Vennootschapsbelasting, fiscale eenheid, regeling zoals deze luidt tot 1 januari 2003, [...] fiscale eenheid met buitenlandse dochtermaatschappijen

[Regeling vervallen per 23-12-2010 met terugwerkende kracht tot en met 14-12-2010.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 12-05-2004 t/m 13-12-2010

Vennootschapsbelasting, fiscale eenheid, regeling zoals deze luidt tot 1 januari 2003, verzoeken fiscale eenheid met buitenlandse dochtermaatschappijen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Inleiding

[Regeling vervallen per 23-12-2010 met terugwerkende kracht tot en met 14-12-2010]

Eind 2002 is bij de Belastingdienst een aantal verzoeken om toepassing van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) ingediend, waarin wordt verzocht om naar buitenlands recht opgerichte dochtermaatschappijen, waarvan de plaats van de werkelijke leiding ligt in een lidstaat van de Europese Unie, in een fiscale eenheid op te nemen.

In de verzoeken wordt veelal een beroep gedaan op bepalingen uit het EG-Verdrag die discriminatie dan wel belemmering verbieden.

Letterlijke toepassing van artikel 15 Wet Vpb, zoals deze bepaling luidde tot 1 januari 2003 (hierna: tekst 2002), brengt mee dat deze verzoeken zouden moeten worden afgewezen: artikel 15, eerste lid, Wet Vpb (tekst 2002) eist immers dat de belastingplichtige (moeder- en dochtermaatschappij) een in Nederland gevestigde vennootschap is.

Afwijzing van de verzoeken zou betekenen dat de behandeling van deze naar buitenlands recht opgerichte en feitelijk in een EG-lidstaat gevestigde vennootschappen zou afwijken van de behandeling van naar Nederlands recht opgerichte en feitelijk in een EG-lidstaat gevestigde vennootschappen: door de fictie in artikel 2, vierde lid, Wet Vpb (tekst 2002) werden de naar Nederlands recht opgerichte vennootschappen ook voor de toepassing van artikel 15 Wet Vpb geacht in Nederland te zijn gevestigd en was opneming in een fiscale eenheid mogelijk.

Ik acht de kans groot dat het Hof van Justitie van de EG zou oordelen dat een dergelijk verschil in behandeling in strijd is met het EG-Verdrag.

Gelet hierop heb ik over de afhandeling van deze verzoeken het volgende besloten.

Afhandeling van tijdig ingediende verzoeken om toepassing van artikel 15 Wet Vpb over kalenderjaar 2002 (dan wel boekjaar 2002/2003) waarbij sprake is van een naar buitenlands recht opgerichte vennootschap waarvan de plaats van de werkelijke leiding in een EG-lidstaat ligt

[Regeling vervallen per 23-12-2010 met terugwerkende kracht tot en met 14-12-2010]

Indien sprake is van een tijdig ingediend verzoek, geef ik de inspecteur toestemming het verzoek om toepassing van artikel 15 Wet Vpb (tekst 2002) in te willigen overeenkomstig de regeling opgenomen in het besluit van 3 mei 2002, nr. CPP2001/3295M. In de te verlenen fiscale-eenheidsbeschikking (conform Bijlage VIa bij het besluit CPP2001/3295M) dient na de namen van de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij(en) de zin ‘Gelet op artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969’ te worden aangevuld met: ‘en het besluit van .. maart 2004, nr. CPP2004/634M’.

In de aanbiedingsbrief bij het afgeven van de fiscale-eenheidsbeschikking (zie Bijlage VIb bij het besluit CPP2001/3295M) neemt de inspecteur de volgende alinea op:

‘De verleende fiscale eenheid eindigt ten aanzien van de in het buitenland gevestigde vennootschappen met ingang van het tijdstip waarop de Wet van 11 december 2002, Stb. 618 (herziening regime fiscale eenheid) op de belastingplichtige van toepassing wordt: op dat tijdstip wordt niet langer voldaan aan de bij of krachtens artikel 15 Wet Vpb gestelde vereisten.’

Nadere toelichting over de beëindiging van de fiscale eenheid:

Vanaf het tijdstip waarop het nieuwe regime op belastingplichtige van toepassing wordt is bij de beëindiging van de fiscale eenheid geen sprake (meer) van een met het EG-Verdrag strijdig verschil in behandeling met een naar Nederlands recht opgerichte en feitelijk in een EG-lidstaat gevestigde vennootschap.

Door een wetswijziging geldt vanaf vorenbedoeld tijdstip de fictie van artikel 2, vierde lid, Wet Vpb, niet meer voor artikel 15 Wet Vpb. Als gevolg hiervan kan ook een naar Nederlands recht opgerichte, en feitelijk in het buitenland gevestigde, vennootschap geen deel meer uitmaken van een fiscale eenheid, zodat de naar buitenlands recht opgerichte, in een EU-lidstaat gevestigde vennootschap niet anders wordt behandeld dan een naar Nederlands recht opgerichte, in een EU-lidstaat gevestigde vennootschap.

Voor de volledigheid merk ik op dat voeging onder het nieuwe regime fiscale eenheid (over boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2003) van in het buitenland gevestigde vennootschappen niet mogelijk is, behoudens voor zover zij in Nederland beschikken over een vaste inrichting.

Niet tijdig ingediende verzoeken

[Regeling vervallen per 23-12-2010 met terugwerkende kracht tot en met 14-12-2010]

Indien het verzoek niet tijdig is ingediend is het verzoek niet voor inwilliging vatbaar.

Er is hier geen sprake van een verschil in behandeling tussen naar buitenlands recht opgerichte vennootschappen en naar Nederlands recht opgerichte vennootschappen: ook voor die laatste vennootschappen kan slechts een fiscale eenheid worden verleend indien daartoe tijdig een verzoek is ingediend.

Afgewezen verzoeken fiscale eenheid waarvan de beschikking nog niet definitief vaststaat

[Regeling vervallen per 23-12-2010 met terugwerkende kracht tot en met 14-12-2010]

Ingeval op het tijdstip van het verschijnen van dit besluit de (afwijzende) beschikking fiscale eenheid nog niet definitief vaststaat, kan de inspecteur met inachtneming van dit besluit alsnog de gevraagde fiscale eenheid verlenen.

Naar boven