a. het een WGA uitkering betreft die op grond van artikel 72, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen door het UWV wordt betaald en op grond van het derde lid van dat artikel niet op een eigenrisicodrager wordt verhaald;
b. het een WGA uitkering betreft die op grond van artikel 84, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen door het UWV wordt betaald en niet kan worden verhaald op een bank of verzekeraar als bedoeld in artikel 40;
c. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan recht had op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, f of g, van de Ziektewet of op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, dat aan een werknemer is toegekend direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, bestond;
d. het een WGA uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, wiens WGA uitkering wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering, danwel het op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende recht op arbeidsondersteuning;
e. het een vervolguitkering als bedoeld in artikel 62, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen betreft, die door het UWV wordt betaald voorzover die uitkering meer bedraagt dan hetgeen berekend op grond van het eerste en tweede lid van dat artikel;
f. het een loonaanvullingsuitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen betreft, die door het UWV wordt betaald voorzover die uitkering meer bedraagt dan een bedrag overeenkomende met het bedrag van de vervolguitkering, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel b, van die wet waar de verzekerde, zonder toepassing van artikel 62, derde lid, recht op zou hebben indien hij geen recht zou hebben gehad op de loonaanvullingsuitkering, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van die wet, vermeerderd met de premies die op grond van enige wet daarover verschuldigd zouden zijn en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, en die daarop niet in mindering kunnen worden gebracht;
g. het uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft toegekend aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in dienstbetrekking stonden van eigenrisicodragers als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, voor de betaling van die uitkering de eigenrisicodrager op grond van artikel 63b, eerste lid, van de Ziektewet niet het risico draagt;
h. het uitkeringen betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, die op grond van artikel 133l, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet ten laste komen van de eigenrisicodragers, met dien verstande dat het eerste lid van toepassing is op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald deel van die uitkeringen;
i. het ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a,b of c, betreft dat op grond van artikel 63a, derde lid, van de Ziektewet door het UWV wordt betaald en niet kan worden verhaald op de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a;
j. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, die naar de dienstbetrekking waaruit de WGA uitkering is ontstaan, is toegeleid door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet en waarbij bij ziekte van die werknemer de mogelijkheid tot vergoeding als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van die wet, zoals dat luidde op 31 december 2015, van toepassing was of het ziekengeld betreft als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, dat aan die werknemer is toegekend direct aansluitend op een hiervoor bedoelde dienstbetrekking;
k. het ziekengeld betreft als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Ziektewet toegekend aan een werknemer direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, van de Ziektewet bestond.