Criteria voor het verkrijgen van toestemming op grond van een regionaal arrangement
[Regeling vervallen per 01-08-2005]
Deze beleidsregel verlengt de mogelijkheid om binnen de wettelijke kaders af te wijken
van de reguliere criteria voor de planning van het vmbo-aanbod zoals geregeld in het
Toetsingskader voor het Plan van Scholen 2005-2007, het Toetsingskader voor verplaatsing, omzetting, splitsing, nevenvestiging en het
aanbieden van leerwegondersteunend onderwijs per 1 augustus 2004 en de beleidsregel
voor het mogen aanbieden van intrasectorale programma’s en het verzorgen van vbo-programma’s
door een andere vbo-school voor de schooljaren 2003-2004 en 2004-2005. Een regionaal arrangement kan voorstellen bevatten die een afzonderlijke goedkeuring
vereisen op grond van de WVO en de in voetnoot 1 genoemde beleidsregels. CFI beoordeelt dit en als dit het geval
is, worden dergelijke voorstellen meegenomen in de hiervoor geldende procedure en
het daarbijbehorende tijdpad.
Voor het verkrijgen van toestemming voor het aanpassen van het onderwijsaanbod op
basis van een regionaal arrangement gelden de volgende criteria:
-
1. Het verzoek wordt gedaan door het bevoegd gezag van een school voor vbo en/of mavo,
een scholengemeenschap met tenminste vbo en/of mavo of een AOC.
-
2. Aan het verzoek ligt een samenwerkingsovereenkomst met een looptijd van ten minste
vijf jaar ten grondslag tussen scholen met vmbo in de regio of in het voedingsgebied. De samenwerkingsovereenkomst is gericht op regionale versterking van het vmbo onderwijsaanbod
in relatie tot het vervolgonderwijs, economische en arbeidsmarktontwikkelingen. De
aanvrager moet aantonen dat er overleg is gepleegd met de omliggende ROC’s en AOC’s
en het regionale bedrijfsleven.
-
3. Als niet alle VO scholen met ten minste vmbo uit de desbetreffende regio of het desbetreffende
voedingsgebied deelnemen aan de samenwerkingsovereenkomst dienen de niet deelnemende
scholen in te stemmen met het verzoek. Een bezwaar van één van de omliggende scholen
zal niet noodzakelijkerwijs tot afwijzing hoeven te leiden, tenzij die school aantoont
dat er sprake zal zijn van substantieel leerlingenverlies bij goedkeuring van aanpassing
van het onderwijsaanbod op basis van een regionaal arrangement.
Substantieel leerlingenverlies betekent meer dan 10% verlies voor dezelfde schoolsoort
of afdeling. Wanneer het leerlingenverlies er toe zal leiden dat de school of scholengemeenschap
waarvan de desbetreffende schoolsoort of afdeling deel uitmaakt onder de opheffingsnorm
zal geraken, zal dit in het algemeen leiden tot het afwijzen van het verzoek. Onder
substantieel verlies wordt niet verstaan het mislopen van verwachte toekomstige leerlingengroei.
De verplichting van het aannemelijk maken van substantieel leerlingenverlies rust
op de bezwaar makende school.
-
4. Betrokken gemeenten moeten verklaren in te stemmen met eventuele gevolgen voor de
huisvesting van een regionaal arrangement.
-
5. Het verzoek mag gelet op het totale effect van de samenwerkingsovereenkomst niet leiden
tot extra uitgaven voor het Rijk.
Wanneer aan deze criteria wordt voldaan, kan worden afgeweken van de in de beleidsregels
voor de planning van voorzieningen voor het voortgezet onderwijs opgenomen reguliere
beoordelingscriteria (zie voetnoot .
Aan scholen die samenwerken in een regionaal arrangement zal worden gevraagd medewerking
te verlenen aan de totstandkoming van rapportages over het overleg met de regionale
partners. Ook zal aan partijen in enkele regio’s worden gevraagd een bijdrage te leveren
aan de ontwikkeling van regiovisies met betrekking tot het vmbo aanbod. Bij het opstellen
van een regiovisie worden alle vmbo scholen in de regio, desbetreffende ROC’s en AOC’s,
de gemeenten en het regionale bedrijfsleven betrokken. Deze zaken zijn van belang
bij het voorbereiden van de toekomstige wetswijziging voor een grotere planningsvrijheid
in het vmbo. De regiovisies dienen daarbij als referentiekader voor de besluitvorming
door vmbo scholen.
De goedkeuring voor de aanpassing van het onderwijsaanbod op basis van een regionaal
arrangement kan door de minister afhankelijk worden gesteld van medewerking vande
samenwerkende scholen aan rapportages over het overleg met de regionale partners en
het opstellen van regiovisies.
De provincies zullen in het proces het regionaal overleg stimuleren en begeleiden
en bij het opstellen van regiovisies een coördinerende rol spelen. Het oordeel van
de organisaties bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de WVO en het advies van de provincie worden mee gewogen bij de besluitvorming over het
verzoek.