B. Gebruiksaanwijzing
[Regeling vervallen per 01-10-2004]
Algemeen
Grondontsmettingsmiddel ter bestrijding van aaltjes.
Toepassing
Bloembollenteelt, ter bestrijding van stengelaaltjes ten behoeve van de teelt van
Allium, Camassia,Chionodoxa, Crocus flavus Weston ‘Golden Yellow’, Galtonia, Hyacinthus,
Muscari, Ornithogalum, Puschkinia, Scilla, Triteleia, Tulipa, alsmede alle soorten
behorende tot de familie der Amaryllidaceae of narcisachtigen.
Dosering
1,6 liter per are.
Aanwijzingen voor de toepassing
Het middel onverdund toepassen. De grond moet voor of tijdens de behandeling zaai-
of plantklaar worden gemaakt en moet de daarvoor geschikte vochtigheid bezitten, maar
moet vooral niet te nat zijn.
Het middel bij voorkeur toepassen bij een bodemtemperatuur (gemeten op 15 cm diepte)
tussen ongeveer 7 en 16 °C. Hoe lager de bodemtemperatuur des te langer blijft het
middel in de grond aanwezig en des te groter is de kans op schadelijke nevenwerking
van het middel.
Hoe te handelen na de grondontsmetting
De grond 1 tot 3 weken ongestoord laten liggen.
Om de resten van het middel sneller te laten verdwijnen de grond vervolgens met behulp
van een frees, cultivator e.d. losmaken.
Wachtperiode
Alvorens weer te planten of te zaaien na de ontsmetting een wachtperiode in acht nemen
van 3 tot 6 weken. Onder ongunstige omstandigheden (bijv. hoog vochtgehalte van de
grond, lage temperatuur, sterk adsorberende grondsoort) kan deze periode veel langer
zijn.
Het einde van de wachttijd kan worden vastgesteld met behulp van de tuinkersproef
of eventueel door het uitzetten van enige testplantjes.
Na een grondontsmetting en vooral na een daarop volgende natte winter is in veel gevallen
meer stikstof voor het gewas beschikbaar, omdat de omzetting in nitraat en daarmee
de uitspoeling van stikstof tijdelijk wordt geremd. Het verdient aanbeveling vooral
op zand- en dalgrond bij de bemesting van granen hiermede rekening te houden.
C. Overige voorschriften
[Regeling vervallen per 01-10-2004]
1. De in artikel 3, eerste lid, van het Besluit tijdelijke vrijstelling gewasbeschermingsmiddelen
met cis-dichloorpropeen 2004 genoemde gewasbeschermingsmiddelen mogen door een handelaar slechts worden afgeleverd,
indien de ontvanger van de middelen aan de handelaar een gewaarmerkte afschrift verstrekt
van de beschikking, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit tijdelijke vrijstelling gewasbeschermingsmiddelen
met cis-dichloorpropeen 2004, voor het perceel waarvoor de hoeveelheid is bestemd. De handelaar bewaart het gewaarmerkte
afschrift van de beschikking minimaal tot 1 januari 2005.
2. Tijdens het gebruik en de opslag ten behoeve van het gebruik van de in artikel 3, eerste lid, genoemde gewasbeschermingsmiddelen dient desgevraagd het origineel of een gewaarmerkt
afschrift van de beschikking, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit tijdelijke vrijstelling gewasbeschermingsmiddelen
met cis-dichloorpropeen 2004, voor het perceel waarvoor de hoeveelheid is bestemd, te worden overlegd aan de met
de handhaving belaste ambtenaren. Het origineel dan wel het gewaarmerkte afschrift
van de beschikking wordt door de houder minimaal bewaard tot 1 januari 2005.
3. De hoeveelheid, bedoeld in bovenstaande punten 1 en 2, mag de verhouding van 1,6
liter per are waarop de betrokken beschikking betrekking heeft, niet overschrijden,
tenzij de verpakkingseenheid dit noodzakelijk maakt.
4. Het gebruik van de in artikel 3, eerste lid, van het Besluit tijdelijke vrijstelling gewasbeschermingsmiddelen
met cis-dichloorpropeen 2004 genoemde gewasbeschermingsmiddelen wordt uiterlijk 48 uur van tevoren gemeld aan
de Plantenziektenkundige Dienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
5. Bij het gebruik van de in artikel 3, eerste lid, van het Besluit tijdelijke vrijstelling gewasbeschermingsmiddelen
met cis-dichloorpropeen 2004 genoemde gewasbeschermingsmiddelen worden de aanwijzingen, zoals verstrekt bij de
beschikking, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van vorenbedoelde regeling, nageleefd.