Verordening HPA gedroogde voedergewassen 2005

[Regeling vervallen per 18-05-2013.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 29-04-2007 t/m 17-05-2013

Verordening van het Hoofdproductschap Akkerbouw van 9 juni 2005 tot vaststelling van de Verordening HPA gedroogde voedergewassen 2005

Het bestuur van het Hoofdproductschap Akkerbouw;

Gelet op artikel 1 van de Overdrachtsregeling bevoegdheden Landbouwwet 1966 Algemeen, artikel 115 van de regeling GLB-inkomenssteun, de artikelen 96, 97 en 98 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 16, derde lid, van het Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen, en in aanmerking nemende Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (PbEG L 270);

Gehoord het Productschap Diervoeder;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

Deze verordening verstaat onder:

a. Gemeenschap

:

het gebied van de staten die lid zijn van de Europese Unie;

b. hoofdproductschap

:

Hoofdproductschap Akkerbouw;

c. EG-verordeningen

:

Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen en de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen van de Raad en de Commissie van de Europese Unie;

d. Commissieverordening

:

Verordening (EG) nr. 382/2005 van de Commissie van 7 maart 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad;

e. gedroogde voedergewassen

:

de producten bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad jo artikel 2 van de Commissieverordening;

f. verwerkingsbedrijf

:

het bedrijf dat in het bezit is van een erkenning als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

g. erkende koper

:

de natuurlijke of rechtspersoon die in het bezit is van een erkenning als bedoeld in artikel 4, tweede lid, en die bij de producenten verse voedergewassen koopt om ze aan verwerkingsbedrijven te leveren;

h. erkende opslagplaats

:

een plaats buiten het terrein van het verwerkingsbedrijf gelegen, waar de gedroogde voedergewassen worden opgeslagen en die ten behoeve van dat bedrijf in het bezit is van een erkenning als bedoeld in artikel 4, tweede lid;

i. Ministerie van LNV

:

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

j. A.I.D.

:

Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van LNV;

k. afleveren

:

het verlaten van het verwerkingsbedrijf of een erkende opslagplaats;

l. producent

:

teler van verse voedergewassen;

m. landbouwperceel

:

perceel landbouwgrond als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Commissieverordening;

n. partij

:

een hoeveelheid gedroogde voedergewassen van uniforme kwaliteit wat betreft samenstelling en vocht- en eiwitgehalte, die het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats op één dag naar dezelfde afnemer op één of meer transportmiddelen verlaat;

o. mengsel

:

een voor diervoeding bestemd product, dat enerzijds gedroogde voedergewassen bevat, welke zijn gedroogd en/of vermalen in het verwerkingsbedrijf, en anderzijds toevoegingen bevat, waarbij de toevoegingen meer dan 3 gewichtsprocent uitmaken van het totale gewicht van het eindproduct of waarbij het stikstofgehalte meer dan 2,4% in de droge stof bedraagt;

en neemt overigens over de terminologie van de EG-verordeningen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • 1 Het is toegestaan vóór het drogen verschillende voedergewassen samen te voegen zonder dat sprake is van een mengsel mits de samen te voegen voedergewassen ieder afzonderlijk steunwaardig zijn.

  • 2 Indien gedroogde voedergewassen toevoegingen bevatten als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, tweede alinea van de Commissieverordening, is het toegestaan om:

    • a. indien toevoegingen worden toegevoegd na het drogen van de voedergewassen, niet meer dan 3 gewichtsprocent toe te voegen;

    • b. indien toevoegingen worden toegevoegd tijdens het drogen van de voedergewassen, afhankelijk van het drogestofgehalte van de toevoeging, meer dan 3 gewichtsprocent toe te voegen in de volgende verhouding:

Bijlage 180985.png
  • 3 Teneinde te komen tot een nettogewicht per partij is het, zowel voor mengsels als voor niet- mengsels, toegestaan om per partij voor het verpakkingsmateriaal een proportioneel herrekend gewicht in mindering te brengen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • 1 Met inachtneming van het bij of krachtens deze verordening en de EG-verordeningen bepaalde, stelt het hoofdproductschap op aanvraag, als bijdrage in de zin van artikel 15 van de Landbouwwet, voor het verwerkingsbedrijf een bedrag aan steun vast terzake van het afleveren van in Nederland gedroogde en vermalen voedergewassen verkregen uit in de Gemeenschap geoogste voedergewassen en afkomstig van landbouwpercelen.

  • 2 Percelen, gelegen op of naast vliegvelden, en percelen, waarop gras wordt geteeld in afwachting van toekomstige bebouwing, kunnen worden aangemerkt als landbouwpercelen, mits zij zijn geïdentificeerd overeenkomstig artikel 8.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • 1 De erkenning als verwerkingsbedrijf onderscheidenlijk als erkende koper moet bij het hoofdproductschap worden aangevraagd door middel van een bij het hoofdproductschap te verkrijgen formulier. De aanvraag om erkenning als verwerkingsbedrijf dient vergezeld te gaan van een erkenningsdossier als bedoeld in artikel 5 van de Commissieverordening. De erkenning wordt door het hoofdproductschap ingetrokken als in geval van geconstateerde gebreken het verwerkingsbedrijf deze niet binnen een door het hoofdproductschap te bepalen termijn herstelt.

  • 2 Gedroogde voedergewassen die niet op het verwerkingsbedrijf kunnen worden opgeslagen, mogen slechts worden opgeslagen in erkende opslagplaatsen; de erkenning moet bij het hoofdproductschap worden aangevraagd door middel van een bij het hoofdproductschap te verkrijgen formulier en kan door het hoofdproductschap worden ingetrokken indien blijkt dat niet is voldaan aan één of meer van de voorwaarden en voorschriften, bedoeld in deze verordening en/of in de EG-verordeningen.

  • 3 Gedroogde voedergewassen die worden opgeslagen in een niet-erkende opslagplaats, worden geacht het bedrijf te hebben verlaten.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • 1 Op verzoek van het verwerkingsbedrijf kan een voorschot worden verleend ter grootte van 60% dan wel 80% van het in artikel 3, eerste lid, bedoelde steunbedrag.

  • 2 Wanneer een voorschot is betaald dat hoger is dan de totale betaling waarop het verwerkingsbedrijf voor het betreffende verkoopseizoen met inachtneming van het bepaalde in de EG-verordeningen recht heeft, betaalt het bedrijf het teveel ontvangen bedrag terug op eerste verzoek van het hoofdproductschap.

  • 3 Een voorschot van 60% wordt niet eerder uitbetaald dan nadat ten genoegen van het hoofdproductschap is aangetoond dat de gedroogde voedergewassen het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats hebben verlaten en ook overigens is voldaan aan het gestelde in de EG-verordeningen.

  • 4 Een voorschot van 80% wordt niet eerder uitbetaald dan nadat voor het verschil tussen dit voorschot en het voorschot bedoeld in het derde lid, zijnde 20%, een zekerheid bij het hoofdproductschap is gesteld en de steunaanvraag bedoeld in artikel 6 vergezeld gaat van de verklaring "zekerheid gesteld".

  • 5 Desgevraagd kan het in het derde en vierde lid bedoelde voorschot evenwel voor het in het derde lid bedoelde moment worden uitbetaald, mits het verwerkingsbedrijf bij het hoofdproductschap een zekerheid heeft gesteld gelijk aan het bedrag van het voorschot verhoogd met 10%. Deze zekerheid dekt alle andere overeenkomstig dit artikel gestelde zekerheden.

  • 6 De in de vierde en vijfde lid bedoelde zekerheden moeten worden gesteld hetzij in de vorm van een bedrag in Euro, hetzij in de vorm van een door het hoofdproductschap aanvaarde garantie van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet Toezicht Kredietwezen 1992, hetzij van een der kredietinstellingen welke door de Minister van Financiën is toegelaten dan wel van een der kredietinstellingen die ingevolge artikel 4 van Richtlijn 2000/12/EEG een vergunning heeft verkregen.

  • 7 De in de voorgaande leden bedoelde zekerheden worden door het hoofdproductschap overeenkomstig het bepaalde in de EG-verordeningen vrijgegeven dan wel geheel of gedeeltelijk verbeurd verklaard naar rata van de afgeleverde hoeveelheden product.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

De aanvraag ter verkrijging van de steun dient door het verwerkingsbedrijf te geschieden door binnen de in de EG-verordeningen gestelde termijnen bij het hoofdproductschap de volgende, bij het hoofdproductschap verkrijgbare en door de aanvrager ingevulde en ondertekende, formulieren in te dienen:

  • a. een verwerkings- en afleveringsoverzicht;

  • b. een verwerkingsspecificatie;

  • c. een afleveringsspecificatie.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

Met het oog op een juiste toepassing van het bij of krachtens de EG-verordeningen bepaalde, is degene die een aanvraag als bedoeld in artikel 6 indient, verplicht, voor zover van toepassing binnen de in de EG-verordeningen gestelde termijnen:

  • a. een lijst van de in de voorgaande maand afgesloten contracten en opgemaakte leveringsaangiften, volgens een door het hoofdproductschap vastgesteld en langs elektronische weg in te dienen model;

  • b. een kwartaalopgave van het gemiddeld vochtgehalte van de te drogen voedergewassen bij het hoofdproductschap in te dienen;

  • c. een afschrift van het in artikel 13, eerste lid, onder e, van de Commissieverordening bedoelde overzicht binnen één maand na afloop van het verkoopseizoen bij het hoofdproductschap in te dienen;

  • d. de in de EG-verordeningen bedoelde voorraadboekhouding dagelijks, volledig en naar waarheid te voeren;

  • e. de in artikel 6 bedoelde formulieren volledig, deugdelijk en naar waarheid in te vullen;

  • f. de onder d. bedoelde voorraadboekhoudingen en overige bewijsstukken over te leggen aan de met controle en/of uitvoering van de steunregeling belaste instanties, indien deze zulks verzoeken;

  • g. te allen tijde van te voren de aankoop van toevoegingen, gespecificeerd naar soort en hoeveelheid, aan de AID te melden, deze toevoegingen te laten analyseren, gescheiden op te slaan en afzonderlijk in de boekhouding op te nemen;

  • h. alle op de voorraadboekhouding onderscheidenlijk administratie betrekking hebbende bescheiden gedurende een periode van tenminste 5 jaar in chronologische volgorde te bewaren;

  • i. van alle andere activiteiten dan het drogen en/of malen van voedergewassen een afzonderlijke boekhouding te voeren;

  • j. te voldoen aan alle andere in de EG-verordeningen gestelde voorwaarden om aanspraak op steun te kunnen maken.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

Zowel bij het contract als bij de leveringsaangifte bedoeld in artikel 7 onderdeel a dienen de percelen te zijn geïdentificeerd door middel van een uniek perceelsnummer met behulp van een topografische kaart, schaal 1:10.000, afkomstig van de Dienst Regelingen (DR) van het Ministerie van LNV.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • 1 Degene die een aanvraag indient als bedoeld in artikel 6, is verplicht:

    • a. in het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats van iedere partij het vochtgehalte alsmede via systematische weging het gewicht van de te drogen partij vast te stellen;

    • b. van iedere partij gedroogde voedergewassen op het tijdstip waarop de producten het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats verlaten, het gewicht te bepalen; wanneer de gedroogde voedergewassen in het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats worden samengevoegd tot een mengsel, moet het gewicht worden bepaald vóór samenvoeging;

    • c. van de te gebruiken toevoegingsmiddelen voor het toevoegen een monster te nemen en dit te (laten) analyseren;

    • d. ten minste twee werkdagen voor aflevering de A.I.D. van de aflevering in kennis te stellen; in overleg met de A.I.D. kan van deze termijn worden afgeweken;

    • e. van iedere partij gedroogde voedergewassen op het tijdstip waarop de producten het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats verlaten, monsters te nemen;

    • f. in geval van het samenvoegen van monsters als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Commissieverordening, dit ten minste één week van te voren aan de A.I.D. te melden; in overleg met de A.I.D. kan van deze termijn worden afgeweken;

    • g. de (samengestelde) eindmonsters te laten analyseren door één van de door of namens het hoofdproductschap aangewezen laboratoria;

    • h. het unieke nummer van de (samengestelde) eindmonsters te vermelden op de afleveringsspecificatie, bedoeld in artikel 6 onderdeel c;

    • i. één exemplaar van de (samengestelde) eindmonsters op het verwerkingsbedrijf gedurende een bepaalde tijd te bewaren;

    • j. van iedere analyse één exemplaar van het daarop betrekking hebbende rapport in zijn administratie te bewaren,

    een en ander conform het gestelde in de bijlage.

  • 2 Een samengesteld monster als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Commissieverordening, voldoet niet aan de aldaar genoemde kwaliteitseisen, indien het gemiddelde eiwitgehalte van de samenstellende partijen van dit monster lager is dan 15% en uit statistische toetsing blijkt dat het monster wat betreft het eiwitgehalte niet representatief is voor de samenstellende partijen.

  • 3 De monsterneming geschiedt door een door het hoofdproductschap als monsternemer gemachtigde medewerker van het verwerkingsbedrijf. De machtiging als monsternemer moet bij het hoofdproductschap worden aangevraagd door middel van een bij het hoofdproductschap te verkrijgen formulier. De machtiging wordt door het hoofdproductschap verleend op basis van de bevindingen van de A.I.D. ter zake.

  • 4 Het verwerkingsbedrijf dient jaarlijks aan het begin van het verkoopseizoen een lijst met gemachtigde monsternemers aan het hoofdproductschap te verstrekken.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • 1 Gedroogde voedergewassen die het bedrijfsterrein van een verwerkingsbedrijf hebben verlaten, mogen niet terugkeren naar hetzelfde verwerkingsbedrijf, tenzij de goederen terugkeren om opnieuw verkoopklaar te worden gemaakt en mits voldaan wordt aan de in het derde lid genoemde voorwaarden.

  • 2 Het is toegestaan om andere producten dan voor droging en/of vermaling bestemde voedergewassen dan wel voedergewassen die door een ander verwerkingsbedrijf zijn gedroogd en/of vermalen, het bedrijfsterrein van het verwerkingsbedrijf binnen te brengen met het oog op de vervaardiging van een mengsel, mits voldaan wordt aan de in het derde lid genoemde voorwaarden.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

    • a. de ontvangst van de hoeveelheid en de soort gedroogde voedergewassen of toevoegingen dient vooraf te worden gemeld aan de AID;

    • b. van voedergewassen die elders zijn gedroogd, dient de herkomst te worden opgegeven aan de AID;

    • c. de ontvangen voedergewassen en de toevoegingen moeten fysiek gescheiden worden opgeslagen;

    • d. er dient een duidelijke identificatie van de ontvangen voedergewassen en de toevoegingen te zijn;

    • e. er dient een afzonderlijke administratie van de ontvangen voedergewassen en de toevoegingen te worden gevoerd.

  • 4 Niet-steunwaardige producten, die in het verwerkingsbedrijf zijn gedroogd of het verwerkingsbedrijf worden binnengebracht, moeten fysiek gescheiden van steunwaardige producten wordt opgeslagen en afzonderlijk in de administratie worden opgenomen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • 1 Het verwerkende bedrijf dat de gedroogde voedergewassen met andere grondstoffen vermengt, is verplicht in de in artikel 7 onderdeel d bedoelde voorraadboekhouding tevens de volgende gegevens te vermelden, gestaafd door leveringsbewijzen en facturen:

    • a. de dag van ontvangst en de ontvangen hoeveelheid andere grondstoffen dan gedroogde voedergewassen, alsmede naam en adres van de leverancier;

    • b. de samenstelling in gewichtsprocenten van het door vermenging van de voedergewassen met andere grondstoffen verkregen product.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

Het verwerkingsbedrijf dient vóór het einde van de maand een opgave, gespecificeerd per week, van de voor de volgende maand te verwachten afleveringen in bij de AID, teneinde de AID in staat te stellen in elk verkoopseizoen

  • -

    voor ten minste 5% van de gedroogde voedergewassen die als zodanig het verwerkingsbedrijf verlaten, en

  • -

    voor ten minste 5% van de gedroogde voedergewassen, verwerkt in een mengsel, toe te zien op de gewichtsvaststelling, monsters te nemen en deze te laten analyseren.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

Het is het verwerkingsbedrijf toegestaan gedurende het verkoopseizoen 2005/2006 de in artikel 35 van de Commissieverordening bedoelde steun als voorschot aan de producent uit te betalen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het uit te betalen voorschotbedrag moet expliciet, als bedrag per ton gedroogde voedergewassen, worden vermeld in de aankoopfacturen van de verse voedergewassen;

  • b. indien de aan het eind van genoemd verkoopseizoen definitief vastgestelde steun hoger is dan het uitbetaalde voorschot, dient het verwerkingsbedrijf het verschil binnen 15 werkdagen na ontvangst van de vaststellingsbeschikking door het hoofdproductschap aan de producent na te betalen;

  • c. uit de administratie van het verwerkingsbedrijf moet duidelijk blijken dat de volledige steun aan de producent is doorbetaald.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

Indien blijkt dat degene, die een aanvraag als bedoeld in artikel 6, heeft ingediend, niet aan één of meer van de in de vorige artikelen gestelde voorwaarden en voorschriften heeft voldaan, kan het hoofdproductschap de aan hem uitbetaalde bedragen, onverminderd het recht tot terugvordering daarvan, in mindering brengen op de later uit hoofde van deze verordening uit te betalen bedragen dan wel overgaan tot inhouding onderscheidenlijk uitsluiting van de steun ingevolge de EG-verordeningen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • 1 Degene die een aanvraag indient als bedoeld in artikel 6, is verplicht de door of namens het hoofdproductschap gegeven aanwijzingen op te volgen.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in deze verordening is het de aanvrager toegestaan in plaats van de genoemde modellen gebruik maken van eigen modellen, mits deze vooraf zijn goedgekeurd door het hoofdproductschap.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en werkt terug tot en met 1 april 2005.

  • 3 Verwijzingen naar de in het tweede lid bedoelde verordening moeten worden beschouwd als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening HPA gedroogde voedergewassen 2005.

Den Haag, 9 juni 2005

Th. A.M. Meijer

voorzitter

R.J.M. ten Berge

secretaris

Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 10 augustus 2005, nr. TRCJZ/2005/2294.

Bijlage Monsterneming en analyse

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

1. Monsterneming

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

Van iedere zelf gedroogde partij moeten, op het moment dat de gedroogde voedergewassen het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats verlaten, door het bedrijf monsters worden genomen conform de Eerste Richtlijn nr. 76/371/EEG van de Commissie van 1 maart 1976 houdende vaststelling van gemeenschappelijke bemonsteringsmethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB nr. L 102). Ook van toevoegingsmiddelen moeten monsters worden genomen volgens genoemde richtlijn.

Van de ondermonsters wordt een eindmonster in drievoud samengesteld. Dit eindmonster moet voorzien zijn van een uniek nummer.

Wanneer de gedroogde voedergewassen in het verwerkingsbedrijf worden samengevoegd tot een mengsel, moeten de monsters vóór het samenvoegen worden genomen.

Als er een mengsel wordt samengesteld vóór of tijdens het droogproces, moeten de monsters worden genomen na afloop van het droogproces. In het bemonsteringsrapport moet worden vermeld dat het een mengsel betreft. Van de toevoegingen moet de hoeveelheid (in gewichtspercenten t.o.v. het eindproduct), soort en naam van de toevoegingen en het stikstofgehalte in de droge stof worden vermeld.

De eindmonsters moeten overeenkomen met de doorsneekwaliteit van de afgeleverde partij. Eén van deze eindmonsters moet op het verwerkingsbedrijf worden bewaard, waarbij de volgende termijnen worden gehanteerd:

a. indien partijen deel uitmaken van een 110-tons monster:

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

In alle gevallen moeten de C-monsters van de partijen, die deel uitmaken van het 110-tons monster, bewaard blijven totdat de AID toestemming geeft tot vernietiging.

b. indien partijen geen deel uitmaken van een 110-tons monster:

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

  • b.1 er is door de AID geen monster genomen uit de onderliggende partijen:

    de C-monsters moeten bewaard blijven tot de analyse-uitslag door het verwerkingsbedrijf is ontvangen; in geval van een negatief resultaat moeten de C-monsters bewaard blijven totdat de uitslag van de heranalyse is ontvangen.

  • b.2 er is door de AID wel een monster genomen uit de onderliggende partijen:

    de C-monsters moeten bewaard blijven tot de uitslag van het AID-monster is ontvangen.

De beide andere eindmonsters zijn bestemd voor het laten maken van een analyse. Zij moeten worden verzegeld en voorzien van de aanduiding op welke partij het eindmonster betrekking heeft (naam, woonplaats van de afnemer, datum aflevering) en van een uniek nummer ter identificatie van het eindmonster. De unieke nummers van de eindmonsters moeten worden vermeld op de afleveringsspecificatie gedroogde voedergewassen, die deel uitmaakt van de steunaanvraag.

Als de partij wordt afgeleverd in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de afnemer of factor, moet deze het eindmonster (mede) verzegelen.

2. Analyse

[Regeling vervallen per 18-05-2013]

Analyse moet plaatsvinden conform de Tweede Richtlijn nr. 71/393/EEG van de Commissie van 18 november 1971 (PB nr. L 279) en de Derde richtlijn nr. 72/199/EEG van de Commissie van 27 april 1972 (PB nr. L 123), beide betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders.

Hierbij kunnen drie situaties worden onderscheiden:

  • 1. Wanneer verschillende partijen met een totaalgewicht van ten hoogste 110 ton, van uniforme kwaliteit wat betreft de voor de samenstelling gebruikte soorten, het vocht- en het eiwitgehalte, het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaatsen verlaten, moet analyse plaatshebben op basis van een samengesteld eindmonster, dat representatief is voor de desbetreffende afgeleverde partijen.

  • 2. Wanneer verschillende partijen met een totaalgewicht van ten hoogste 110 ton, niet van uniforme kwaliteit wat betreft de voor de samenstelling gebruikte soorten, het vocht- en het eiwitgehalte, het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaatsen verlaten, moet analyse plaatshebben op basis van het eindmonster van elke afgeleverde partij.

  • 3. Van mengsels mogen geen 110-tons monsters worden samengesteld.

Het samengestelde eindmonster mag derhalve maximaal betrekking hebben op 110 ton. In dat geval moet van de onderliggende eindmonsters, die betrekking hebben op diverse partijen, een samengesteld eindmonster in drievoud worden gemaakt. Hiervan moeten twee monsters gezonden worden aan het laboratorium. Het derde exemplaar van het samengesteld eindmonster (C-monster) moet op het bedrijf worden bewaard bij de onderliggende eindmonsters van deze partijen.

Het samenstellen van 110-tons monsters is aan een aantal voorwaarden gebonden. De partijen waaruit een 110-tons monster wordt samengesteld:

  • -

    moeten uniform zijn wat betreft de soort (gras, luzerne of een mix);

  • -

    moeten uniform zijn wat betreft de kwaliteit (uitsluitend steunwaardige partijen mogen in een 110-tons monster worden opgenomen);

  • -

    moeten per soort in chronologische volgorde zijn afgeleverd.

Bij het samenstellen van de 110-tons monsters mag geen rekening worden gehouden met het al dan niet bemonsterd zijn van een partij door de AID in het kader van de officiële controle.

In de administratie moet worden vastgelegd uit welke eindmonsters de samengestelde eindmonsters zijn opgebouwd.

Het laboratorium analyseert één monster en bewaart het tweede monster voor een eventuele heranalyse. Als het verwerkingsbedrijf het niet eens is met het analyseresultaat, bericht hij dit binnen 7 werkdagen schriftelijk aan het hoofdproductschap.

Het hoofdproductschap zal dit laboratorium dan verzoeken het reservemonster naar het laboratorium van het Comité van Graanhandelaren (LABCO) in Europoort (Rotterdam) te verzenden.

De uitslag van de heranalyse dient ter bevestiging of ontkrachting van de resultaten van de eerste analyse.

De aangewezen laboratoria voor de eerste analyse zijn:

  • -

    Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek, Postbus 115, 6860 AC Oosterbeek en

  • -

    Agrarisch Laboratorium Noord-Nederland, Fricoweg 49, 9005 PC Warga

Van de door deze laboratoria opgemaakte en andere analyserapporten moet een exemplaar bij de administratie van het verwerkingsbedrijf worden bewaard.

De monsters die door de AID worden genomen, worden geanalyseerd door het Rikilt.

De kosten van de eerste analyse alsmede van de analyse van de toevoegingen worden door het hoofdproductschap betaald.

De kosten van monsterverzending en heranalyse zijn voor rekening van het verwerkingsbedrijf.

Naar boven