Instellingsbesluit Commissie Hoekstra

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-07-2005 t/m heden

Instelling Commissie toetredingsvereisten juridische beroepen (Commissie Hoekstra)

De Minister van Justitie,

Mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Overwegende

– dat ingevolge de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur is komen te gelden dat voor toetreding tot de juridische beroepen (rechterlijke macht, advocatuur en notariaat) de titel meester in de rechten moet zijn verkregen of in het wetenschappelijk onderwijs een combinatie van zowel de graad van bachelor (wo-bachelor), als die van master (wo-master) in het recht moet zijn behaald;

– dat het, mede gelet op de bachelor-masterstructuur, wenselijk is om te bezien of in de toekomst deze regeling van de toetredingsvereisten nadere aanpassing behoeft;

– dat in dit verband zal moeten worden beoordeeld of ook andere (combinaties van) graden dan de bovengenoemde toegang zouden moeten kunnen verschaffen tot een juridisch beroep;

– dat het daarnaast wenselijk is om te bezien of de voor de toetreding tot de juridische beroepen in (nadere) regelgeving gestelde aanvullende eisen, ten aanzien van de kennis van specifieke vakken of rechtsgebieden, in het licht van de bachelor-masterstructuur aanpassing behoeven;

– dat bij bovenstaande beoordeling aspecten als het waarborgen van de kwaliteit van de juridische beroepsuitoefening en de doorstroom vanuit het hoger beroepsonderwijs naar het wetenschappelijk onderwijs moeten worden betrokken;

Besluit:

Artikel 1

Een commissie in te stellen met als taak om – met name met het oog op de invoering van de bachelor-masterstructuur – te bezien of de regeling van de voor toetreding tot de juridische beroepen (advocatuur, notariaat, rechterlijke macht) vereiste graden in de toekomst aanpassing behoeft en hierover advies uit te brengen. Meer in het bijzonder zal moeten worden nagegaan of ook andere graden dan de in het wetenschappelijk onderwijs verkregen graad bachelor op het gebied van het recht, tezamen met de in het wetenschappelijk onderwijs verkregen graad master op het gebied van het recht, toetreding tot genoemde juridische beroepen mogelijk moeten kunnen maken.

Daarnaast heeft de commissie als taak om te beoordelen of de (nadere) regelgeving met betrekking tot de voor toelating tot juridische beroepen vereiste kennis ten aanzien van specifieke juridische vakken wijziging moet ondergaan, en hierover advies uit te brengen. In elk geval zal moeten worden bezien of de verschillen in dit opzicht voor de te onderscheiden juridische beroepen zich nog laten rechtvaardigen.

Artikel 2

In de commissie hebben zitting:

a. als voorzitter:

  • mr. R.J. Hoekstra, lid van de Raad van State;

b. als leden:

  • prof. mr. A.F.M. Dorresteijn, decaan faculteit rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht;

  • prof. mr. P.F. van der Heijden, lid van het college van bestuur van de Hogeschool van Amsterdam;

  • dr. R.C.H. van Otterlo, hoofd afdeling opleiding van de Nederlandse Orde van Advocaten en als plaatsvervanger de heer mr. E. van Liere, lid opleiding van de algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten;

  • mr. J.J.C. Krabbendam, bestuurslid en portefeuillehouder Opleidingen van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en als plaatsvervanger mevrouw Van Kordelaar, bestuurssecretaris van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie;

  • mr. P.H.C.M. Schoemaker, lid van het hoofdbestuur van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak;

  • drs. W.J.J. van Velzen, lid van de Raad voor de rechtspraak, mede namens het College van procureurs-generaal;

c. als adviserende leden:

  • mw. drs. H.L.W.M. van den Tillaart, Directie Hoger Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en als plaatsvervanger de heer drs. H.M. Martijnse, Directie Hoger Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • mr. B. Rijkhoek, Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie en als plaatsvervanger mevrouw mr. C.A. Knape, Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie;

d. secretariaat:

  • mw. drs. M.M. de Jonge, Directie Strategie Rechtspleging van het Ministerie van Justitie, en

  • mr. E.W. Engelkes, Directie Toegang Rechtsbestel van het Ministerie van Justitie.

Artikel 3

De commissie zal voor de zomer van 2005 aan de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap rapport uitbrengen.

Artikel 4

Op de commissie is het Vacatiegeldenbesluit 1988 (Stb. 1988, 205) en het Reisbesluit Binnenland (Stb. 1993, 144) van toepassing. De commissie wordt als ‘zwaar’ in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 aangemerkt.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als Instellingsbesluit Commissie Hoekstra en wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag, 11 mei 2005

De

Minister

van Justitie,

J.P.H. Donner

Naar boven