gebruikte personenauto’s, motorrijwielen en bestelauto’s een forfaitaire vermindering toegepast voor de berekening van de verschuldigde belasting. De hoogte van de vermindering is afhankelijk van de tijdsduur die is verstreken nadat het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen.

Ontwikkelingen in de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie hebben mij evenwel aanleiding gegeven om onder voorwaarden af te wijken van de forfaitaire vermindering, in de situatie dat blijkt dat deze forfaitaire vermindering verschilt van de werkelijke afschrijving van het voertuig in vergelijking met voertuigen die al in Nederland geregistreerd zijn, uitgaande van vergelijkbare voertuigen. Wetgeving op dit punt is op 28 maart 2006 door de Eerste Kamer der Staten-Generaal aanvaard en zal op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip in werking treden.

Goedkeuring

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Totdat deze mogelijkheid in de wet is opgenomen keur ik onder de hierna opgenomen voorwaarden en beperkingen goed, dat indien bij eerste registratie in Nederland van een in het buitenland geregistreerd gebruikt motorrijtuig blijkt, dat het werkelijke afschrijvingspercentage hoger is dan het percentage volgens de tabel van artikel 10, tweede lid, Wet bpm, dit hogere afschrijvingspercentage wordt gebruikt om het verschuldigde bpm-bedrag te bepalen. Daartoe worden eerst op de gebruikelijke wijze de catalogusprijs en het bruto bpm-bedrag bepaald. Vervolgens wordt de feitelijke waarde van het gebruikte motorrijtuig vastgesteld, waarna het verschil tussen de historische nieuwprijs (consumentenprijs) in Nederland en de gebleken feitelijke waarde wordt uitgedrukt in een percentage van die historische nieuwprijs, zijnde het werkelijke afschrijvingspercentage. Dit percentage kan vervolgens worden toegepast bij het bepalen van de verschuldigde bpm in plaats van het percentage volgens de tabel van artikel 10, tweede lid, Wet bpm (hierna: de tabel).

Voorwaarden en beperkingen

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Voorwaarde voor toepassing van deze goedkeuring is, dat de aangever op het aangifteformulier een beroep doet op deze goedkeuring.

Daarnaast moet de aangever het motorrijtuig op verzoek van de inspecteur beschikbaar houden voor een nadere controle, hertaxatie en/of APK-keuring.

Bij de aangifte moet de aangever aantonen in hoeverre de afschrijving voor zijn motorrijtuig afwijkt van de vermindering volgens de tabel. De aangever kan dit doen aan de hand van

  • a. een in de branche algemeen gebruikelijke koerslijst zoals die wordt gehanteerd voor de verkoop aan particulieren in Nederland; of

  • b. een recent taxatierapport van een onafhankelijke deskundige dat is toegesneden op de waarde bij verkoop aan particulieren in Nederland.

Ad a. In de branche gebruikelijke koerslijsten

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Voor de verkoop van gebruikte motorrijtuigen wordt in de autohandel in Nederland gebruik gemaakt van koerslijsten waarop onder meer de waarde bij verkoop aan particulieren wordt aangegeven. Uitgaande van een gemiddeld gebruik kan aan de hand van een dergelijke in de branche gebruikelijke koerslijst de waarde worden bepaald. Wordt in de koerslijst aangegeven hoe de waarde wordt beïnvloed bij een van het gemiddelde afwijkende kilometerstand, dan wordt daarmee in voorkomende gevallen rekening gehouden voor het bepalen van de waarde.

Uitgangspunt is dat alleen de meest recente koerslijsten kunnen worden gebruikt. Wanneer echter een motorrijtuig van een bepaald type en bepaalde leeftijd in geen van die koerslijsten is opgenomen, kan eventueel ook een minder recente koerslijst worden gebruikt als basis voor herrekening tot de juiste afschrijving op dit moment. De inspecteur kan daarbij aanvullende bewijsmiddelen vragen. Koerslijsten die in het buitenland zijn vastgesteld voor de situatie aldaar, kunnen geen basis vormen voor het bepalen van het afschrijvingspercentage in Nederland.

Wordt voor het bepalen van de waarde van het motorrijtuig gebruik gemaakt van een in de branche gebruikelijke koerslijst, dan dient voor de berekening van het werkelijke afschrijvingspercentage de historische nieuwprijs te worden ontleend aan deze zelfde koerslijst.

Ad b. Taxatierapport

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Een taxatierapport moet afkomstig zijn van een onafhankelijke, erkende taxateur, die geen onderdeel uitmaakt van, en evenmin direct of indirect verbonden is aan, een bedrijf dat handelt in gebruikte motorrijtuigen. Het rapport dient een volledige, gespecificeerde beschrijving en beoordeling te bevatten van het motorrijtuig en van de technische staat daarvan. De in het taxatierapport opgegeven waarde dient gerelateerd te zijn aan de waarde bij verkoop aan particulieren in Nederland, rekening houdend met eventuele accessoires.

Het rapport dient de waarde aan te geven op het moment van de aangifte. Wanneer het rapport niet ouder is dan een maand en er geen aanwijzingen zijn dat er sindsdien veranderingen zijn opgetreden in de waarde van het motorrijtuig, mag worden aangenomen dat aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Wanneer de inspecteur twijfelt aan de opgegeven waarde kan hij de aangever om aanvullend bewijs verzoeken. Indien het aanvullende bewijs naar het oordeel van de inspecteur niet of onvoldoende wordt gegeven, kan de inspecteur een hertaxatie laten instellen.

Wordt voor het bepalen van de waarde van het motorrijtuig gebruik gemaakt van een taxatierapport, dan dient voor de berekening van het werkelijke afschrijvingspercentage de historische nieuwprijs opgebouwd te worden aan de hand van de catalogusprijs (inclusief eventuele accessoires) en het bruto bpm-bedrag.

Ter vermijding van ieder misverstand merk ik nog op, dat uiteraard geen beroep op deze goedkeuring kan worden gedaan als het gaat om een motorrijtuig dat verkeert in een zodanige staat, dat het volgens de wegenverkeerswetgeving niet aan het verkeer mag deelnemen. Dit is bijvoorbeeld het geval als een motorrijtuig op essentiële punten niet voldoet aan de voorwaarden van de zogenoemde APK-keuring hetgeen kan blijken uit het taxatierapport. Wanneer bij de beoordeling van een aangifte BPM met beroep op tegenbewijs twijfel ontstaat over de al dan niet rijwaardige staat waarin het voertuig zich bevindt, kan de inspecteur het voertuig APK laten keuren. Als uit deze keuring blijkt dat het voertuig op essentiële onderdelen niet voldoet aan de vereisten in de wegenverkeerswetgeving, zal het beroep op tegenbewijs worden afgewezen.

Wanneer eenmaal is gekozen voor toepassing van deze goedkeuring en de belastingdienst akkoord is gegaan met een afschrijving die afwijkt van de afschrijving zoals vermeld in de tabel, kan de aangever uitsluitend nog op deze keuze teruggekomen via bezwaar tegen de eigen aangifte, binnen de daarvoor gestelde termijn.

Bij toepassing van deze goedkeuring wordt op het kentekenbewijs in plaats van het bruto bpm-bedrag een herrekend (lager) bruto bpm-bedrag vermeld. Teneinde een juiste bpm-heffing te garanderen wordt dit herrekende bruto bpm-bedrag voor gebruikte motorrijtuigen die met tegenbewijs in de bpm-heffing zijn betrokken in de plaats gesteld van het bruto bpm-bedrag zoals dat geldt voor vergelijkbare motorrijtuigen die al in Nederland zijn geregistreerd. Bij eventuele latere situaties waarbij de afschrijving van belang is (bijvoorbeeld bij toepassing van artikel 15 of 16 van de Wet bpm) kan de tabel dan normaal worden toegepast op het vermelde (herrekende) bruto bpm-bedrag. Hiermee wordt voorkomen dat in dergelijke situaties verschillende procedures moeten worden gevolgd afhankelijk van de vraag of het voertuig destijds al dan niet via tegenbewijs in de bpm-heffing werd betrokken.

De inspecteur stelt het herrekende bruto bpm-bedrag vast door vanuit het (via tegenbewijs vastgestelde) netto verschuldigde bpm-bedrag terug te rekenen naar een fictief (lager) bruto bpm-bedrag, met toepassing van de tabel. Oftewel:

Herrekend bruto bpm-bedrag =

(netto verschuldigd bpm-bedrag × 100) / (100 – afschrijvingspercentage tabel art. 10.2 Wet bpm)

Een rekenvoorbeeld:

Bruto bpm-bedrag: € 10.000

Leeftijd motorrijtuig sinds eerste ingebruikneming: 3 jaar en 6 maanden

Vermindering volgens tabel: 57%

Verschuldigde bpm volgens tabel: € 4.300

Werkelijk afschrijvingspercentage volgens tegenbewijs: 62%

Netto verschuldigd bpm-bedrag: € 3.800

Herrekend bruto bpm-bedrag

(€ 3.800 × 100) / (100 – 57) = € 3.800 × (100 / 43) = € 8.838

Anders gezegd: wanneer zonder toepassing van tegenbewijs, dus bij normale toepassing van de tabel, voor een gebruikte auto van 3 jaar en zes maanden het netto verschuldigde bpm-bedrag zou uitkomen op € 3.800, is het bijbehorende bruto bpm-bedrag € 8.838. Voor de tegenbewijssituatie wordt nu € 8.838 op het kentekenbewijs vermeld in plaats van € 10.000.

Volledigheidshalve merk ik op dat op deze goedkeuring geen beroep kan worden gedaan in de situatie dat geen aangifte is gedaan, bijvoorbeeld wanneer de inspecteur een naheffingsaanslag oplegt naar aanleiding van een ingestelde controle.

Vergunninghouders artikel 8 Wet bpm

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Voor ondernemers die in het bezit zijn van een vergunning op grond van artikel 8 Wet bpm kan het voorgaande niet zonder meer worden toegepast binnen de voor deze categorie geldende aangifteprocedure, omdat het moment waarop het bruto bpm-bedrag wordt vastgesteld niet samenvalt met het moment waarop de aangifte wordt gedaan. Om ook in die situatie de gelegenheid tot tegenbewijs te bieden keur ik goed, dat het voorgaande overeenkomstig wordt toegepast bij de voor vergunninghouders geldende aangifteprocedure. Daarbij dient de vergunninghouder zijn keuze voor toepassing van deze regeling aan te geven op het formulier aan de hand waarvan de inspecteur het bruto bpm-bedrag vaststelt. Na akkoordbevinding wordt het herrekende bruto bpm-bedrag vastgesteld zoals aangegeven onder ‘Voorwaarden en beperkingen’, met toepassing van het op dat moment geldende afschrijvingspercentage volgens de tabel. De vergunninghouder dient vervolgens in de uiteindelijke aangifte dit (lagere) herrekende bruto bpm-bedrag op te nemen in plaats van het oorspronkelijke bruto bpm-bedrag, alsmede het volgens de tabel verschuldigde (lagere) bpm-bedrag. De verschuldigde belasting wordt in deze situatie dus berekend door het herrekende bruto bpm-bedrag te verminderen met het percentage volgens de tabel, zoals dat geldt op het moment van eerste registratie in Nederland.

Maakt een vergunninghouder bij de aangifte bpm voor een bepaald motorrijtuig geen gebruik van zijn vergunning, dan geldt de procedure zoals aangegeven onder ‘Voorwaarden en beperkingen’.

Ingetrokken regeling en inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Dit besluit vervangt het besluit van 3 december 2003, nr. DGB2003/6752M (Stcrt. 238). Het treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van het besluit.

Den Haag, 10 april 2006

De

Staatssecretaris

van Financiën,
namens deze:
de

Directeur-Generaal

Belastingdienst,

J. Thunnissen

Naar boven