Vennootschapsbelasting, fiscale eenheid, voeging dochtermaatschappij in de loop van oprichtingsjaar

[Regeling vervallen per 03-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 26-09-2005 t/m 31-12-2006

Vennootschapsbelasting, fiscale eenheid, voeging dochtermaatschappij in de loop van oprichtingsjaar

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

[Regeling vervallen per 03-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]

In artikel 15, derde lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) is bepaald dat een fiscale eenheid slechts mogelijk is als de tijdvakken waarover de belasting wordt geheven voor de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij samenvallen. Aan dit vereiste wordt voldaan indien de boekjaren van de moeder- en dochtermaatschappij zowel statutair als feitelijk gelijklopen. Bij de voeging van een nieuw opgerichte dochtermaatschappij per datum van haar oprichting wordt niet aan die eis voldaan omdat haar eerste boekjaar afwijkt van dat van de moedermaatschappij. In artikel 5, derde lid, van het Besluit fiscale eenheid 2003 (Besluit) is evenwel een regeling opgenomen welke het mogelijk maakt een nieuw opgerichte dochtermaatschappij met ingang van haar oprichtingsdatum te voegen. Deze regeling houdt het volgende in. Indien het boekjaar van een nieuw opgerichte dochtermaatschappij – met uitzondering van het eerste boekjaar – statutair samenvalt met het boekjaar van de moedermaatschappij, wordt geacht toch te zijn voldaan aan het vereiste dat de tijdvakken samenvallen, mits het eerste boekjaar van die nieuw opgerichte dochtermaatschappij feitelijk wordt afgesloten op hetzelfde tijdstip als waarop de moedermaatschappij haar op het voegingstijdstip lopende boekjaar afsluit.

De regeling van artikel 5, derde lid, van het Besluit biedt niet de mogelijkheid om een dochtermaatschappij in het jaar van oprichting op een later tijdstip dan haar oprichtingsdatum te voegen. Ook op de regeling met betrekking tot de voeging van bestaande dochtermaatschappijen kan in dit soort situaties geen beroep worden gedaan. Voor reeds bestaande dochtermaatschappijen geldt dat een voeging in de loop van een boekjaar in beginsel mogelijk is; voorwaarde is wel dat de boekjaren van de te voegen maatschappijen zowel statutair als feitelijk samenvallen. Bij een voeging van een dochtermaatschappij in het jaar van oprichting wordt aan deze voorwaarde niet voldaan.

In dit besluit heb ik een goedkeurende regeling getroffen op basis waarvan het mogelijk is een dochtermaatschappij in haar eerste boekjaar op een later tijdstip dan haar oprichtingsdatum te voegen.

Goedkeuring

[Regeling vervallen per 03-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]

Ik keur goed dat de regeling zoals opgenomen in artikel 5, derde lid, van het Besluit van overeenkomstige toepassing is indien het voegingstijdstip van de dochtermaatschappij niet samenvalt met haar oprichtingsdatum, maar nog wel valt in haar statutair eerste boekjaar.

Voor de volledigheid merk ik op dat deze goedkeuring tot gevolg heeft dat de dochtermaatschappij haar boekjaar op het onmiddellijk aan het voegingstijdstip voorafgaande tijdstip dient af te sluiten conform het bepaalde in artikel 6, derde lid, van het Besluit. Ingevolge artikel 7, vierde lid, van de Wet Vpb wordt de periode vanaf de oprichtingsdatum van de dochtermaatschappij tot haar voeging als een apart boekjaar aangemerkt.

Ik wijs er verder nog op dat op basis van deze goedkeuring geen beroep kan worden gedaan op de regeling van artikel 5, vierde lid, van het Besluit.

Ik verleen de inspecteur toestemming om in een situatie als hiervoor bedoeld een verzoek om fiscale eenheid met inachtneming van dit besluit in te willigen, mits uiteraard ook aan de overige vereisten voor de toepassing van artikel 15 van de Wet Vpb wordt voldaan.

Als de inspecteur een afwijzende fiscale eenheid beschikking heeft afgegeven vanwege het feit dat er geen sprake was van een voeging met ingang van de oprichtingsdatum van de dochtermaatschappij, kan op de in dit besluit opgenomen goedkeuring eveneens een beroep worden gedaan, mits het daartoe strekkende verzoek destijds tijdig is ingediend. Ook in de situatie waarin de afwijzende fiscale eenheid beschikking inmiddels heeft geresulteerd in een aan de (afzonderlijk belastingplichtige) moeder- en/of dochtermaatschappij opgelegde aanslag en deze aanslag inmiddels onherroepelijk vaststaat, kan op de goedkeuring een beroep worden gedaan. De goedkeuring dient in dat geval echter alleen te worden verleend nadat de moedermaatschappij en de te voegen dochtermaatschappij ermee hebben ingestemd dat de vaststaande aanslagen en verliesbeschikkingen worden herzien.

De goedkeurende regeling zal te zijner tijd in het Besluit worden opgenomen.

Naar boven