Antwoord
[Regeling vervallen per 29-01-2008]
Nee, in de praktijk hoeft dat geen fiscale gevolgen te hebben.
Naar het zich laat aanzien zullen niet alle nieuwe lidstaten er in slagen voor 1 mei
2004 aan alle ondernemers in hun lidstaat een BTW-identificatienummer toe te kennen.
Dat betekent dat een aantal ondernemers uit de nieuwe lidstaten hun leverancier of
afnemer in de andere lidstaten hun nummer niet kunnen verstrekken, ook niet in gevallen
waarin de Europese regelgeving inzake de omzetbelasting de vermelding daarvan verplicht
stelt.
Het vorenstaande kan inhouden dat wanneer een Nederlandse ondernemer een intracommunautaire
goederenlevering verricht aan een afnemer in een nieuwe lidstaat, de vermelding van
het BTW-identificatienummer van de afnemer soms achterwege moet blijven. Hierin kan
worden berust. Wel dient de leverancier te verlangen dat hij op de hoogte wordt gesteld
van het nummer, zodra dat is verstrekt. Daarna kan hij het nummer alsnog verifiëren.
Volgens recente opgaven van de nieuwe lidstaten zal het vanaf 1 mei aanstaande mogelijk
zijn de door die lidstaten uitgegeven BTW-identificatienummers te verifiëren.
Voor het bewijzen van de toepasselijkheid van het nultarief ten aanzien van intracommunautaire
transacties dient overigens wel aan de overige voorwaarden te worden voldaan, zoals
bijvoorbeeld het aan de hand van boeken en bescheiden aantonen dat de goederen naar
een andere lidstaat zijn vervoerd.
De verwachting is dat in de loop van de maand mei de nieuwe lidstaten de uitgifte
van de BTW-identificatienummers zullen hebben voltooid. Daarvan uitgaande kan de Nederlandse
leverancier het door de afnemer alsnog verstrekte BTW-identificatienummer opnemen
in zijn opgaaf intracommunautaire leveringen over het tweede kwartaal 2004.
Behalve bij intracommunautaire leveringen is de vermelding van het BTW-identificatienummer
ook van belang bij intracommunautaire diensten aan een afnemer in een van de nieuwe
lidstaten, met name in geval van verlegging van de heffing naar de afnemer in die
lidstaat. De handelwijze zoals hiervoor beschreven – latere verstrekking van dat nummer
en de mogelijkheid van verificatie ná 1 mei – kan in deze situaties eveneens worden
gehanteerd.
Bij twijfel aan de identiteit of het ondernemerschap van de afnemer – hetgeen zich
bijvoorbeeld kan voordoen bij nieuwe afnemers – dient de leverancier te vragen om
nadere gegevens, bijvoorbeeld een bewijs van registratie, een verklaring van hoedanigheid
als bedoeld in de Achtste BTW-richtlijn of andere documenten. Dit verschilt niet van
de handelwijze die thans ook al geldt bij twijfel over de BTW-status van de afnemer.