Zekerheid vooraf; goede trouw jegens de verdragspartner

[Regeling vervallen per 25-12-2013.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 11-08-2004 t/m 24-12-2013

Zekerheid vooraf; goede trouw jegens de verdragspartner

Directoraat-generaal Belastingdienst
Team ondernemingen
Besluit van 11 augustus 2004, nr. DGB2004/1337M
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit vervangt het besluit van 30 maart 2001, nr. BOB2001/698M. Expliciet tot uitdrukking is gebracht dat geen zekerheid vooraf wordt verstrekt indien de inspecteur signalen hebben bereikt waarin ten aanzien van bij het verzoek betrokken vennootschappen of achterliggende belanghebbende vermoedens worden geuit over betrokkenheid bij activiteiten als witwassen, steekpenningen, ernstige vermogensdelicten en/of terrorismefinanciering, tenzij belanghebbende in een dergelijke situatie buiten twijfel stelt dat er geen sprake is van een dergelijke betrokkenheid.

In het Besluit Algemeen, rechtsvragen en fiscaal uitvoeringsbeleid van 25 februari 2004, nr. DGB2003/6662M zijn de spelregels vastgelegd voor het geven van zekerheid vooraf door de Belastingdienst. In het onderhavige besluit wordt een nadere uitwerking gegeven van situaties waarin geen zekerheid vooraf kan worden verstrekt.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 25-12-2013]

In zijn brief aan de kamer van 17 februari 1995, nr. DB96/716M heeft de staatssecretaris het volgende opgemerkt ten aanzien van de in acht te nemen kaders bij het verstrekken van zekerheid vooraf: ‘Geen rulings kunnen worden afgegeven indien sprake is van fraus legis dan wel sprake zou zijn van een handelen dat in strijd komt met de goede trouw die verdragspartners jegens elkaar verschuldigd zijn’. In het Besluit Verrekenprijzen, toepassing van het arm’s-lengthbeginsel en de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations (OESO-richtlijnen) van 30 maart 2001, nr. IFZ2001/295M wordt het beleid zoals dat is gepubliceerd in de hiervoor genoemde brief ingetrokken. In het onderhavige besluit wordt aangegeven dat ook in de toekomst de lijn zal worden voortgezet dat geen zekerheid vooraf wordt verstrekt indien dit in strijd komt met de goede trouw die jegens verdragspartners en/of in internationaal verband verschuldigd is.

2. Goede trouw

[Regeling vervallen per 25-12-2013]

Geen zekerheid vooraf wordt verstrekt indien dit in strijd komt met de goede trouw die jegens verdragspartners en/of in internationaal verband verschuldigd is.

Dit betekent onder meer dat de gevraagde zekerheid vooraf niet wordt gegeven als de inspecteur vermoedt dat het belang van een verdragspartner of een ander internationaal belang daardoor zou worden geschaad.

Een sterke indicatie dat in strijd wordt gekomen met de goede trouw die jegens de verdragspartners verschuldigd is, ontstaat als in de voorgelegde structuur en/of in het totaal van de met het verzoek om zekerheid vooraf samenhangende transacties één of meer elementen zijn te onderkennen die zouden worden bestreden als zij zich in Nederland zouden voordoen (fiscale grensverkenning). Deze sterke indicatie dat met het geven van zekerheid vooraf in strijd wordt gekomen met de goede trouw die jegens de verdragspartners verschuldigd is, kan worden weggenomen door het stellen van aanvullende voorwaarden aan het verstrekken van de zekerheid vooraf. In dit kader kan aan verzoeker worden gevraagd aan te tonen dat het (de) verdragsland(en) die met de onderkende elementen worden geconfronteerd, bekend is (zijn) met de totale structuur en het totaal van de samenhangende transacties waarvoor in Nederland zekerheid vooraf is gevraagd. Een voorbeeld van een situatie waarin op deze wijze de indicatie kan worden weggenomen of in strijd wordt gekomen met de goede trouw die jegens verdragspartners verschuldigd is, is de situatie waarin een buiten Nederland woonachtige professionele sporter een verzoek indient om zekerheid vooraf te verkrijgen over de fiscale gevolgen van een aantal samenhangende transacties als gevolg waarvan het (juridische en/of economische) belang bij de naams- en imagorechten van deze sporter komt te liggen bij een lichaam dat belast wordt naar een tarief dat naar Nederlandse maatstaven niet als redelijk kan worden beschouwd. In deze situatie bestaat het wezenlijke risico dat de belastinggrondslag wordt geërodeerd van het land waarin de naams- en imagorechten zijn opgebouwd, dan wel van het land van inwonerschap van de sporter. Daarom zal in deze gevallen alleen zekerheid vooraf worden verstrekt indien de verzoeker aantoont dat het totaal van de samenhangende transacties bekend is bij de belastingadministratie van het land waarin de naams- en imagorechten zijn opgebouwd en/of van het land van inwonerschap.

Andere voorbeelden van situaties waarin het belang van een verdragspartner zou worden geschaad heb ik onder meer opgenomen in het Besluit van 11 augustus 2004, nr. IFZ2004/126M, Financiële dienstverleningslichamen binnen concernverband zonder reële economische aanwezigheid in Nederland.

Een voorbeeld van een situatie waarbij strijd bestaat met een algemeen internationaal belang is het factureren met het doel de herkomst van goederen te versluieren in verband met een internationale boycot.

Verder wordt uiteraard geen zekerheid vooraf verstrekt indien de inspecteur vermoedt dat aan het buitenland informatie onjuist of anders wordt gepresenteerd.

Ook indien de inspecteur signalen hebben bereikt waarin ten aanzien van bij het verzoek betrokken vennootschappen of achterliggende belanghebbende vermoedens worden geuit over betrokkenheid bij activiteiten als witwassen, steekpenningen, ernstige vermogensdelicten en/of terrorismefinanciering zal de inspecteur de gevraagde zekerheid vooraf niet verstrekken, tenzij belanghebbende in een dergelijke situatie buiten twijfel stelt dat er geen sprake is van een dergelijke betrokkenheid.

Naar boven