Belasting van personenauto’s en motorrijwielen, teruggaaf voor taxi’s, drie-jaarstermijn

[Regeling vervallen per 01-10-2006.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 27-05-2003 t/m 30-09-2006

Belasting van personenauto’s en motorrijwielen, teruggaaf voor taxi’s, drie-jaarstermijn

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding/vragen

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Op grond van artikel 16 van de Wet BPM 1992 kan voor taxi’s onder bepaalde voorwaarden, teruggaaf van de BPM worden verleend. De teruggaaf wordt verleend in drie gelijke jaarlijkse termijnen.

De aanspraak op de teruggaaf ontstaat telkens voor een derde deel nadat één, twee en drie jaren zijn verstreken, na het tijdstip dat de personenauto overeenkomstig de vergunning voor openbaar vervoer of taxivervoer in gebruik is genomen (artikel 16, lid 2 Wet BPM 1992).

In dit kader zijn de volgende vragen gesteld:

  • Wanneer is de start van de eerste termijn als een gebruikte personenauto voor het eerst als taxi wordt gebruikt?

  • Als de taxi binnen drie jaar wordt verkocht aan een andere taxi-ondernemer, geldt dan voor de nieuwe taxiondernemer wederom een termijn van drie jaar voor de rest-BPM?

  • Is de situatie gelijk bij de éénmalige teruggaaf vooraf van de drie termijnen?

Hierna wordt antwoord op de vragen gegeven, waarbij tevens het gestelde in mijn besluit van 20 januari 1999, nr. VB98/2638 (Infobulletin 1999/106) en in § 11.6 van de Leidraad BPM is opgenomen.

Start van de 3-jaarstermijn bij een nieuwe auto

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

  • 1. Bepalend is de datum waarop de auto rechtmatig als taxi in gebruik is genomen. Dat betekent dat de ondernemer een vergunning op grond van de Wet Personenvervoer 1994 (WP-vergunning) heeft en dat de auto door de Dienst Wegverkeer (RDW) als taxi is goedgekeurd.

    De 3-jaarstermijn vangt aan op de meest recente datum van de hiervoor bedoelde beschikkingen.

    Veelal zal dit tijdstip gelijk vallen met de datum van deel I en II van het kentekenbewijs, zodat 100% van de betaalde BPM in aanmerking komt voor de teruggaaf in drie jaar.

  • 2. Latere ombouw/keuring

    Het komt voor dat eerst een kentekenbewijs wordt afgegeven en pas daarna de personenauto wordt aangepast/omgebouwd om voor bijzonder taxivervoer (bijvoorbeeld voor rolstoelvervoer) te kunnen worden gebruikt. De technische (goed)keuring als taxi en het feitelijk gebruik als taxi vindt dan plaats enige tijd na de datum van deel I. In beginsel zou dan de 3-jaarstermijn pas op het moment van toekennen van de RDW-goedkeuring starten. En voor de berekening van het bedrag van de teruggaaf zou dan eerst de zgn. leeftijdskorting van de betaalde BPM afgetrokken moeten worden.

    Bij Besluit van 20 januari 1999 heb ik echter goedgekeurd dat de 3-jaarstermijn eerder start en wel op de datum van deel I van het kentekenbewijs. Dit onder voorwaarde dat wordt aangetoond dat de auto direct na de tenaamstelling van het kentekenbewijs is aangepast/omgebouwd en dat deze vervolgens direct als taxi in gebruik is genomen. Dit heeft als gevolg dat 100% van de betaalde BPM in aanmerking komt voor de teruggaaf in drie jaar.

  • 3. Ombouw bestelauto

    Wanneer een nieuwe bestelauto wordt voorzien van een kentekenbewijs en daarna naar een taxi-personenauto omgebouwd, is ter zake van de ombouw tot personenauto eerst BPM verschuldigd.

    De betaalde BPM kan weer worden teruggevraagd als de auto als taxi wordt gebruikt.

    De 3-jaarstermijn vangt aan op de meest recente datum van

    • de datum van het belastbaar feit ter zake van de ombouw,

    • de datum van de RDW-goedkeuring voor het gebruik als taxi, of

    • de datum van de WP-vergunning.

    Ik merk hierbij volledigheidshalve op, dat het bedrag van de teruggaaf nimmer hoger kan zijn dan het bedrag aan BPM dat ter zake van de ombouw tot personenauto betaald is.

Start van de 3-jaarstermijn bij koop van een gebruikte personenauto

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

  • 1. Bij een gebruikte personenauto start de 3-jaarstermijn op de meest recente datum van deel II van het kentekenbewijs, de RDW-taxigoedkeuring of de WP-vergunning.

  • 2. Latere ombouw/keuring

    Het komt voor dat eerst een kentekenbewijs deel II (tenaamstelling) aan de taxi-ondernemer wordt afgegeven en pas daarna de personenauto wordt aangepast/omgebouwd om voor bijzonder taxivervoer (bijvoorbeeld voor rolstoelvervoer) te kunnen worden gebruikt. De technische (goed)keuring als taxi en het feitelijk gebruik als taxi vindt dan plaats enige tijd na de datum van deel II. In beginsel zou dan de 3-jaarstermijn pas op het moment van toekennen van de RDW-goedkeuring starten. En voor de berekening van het bedrag van de teruggaaf zou dan eerst de zgn. leeftijdskorting van de betaalde BPM afgetrokken tot de datum van de RDW-goedkeuring moeten worden.

    Analoog aan de goedkeuring voor nieuwe auto’s keur ik goed, dat de 3-jaarstermijn start op de datum van deel II van het kentekenbewijs. Dit onder voorwaarde dat wordt aangetoond dat de auto direct na de tenaamstelling van het kentekenbewijs is aangepast/omgebouwd en dat deze vervolgens direct als taxi in gebruik is genomen. Dit heeft als gevolg dat 100% van de betaalde BPM in aanmerking komt voor de teruggaaf in drie jaar.

    Ik merk hierbij volledigheidshalve op, dat het bedrag van de teruggaaf nimmer hoger kan zijn dan het bedrag aan BPM dat ter zake van de ombouw tot personenauto betaald is.

3-Jaarstermijn na koop van een taxi van een andere taxi-ondernemer

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Een taxi wordt door een andere taxi-ondernemer gekocht. Op de taxi zit nog een restbedrag aan BPM.

Bij de nieuwe taxi-ondernemer start weer een nieuwe, volle 3-jaarstermijn (artikel 16, lid 3, Wet BPM 1992).

De nieuwe 3-jaarstermijn start op de meest recente datum van het kentekenbewijs deel II, de RDW-taxigoedkeuring, of de WP-vergunning.

De teruggaaf wordt berekend over het restbedrag bij de start van de 3-jaarstermijn.

Eénmalige teruggaaf van de BPM

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

Voor de éénmalige teruggaaf, vóóraf, van de BPM geldt ten aanzien van de start van de (3-jaars)termijn in beginsel hetzelfde als voor de wettelijke teruggaaf achteraf zoals bedoeld in artikel 16 van de wet. Immers de éénmalige teruggaaf is daarop gebaseerd en de aanspraak op de teruggaaf van de drie wettelijke, jaarlijkse termijnen wordt voor elk van die jaren slechts naar voren geschoven.

Naar boven