Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 12 augustus 2003, 5233289/03/6;
Gelet op artikel 46l, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;
De Raad van State gehoord (advies van 17 september 2003, nr. W03.03.0346/I;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 25 september 2003, nr. 5246794/03/6;
Hebben goedgevonden en verstaan: