Antwoord 
                                        
                                       [Regeling vervallen per 29-06-2023]
                                     
                                    
                                       
                                       
                                       Indien de inspecteur verzuimt (tijdig) een doorschuifbeschikking af te geven kan belastingplichtige
                                          bij de inspecteur een bezwaarschrift indienen gericht tegen het niet tijdig nemen
                                          van de beschikking. De indiening van dit bezwaarschrift is in beginsel niet aan een
                                          termijn gebonden, mits het bezwaarschrift maar niet onredelijk laat wordt ingediend.
                                       
                                       Toelichting
                                       
                                       Het bedrag van de naar een volgend jaar over te brengen buitenlandse winst stelt de
                                          inspecteur vast bij voor bezwaar vatbare beschikking ex art. 42 Besluit voorkoming
                                          dubbele belasting 2001. De vaststelling van de beschikking gebeurt gelijktijdig met
                                          het vaststellen van de aanslag.
                                       
                                       Het komt voor dat de inspecteur abusievelijk geen zogenaamde ‘beschikking doorschuifregeling’
                                          afgeeft, terwijl daartoe in de aangifte wel een verzoek is gedaan. Indien de belastingplichtige
                                          op zijn beurt verzuimt om tegen het niet afgeven van de beschikking in bezwaar te
                                          komen, verliest hij zijn recht op vrijstelling van de naar het volgende jaar over
                                          te brengen buitenlandse winst.
                                       
                                       Het niet afgeven van een beschikking ex art. 42 c.q. 44 Besluit voorkoming dubbele
                                          belasting 2001 kwalificeert in de gegeven omstandigheden (belanghebbende heeft in
                                          zijn aangifte expliciet een verzoek gedaan) als het niet tijdig nemen van een besluit
                                          als bedoeld in art. 6.2 onderdeel b Awb. Volgens art. 6.12 lid 1 Awb kan belanghebbende
                                          daartegen in principe te allen tijde tijdig bezwaar maken. Op dit bezwaar dient de
                                          inspecteur vervolgens een uitsluitend voor beroep vatbare beschikking ex art. 42 c.q.
                                          44 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 af te geven.
                                       
                                       Het niet afgeven van de gevraagde beschikking ex art. 42 c.q. 44 Besluit voorkoming
                                          dubbele belasting 2001 door de inspecteur disculpeert belanghebbende niet onder alle
                                          omstandigheden. Art. 6.12 lid 3 Awb bepaalt immers dat het bezwaar tegen het niet
                                          tijdig nemen van een besluit als bedoeld in art. 6.2 onderdeel b Awb niet ontvankelijk
                                          wordt verklaard indien het onredelijk laat is ingediend.
                                       
                                       De hiervoor vermelde redenering geldt eveneens voor art. 44 Besluit voorkoming dubbele
                                          belasting 2001 inzake de voortwenteling van niet verrekende belasting op dividenden,
                                          interest en royalty’s, alsmede voor niet verrekende belasting bij passieve winst uit
                                          buitenlandse onderneming.
                                       
                                       Verder geldt dat de mogelijkheid om alsnog de bedragen vast te stellen onverlet laat
                                          dat bij die vaststelling de bedragen op hun juistheid worden beoordeeld.