Omzetbelasting, vrijstelling diensten door lijkbezorgers, crematoria en exploitanten van begraafplaatsen

[Regeling vervallen per 01-04-2008.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 05-12-2005 t/m 31-03-2008

Omzetbelasting, vrijstelling diensten door lijkbezorgers, crematoria en exploitanten van begraafplaatsen

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit betreft een samenvoeging van alle besluiten die tot op heden zijn verschenen met betrekking tot de vrijstelling voor de diensten door lijkbezorgers (artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de omzetbelasting 1968). Hierbij is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de hiermee ingetrokken besluiten (zie punt 5).

Inleiding

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

In de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) zijn de diensten verricht door lijkbezorgers vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting (artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet). Deze bepaling in de Wet is gebaseerd op artikel 28, derde lid, sub b, van de Zesde richtlijn en de daarbij behorende bijlage F, onderdeel 6. Op grond van dat onderdeel van bijlage F kunnen de lidstaten de diensten verricht door lijkbezorgers en crematoria, alsmede levering door hen van goederen die met deze diensten rechtstreeks verband houden, onder de vrijstelling laten vallen, mits de lidstaten ook voor de inwerkingtreding van de richtlijn de vrijstelling voor deze diensten al kenden. Nederland voldoet aan die voorwaarde en heeft de vrijstelling bij de introductie van de Wet met ingang van 1 januari 1969 voortgezet.

1. Reikwijdte van de vrijstelling

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

1.1. Prestaties door de lijkbezorger als zodanig

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

De Wet bevat geen omschrijving van het begrip “lijkbezorger”. Gelet op het spraakgebruik dient daaronder te worden verstaan: de persoon die zich belast met alles wat bij de begrafenis/crematie van personen vereist is. Kenmerkend voor een lijkbezorger is dat hij met zijn opdrachtgever (de nabestaande(n)) een rechtsbetrekking aangaat inhoudende het verzorgen en opbaren van het lichaam van een overleden persoon, het verzorgen van de begrafenis- of crematieplechtigheid en de feitelijke teraardebestelling of crematie van de overleden persoon. Hij kan deze activiteiten zelf verrichten of uitbesteden aan derden. De lijkbezorger kan ook alleen een coördinerende of regelende taak hebben.

Teneinde de wetstoepassing ter zake zoveel mogelijk te vereenvoudigen en daarmee tevens de strekking volgend van de vrijstellingsbepaling uit de Zesde richtlijn kan de vrijstelling worden toegepast op alle prestaties door lijkbezorgers als zodanig jegens degenen die hun een opdracht tot lijkbezorging hebben verstrekt. Het maakt derhalve geen verschil of die prestaties leveringen van goederen of het verrichten van diensten met zich brengen.

Tot de vrijgestelde diensten van lijkbezorgers kunnen mede worden gerekend de prestaties met betrekking tot welke de lijkbezorger zich als bemiddelaar beschouwt, bijvoorbeeld ingeval door tussenkomst van de lijkbezorger bloemen, grafmonumenten, drukwerk enz. worden geleverd of diensten als het ter beschikking stellen van een aula, het verzorgen van de muziek, grafaankopen enz. worden verricht.

De onderhavige vrijstelling is beperkt tot de prestaties verricht door de lijkbezorger. De prestaties verricht aan de lijkbezorger dienen met omzetbelasting belast te worden. Op grond van artikel 15, tweede lid, van de Wet is de in rekening gebrachte omzetbelasting bij de lijkbezorger niet aftrekbaar. Zie in dit verband echter ook onderdeel 2 van dit besluit.

1.2. Prestaties door een lijkbezorger aan een andere lijkbezorger

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Voorts kan de vrijstelling ook toepassing vinden op prestaties door lijkbezorgers (daaronder begrepen kistenmakers en rouwvervoerders voorzover deze een gedeelte van de taak van de lijkbezorger uitvoeren) jegens andere lijkbezorgers, voorzover die prestaties niet zijn leveringen van goederen of het vervoeren van personen en/of goederen. Te denken valt in dit verband aan het beschikbaar stellen van personeel en rouwkamers en het verhuren van rouwgoederen. Indien een opdracht tot lijkbezorging in haar geheel aan een bedrijfsgenoot wordt doorgegeven kunnen beide ondernemers handelen zoals hiervoor gesteld uiteraard mits zij de daartoe gestelde voorwaarden nakomen. De bedrijfsgenoot aan wie de opdracht tot lijkbezorging is doorgegeven dient in dit verband met name ook het gestelde in onderdeel 2 van dit besluit in acht te nemen.

Uit de omstandigheid dat kistenmakers en rouwvervoerders, voor zover zij een gedeelte van de taak van een lijkbezorger uitvoeren, als lijkbezorger worden beschouwd, mag niet worden afgeleid dat alle ondernemers die prestaties verrichten die rechtstreeks verband houden met begrafenissen/crematies hiervoor als lijkbezorger kunnen worden aangemerkt. De essentie van de faciliteit ligt bij het al dan niet uitvoeren van een gedeelte van de taak van de lijkbezorger. Ik acht het in dit verband niet mogelijk om bijvoorbeeld dragers(verenigingen), die zich ten doel stellen aan lijkbezorgers personen ter beschikking te stellen voor het dragen van de lijkkist tijdens de begrafenis/crematie, op één lijn te stellen met lijkbezorgers. Dit heeft tot gevolg dat de door dragers(verenigingen) verrichte prestaties niet zijn te rangschikken onder artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet en ter zake van deze prestaties omzetbelasting is verschuldigd naar het algemene tarief.

1.3. Overige prestaties door de lijkbezorger

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Het komt voor dat een lijkbezorger behalve diensten met betrekking tot de uitvaartverzorging (lijkbezorging) ook stervensbegeleiding en hulp bij rouwverwerking verleent. De laatstbedoelde diensten zijn naar mijn opvatting functioneel te scheiden van de diensten betreffende de lijkbezorging. Niet gezegd kan worden dat er sprake is van een combinatie van diensten waarbij één der onderdelen zodanig sterk overheerst dat de andere onderdelen geacht kunnen worden daarin te zijn opgegaan. Deze prestaties moeten daarom als afzonderlijke diensten worden aangemerkt. Terzake is omzetbelasting verschuldigd naar het algemeen tarief.

2. Integratieheffing

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

De lijkbezorger dient omzetbelasting te voldoen over de voortbrengingskosten van door hemzelf vervaardigde goederen, zoals kisten en drukwerk (artikel 3, eerste lid, onderdeel h en artikel 8, vierde lid, van de Wet). De aan die vervaardiging toe te rekenen voorbelasting kan hij op de voet van artikel 15 van de Wet in aftrek brengen.

De ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van de Wet verschuldigde omzetbelasting komt niet voor aftrek in aanmerking (artikel 15, tweede lid, van de Wet).

3. Vervoer van (overleden) personen

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Bij toepassing van het gestelde onder punt 1.2, eerste alinea, blijft omzetbelasting verschuldigd onder meer wegens het vervoer van personen (w.o. begrepen het vervoer van een overleden persoon) in opdracht van anderen dan degenen die een opdracht tot lijkbezorging hebben verstrekt (de nabestaande(n)). Zo zal de lijkbezorger, kistenmaker of rouwvervoerder die in opdracht van een lijkbezorger een vervoersprestatie verricht, omzetbelasting zijn verschuldigd over het terzake in rekening gebrachte respectievelijk het ontvangen bedrag (uiteraard met inbegrip van het arbeidsloon van de bestuurder). Op deze vervoersprestatie is het verlaagde tarief van toepassing (Tabel I, post b.9). Ingeval van internationaal vervoer kan het nultarief van toepassing zijn (Tabel II, post b.3).

4. Exploitanten van begraafplaatsen en crematoria

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

In paragraaf 85, nr. 5 van de Leidraad omzetbelasting 1954 werden onder de vrijstelling tevens begrepen de diensten welke door exploitanten van begraafplaatsen als zodanig worden verricht. Bij de invoering van de Wet per 1 januari 1969 (Kamerstukken 1968, 9324, Memorie van Antwoord) is bevestigd dat onder de vrijgestelde prestaties ook de diensten verricht door exploitanten van begraafplaatsen en crematoria vallen. De vraag is voorts gesteld of in dit geval ook het vestigen van het recht van eigen graf voor tenminste een vaste termijn van 10 jaren buiten de heffing van omzetbelasting kan blijven.

Er bestaat geen bezwaar tegen dat ter zake van de hiervoor bedoelde prestaties - mits verricht door voornoemde exploitanten als zodanig - tot nader order onder de Wet op de omzetbelasting 1968 heffing van omzetbelasting achterwege blijft, derhalve ook ingeval sprake is van de vestiging van het recht van eigen graf voor tenminste een vaste termijn van 10 jaren.

De desbetreffende voorbelasting komt uiteraard niet voor aftrek in aanmerking.

5. Inwerkingtreding en intrekking besluiten

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dagtekening van dit besluit.

De volgende besluiten zijn met ingang van de dagtekening van dit besluit ingetrokken:

  • Besluit van 21 april 1968, nr. D 69/199, inzake de toepassing van o.a. art. 11, letter h, van de Wet op de omzetbelasting 1968;

  • Besluit van 3 april 1970, nr. B70/6392, inzake de toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van exploitanten van begraafplaatsen;

  • Besluit van 5 januari 1998, nr. VB97/3049, inzake de vrijstelling lijkbezorger geldt niet voor dragers(verenigingen);

  • Besluit van 7 augustus 2001, nr. CPP2001/2218M, inzake de diensten door een lijkbezorger, bestaande in stervensbegeleiding en hulp bij rouwverwerking behoren niet tot de vrijgestelde diensten door een lijkbezorger;

  • Besluit van 30 januari 2002, nr. CPP2002/286M, inzake de BTW-heffing ten aanzien van het begraven van huisdieren.

Naar boven