Stb. 2019, 441, datum inwerkingtreding 04-12-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.
Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6 Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt tevens
als arbeidsbeperkte beschouwd de persoon, niet zijnde de persoon van wie door het
college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte
omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft
als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, die niet langer aan
de voorwaarden op grond van het eerste dan wel het tweede lid voldoet, zolang zijn
opname in de registratie van arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38d, eerste lid,
nog niet is geëindigd.
Stb. 2019, 441, datum inwerkingtreding 04-12-2019, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2018.
1 In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder een arbeidsbeperkte
verstaan de persoon, niet zijnde de persoon van wie door het college van burgemeester
en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste
omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in
artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet:
-
a. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester
en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet
naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid of ten behoeve van wie loonkostensubsidie
wordt verstrekt op grond van artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet, en van
wie uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders door het
UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon,
bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, dan wel van wie door het
college van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de eisen gesteld aan
een loonwaardevaststelling op grond van artikel 10d, eerste of tweede lid, van de
Participatiewet een loonwaarde is vastgesteld die bij voltijdse arbeid minder bedraagt
dan het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet,
-
b. die geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende
indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet, zoals dat artikel
luidde op 31 december 2014,
-
c. die recht op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft, tenzij deze
persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 1a:1
van die wet,
-
d. die voldoet aan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde indicatie,
-
e. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester
en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet
naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid, en van wie op eigen verzoek door
het UWV is of wordt vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het
wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van de persoon, bedoeld in de
vorige zin, nadere regels worden gesteld, of
-
f. die op of na 1 januari 2013 een persoon was als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
b of c, en op 1 mei 2015 niet langer een zodanige persoon was, met uitzondering van
de persoon, bedoeld in onderdeel c, die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
meer heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten.