Vennootschapsbelasting, fiscale eenheid; samenloop overgangsrecht en nieuw regime

[Regeling vervallen per 03-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 03-10-2004 t/m 31-12-2006

Vennootschapsbelasting, fiscale eenheid; samenloop overgangsrecht en nieuw regime

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Aan mij is een vraag voorgelegd over de samenloop van artikel IV, tweede lid, van de Wet van 11 december 2002, Stb. 618, en de regeling van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb), zoals deze regeling luidt met ingang van 1 januari 2003. De vraag en het antwoord zijn hieronder opgenomen.

Vraag

[Regeling vervallen per 03-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]

GM BV is moedermaatschappij in een fiscale eenheid met M BV, D BV en KD BV in het jaar 2002. Op 3 januari 2003 verkoopt M BV haar 100%-belang in D BV (inclusief KD BV). GM BV heeft op grond van artikel IV, tweede lid, van de Wet van 11 december 2002, Stb. 618, verzocht om toepassing van de overgangregeling. Als gevolg hiervan blijft bij een bestaande fiscale eenheid nog gedurende twee jaar het oude regime fiscale eenheid – en de daarbij gestelde voorwaarden – van toepassing.

Op 7 oktober 2003 wordt een verzoek ingediend om een doorlopende fiscale eenheid tussen D BV en KD BV met ingang van 1 januari 2003. Daarbij beroept men zich voor wat de indieningstermijn betreft op het beleid zoals opgenomen in onderdeel 2.1, sub c, van het besluit van 30 september 1991, nr. DB91/2309, zoals dit besluit is gewijzigd bij besluit van 6 februari 1997, DB97/118M.

Kunnen D BV en KD BV een beroep doen op voornoemd beleid?

Antwoord

[Regeling vervallen per 03-03-2007 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007]

Nee, D BV en KD BV kunnen geen beroep doen op het beleid zoals opgenomen in onderdeel 2.1, sub c, van voornoemd besluit van 30 september 1991.

Doordat GM BV heeft geopteerd voor de toepassing van artikel IV, tweede lid, van het overgangsrecht leidt de verkoop van de aandelen in D BV tot een verbreking van de fiscale eenheid ten aanzien van D BV en KD BV met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003. De verbreking heeft verder tot gevolg dat D BV en KD BV geen beroep meer kunnen doen op het overgangsrecht. Als D BV en KD BV aansluitend een fiscale eenheid willen aangaan, zal dan ook een verzoek moeten worden gedaan met inachtneming van de regels en termijnen van het nieuwe regime.

Op grond van het bepaalde in artikel 15, vijfde lid, van de Wet Vpb dient het verzoek uiterlijk drie maanden na het gewenste voegingstijdstip te worden gedaan. In het besluit van heden, nr. CPP2004/1113M, heb ik evenwel voor situaties, waarbij zich op grond van het bepaalde in artikel 14, derde lid, van het Besluit fiscale eenheid 2003 dan wel op grond van het bepaalde in artikel IV, tweede lid, van de Wet van 11 december 2002, Stb. 618, een verbreking met terugwerkende kracht voordoet, goedgekeurd dat de indieningstermijn wordt verruimd. In deze situaties keur ik goed dat een verzoek als tijdig ingediend wordt aangemerkt, indien dit verzoek is ingediend binnen drie maanden nadat de rechtshandeling heeft plaatsgevonden die tot de verbreking heeft geleid. In de onderhavige situatie kan op dit beleid geen beroep worden gedaan, aangezien het verzoek niet binnen drie maanden na de verkoop van de aandelen D BV (zijnde de rechtshandeling die tot de verbreking heeft geleid) is ingediend. Geconcludeerd moet dan ook worden dat een fiscale eenheid met ingang van 1 januari 2003 niet mogelijk is.

Naar boven