Heffing van omzetbelasting met betrekking tot intracommunautaire leveringen

[Regeling vervalt per 01-04-2024.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-10-2002 t/m heden

Heffing van omzetbelasting met betrekking tot intracommunautaire leveringen

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is een uitbreiding op het besluit van 10 november 1995, nr. VB 95/3447. De uitbreiding heeft betrekking op de levering van een pleziervaartuig dat door of namens de leverancier of de afnemer op eigen kiel naar een andere Lid-Staat wordt overgebracht (zie paragraaf 4.5 en bijlage 2 van onderstaand besluit).

1. Inleiding

In het antwoord op de vragen van de Kamerleden De Vries en Van Rey over het nieuwe BTW-systeem binnen de EG (TK, 1994–1995, Aanhangsel, nr. 268), is met betrekking tot de toepasselijkheid van het nultarief bij intracommunautaire leveringen uiteengezet welke voorwaarden ter zake voor de ondernemer gelden. Ook is daarbij aangegeven dat het nultarief toepasbaar is bij afhaaltransacties, dat wil zeggen transacties waarbij een (buitenlandse) koper in Nederland goederen koopt ‘af-fabriek’ en die goederen zelf meeneemt. Hoewel de ondernemer in die gevallen niet over vervoersdocumenten beschikt, zal hij, indien hij met de afhaler geregelde handelsbetrekkingen onderhoudt, aan de hand van de bescheiden die betrekking hebben op deze handelsrelatie toch voldoende bewijs kunnen vergaren om het recht op het nultarief aan te tonen. Het laatste zal problematisch zijn indien de ondernemer met de afhaler geen geregelde handelsbetrekkingen onderhoudt en er bovendien contant wordt betaald. Geconcludeerd werd, dat in die gevallen de ondernemer mogelijk geen enkel bewijs omtrent de bestemming van de goederen heeft.

In het verslag van de Europese Commissie over de werking van de BTW-overgangsregeling voor intracommunautaire transacties van 23 november 1994, nr. COM(94) 515 constateert de Commissie dat bedrijven bepaalde moeilijkheden ondervinden bij het verzamelen van de bewijsstukken om aan te tonen dat is voldaan aan de voorwaarden voor vrijstelling van een intra-communautaire levering van goederen (alinea 93). In bepaalde omstandigheden wordt vaak door de leveranciers de vrees uitgedrukt dat naar aanleiding van een BTW-controle hun verantwoordelijkheid in vraag kan worden gesteld en de door hen verleende vrijstelling zou worden verworpen (alinea 95). Sommige verkopers weigeren hun leveringen vrij te stellen wanneer het vervoer door de koper zelf wordt verricht. De koper heeft dan geen andere mogelijkheid meer dan zich voor BTW-doeleinden in die Lid-Staat te laten identificeren (alinea 96).

Naar aanleiding van het overleg met de vaste Commissie voor Financiën van 1 februari 1995 over de afschaffing van de fiscale grenzen (TK 1994–1995, 23 638, nr. 6), is bij brief van 29 maart 1995, nr. WV 95/165, aangegeven dat als de leverancier niet het verwijt kan worden gemaakt dat hij bij de toepassing van het nultarief onzorgvuldig heeft gehandeld, hij fiscaal niet aansprakelijk zal kunnen worden gesteld voor de gevolgen van ‘fictieve’ leveringen. In dit verband worden met fictieve leveringen bedoeld leveringen waarbij de afnemer het BTW-nummer van een ander misbruikt.

Bij verschillende gelegenheden is aangegeven dat met het bedrijfsleven wordt bezien of het mogelijk is nadere richtlijnen op te stellen met betrekking tot het aantonen van het recht op de toepassing van het nultarief bij intracommunautaire transacties.

In verband met het vorenstaande stel ik, zulks na overleg zowel met het bedrijfsleven als met de Belastingdienst, omtrent de toepasselijkheid van het nultarief bij intracommunautaire leveringen de navolgende gedragslijn vast.

2. Juridisch kader

Artikel 28 quater A, onderdeel a, van de Zesde Richtlijn inzake omzetbelasting bepaalt dat, onverminderd andere communautaire bepalingen, de Lid-Staten, onder de voorwaarden die zij vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing van de hierna genoemde vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen, vrijstelling verlenen voor leveringen aan andere belastingplichtigen of niet-belastingplichtige rechtspersonen in een andere Lid-Staat van goederen die door de verkoper of door de afnemer of voor hun rekening naar een andere Lid-Staat worden verzonden of vervoerd.

Ondernemers die dergelijke vrijgestelde leveringen verrichten moeten ingevolge artikel 22, lid 3, onderdeel b, van de Zesde Richtlijn het BTW-⁠identificatienummer van de afnemer op de factuur vermelden en ingevolge artikel 22, lid 6, onderdeel b, van de Zesde Richtlijn de transactie opnemen in een lijst.

De in artikel 28 quater A, onderdeel a, van de Zesde Richtlijn vervatte vrijstelling is in Nederland neergelegd in post a 6 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel II. Op grond van deze tabelpost gelezen in samenhang met artikel 9, lid 2, onderdeel b, van de wet is, mits aan bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden is voldaan, het nultarief van toepassing met betrekking tot de levering van goederen die worden verzonden of vervoerd naar een andere Lid-Staat, wanneer deze goederen aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen. Post a 6 brengt daarmee tot uitdrukking dat een levering onderworpen is aan het nultarief als de daarop volgende intracommunautaire verwerving in een andere Lid-Staat belastbaar is; voor de toepassing van de post is derhalve niet vereist dat de intracommunautaire verwerving in een andere Lid-Staat feitelijk belast wordt.

Ingevolge artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 dient de leverancier de aanspraak op toepassing van het nultarief ter zake van intracommunautaire leveringen aan te tonen aan de hand van boeken en bescheiden, waarbij voor de levering van motorrijtuigen waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven, op grond van artikel 12, lid 2, onderdeel e, van het Besluit in ieder geval is vereist dat dit kentekenbewijs is ingeleverd; deze specifiek voor motorrijtuigen gelden voorwaarde voor toepassing van het nultarief blijft hierna buiten beschouwing.

Ingevolge artikel 35, lid 1, onderdeel f, van de wet moet bij toepassing van post a 6 van Tabel II het BTW-⁠identificatienummer van de afnemer op de factuur worden vermeld. Artikel 37a van de wet regelt de verplichting tot indiening van een lijst.

3. Zorgvuldigheid

Uitgaande van het hiervoor geschetste juridische kader zullen Nederlandse leveranciers, die goederen leveren aan afnemers in andere Lid-Staten voor de toepassing van het nultarief moeten nagaan of die levering voldoet aan de juridische kenmerken van een intracommunautaire levering, dat wil zeggen:

  • a. dat de afnemer een ondernemer is of een rechtspersoon, andere dan een ondernemer, die in een andere Lid-Staat geïdentificeerd is, en

  • b. dat de goederen in het kader van de levering zullen worden verzonden of vervoerd naar het grondgebied van een andere Lid-Staat.

Beide elementen hebben een absoluut karakter en dienen door de leverancier aan de hand van boeken en bescheiden te worden aangetoond. Gezien het bijzondere kader waarin intracommunautaire leveringen plaatsvinden, namelijk binnen de Europese Unie, waar de fiscale controles aan de binnengrenzen zijn opgeheven, zal hierbij nochtans op evenwichtige wijze rekening moeten worden gehouden met enerzijds het recht dat een leverancier heeft om op leveringen aan ondernemers of niet-belastingplichtige rechtspersonen die in een andere Lid-Staat zijn geïdentificeerd het nultarief toe te passen en anderzijds de vereisten voor een deugdelijke controle daarop. Dit leidt er naar mijn oordeel toe, dat de leverancier aan vorenbedoelde bewijslast heeft voldaan, indien hij aantoont ter zake zorgvuldig, zie hierna, te hebben gehandeld.

De door de leverancier in acht te nemen zorgvuldigheid brengt mee dat hij met betrekking tot het onder a genoemde element nagaat of de afnemer in een andere Lid-Staat voor BTW-doeleinden is geïdentificeerd, hetgeen in ieder geval moet blijken uit het door de afnemer op te geven BTW-identificatienummer, dat hem in een andere Lid-Staat is toegekend. In gevallen waarin de leverancier twijfel heeft of redelijkerwijs zou moeten hebben omtrent de juistheid van het door de afnemer opgegeven BTW-⁠identificatienummer, zal hij het nummer bij de Belastingdienst moeten verifiëren.

Met betrekking tot het onder b genoemde element brengt de verlangde zorgvuldigheid mee dat de leverancier, binnen het kader van de mogelijkheden die zijn commerciële bedrijfsvoering daartoe biedt, naast het vastleggen van de bijzonderheden van de transactie in de administratie, alle commerciële bescheiden die het intracommunautaire karakter van de levering ondersteunen, bewaart en op verzoek van de Belastingdienst overlegt, en dat hij bij het nemen van de beslissing over toepassing van het nultarief nagaat of de aard van de beschikbare bewijsstukken deze handelwijze rechtvaardigt. Bij deze beslissing zal ook de aard van de goederen een rol spelen. De leverancier dient erop bedacht te zijn dat bij goederen die geschikt zijn voor consumptief gebruik door particulieren de zorgvuldigheid steeds expliciet aan de orde zal worden gesteld. Hoewel de leverancier de beslissing over het toe te passen tarief in de praktijk uiterlijk zal moeten nemen op het tijdstip van de levering, kan hij bij het nemen van die beslissing rekening houden met bescheiden die hij naderhand zal ontvangen.

4. Verzending of vervoer van goederen naar een andere Lid-Staat

4.1. Algemeen

In het kader van de heffing van omzetbelasting bepaalt artikel 34 van de Wet onder meer dat de ondernemer gehouden is aantekening te houden van de door hem verrichte leveringen. Deze verplichting is nader uitgewerkt in artikel 31 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. Artikel 31 van de Beschikking verplicht de ondernemer onder meer regelmatig aantekening te houden van de door hem uitgereikte facturen, met de in het tweede lid van dat artikel vermelde bijzonderheden, en van de ontvangsten ter zake van door hem verrichte leveringen. Deze, slechts op onderdelen gedetailleerde, voorschriften stellen de ondernemers, ook degenen die intracommunautaire transacties verrichten, in staat de inrichting van hun administratie af te stemmen op de mogelijkheden die hun bedrijfsvoering daartoe biedt. Daarnaast zal de administratie van ondernemers die zich richten op goederentransacties met afnemers in andere Lid-Staten, afgezien van bescheiden die betrekking hebben op individuele leveringen, ook aanwijzingen in algemene zin bevatten waaruit blijkt dat die ondernemers zich richten op buitenlandse markten, zoals op buitenlandse afnemers gerichte catalogi, advertenties in buitenlandse bladen en andere op buitenlandse afnemers gerichte promotieactiviteiten, correspondentie, enz.

Uitgangspunt bij de verzending of het vervoer van goederen naar een andere Lid-Staat is, dat het vorenbedoelde samenstel van de in de administratie voorhanden zijnde gegevens de ondernemers de mogelijkheid biedt om daarmee het intracommunautaire karakter van hun transacties duidelijk te maken. Binnen het kader van de mogelijkheden die de bedrijfsvoering van de leverancier biedt, zal daarbij in het bijzonder de aanwezigheid van de volgende bescheiden een rol spelen:

  • een schriftelijke bestelling vanuit het buitenland met de aanduiding dat de geleverde goederen op een plaats in het buitenland moeten worden afgeleverd,

  • correspondentie met de koper (bijvoorbeeld de orderbevestiging) waaruit blijkt dat de desbetreffende goederen in het buitenland moeten worden of zijn afgeleverd,

  • een commercieel gebruikelijke bevestiging door de koper van de ontvangst van de goederen in het buitenland,

  • de op naam van een buitenlandse koper gestelde factuur,

  • een betaling vanuit het buitenland,

  • een verzekeringspolis met betrekking tot het internationale transport van de goederen,

  • een export-vergunning (bijvoorbeeld voor afvalstoffen en ‘strategische’ goederen),

  • douane-documenten met betrekking tot goederen die nog onder douane-toezicht staan of die naar een andere Lid-Staat worden verzonden of vervoerd via het grondgebied van een derde land

  • bescheiden die betrekking hebben op de uitschrijving van een ‘register-goed’ uit Nederlandse openbare registers in samenhang met de inschrijving van dat goed in de openbare registers van een andere Lid-Staat, en

  • bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben op de verzending of het vervoer van de goederen (de CMR-vrachtbrief, de nota van de vervoerder en, indien het gaat om accijnsgoederen, het – vereenvoudigd – accijnsgeleidedocument AGD).

Ondernemers in wier administratie een relevante combinatie van de hiervoor bedoelde vastleggingen, aanwijzingen en bescheiden eenduidig wijzen op een voor het buitenland bestemde levering, hebben in de zin van onderdeel 3 voldoende zorgvuldigheid betracht en kunnen op deze levering het nultarief toepassen, óók wanneer, al dan niet in het kader van een periodieke controle, uit de informatie-uitwisseling tussen de Lid-Staten blijkt dat de afnemer de geleverde goederen niet in de Lid-Staat van bestemming als een intracommunautaire verwerving heeft aangegeven. De ondernemer wordt evenwel in de toepassing van het nultarief niet beschermd wanneer de Belastingdienst aannemelijk maakt dat de feitelijke toedracht afwijkt van hetgeen uit de administratie van de leverancier blijkt en de leverancier wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat de in zijn administratie aanwezige bescheiden een onjuiste indruk geven over de het karakter van de onderliggende transactie.

In een aantal gevallen verzorgt een distributiebedrijf de opslag en verzending van goederen ten behoeve van de leverancier. In die gevallen beschikt de leverancier in de regel niet over bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben op het vervoer van de goederen, maar in plaats daarvan wèl over de verantwoording van het distributiebedrijf aan de leverancier met betrekking tot de ontvangst, de opslag en de verzending van de goederen. De bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben op het vervoer zullen dan in de administratie van het distributiebedrijf aanwezig zijn. Mits laatstbedoelde bescheiden op eenvoudige wijze toegankelijk zijn in het kader van een controle bij de leverancier op de juiste toepassing van het nultarief, behoeft het enkele feit dat deze bescheiden zich niet in de administratie van de leverancier bevinden niet aan toepassing van het nultarief in de weg te staan.

4.2. Eigen vervoer

Zoals hiervoor is aangegeven, levert, indien de geleverde goederen naar een andere Lid-Staat worden verzonden, dat wil zeggen dat de goederen naar een andere Lid-Staat worden vervoerd door een derde (bijvoorbeeld een vervoerondernemer), de daarbij gebruikte vrachtbrief, in samenhang met de overige handelsbescheiden en de administratieve vastleggingen, in het algemeen een duidelijke aanwijzing op omtrent het intracommunautaire karakter van de levering.

Indien de geleverde goederen door de leverancier naar een andere Lid-Staat worden vervoerd, ontbreekt een vrachtbrief en brengt de vereiste zorgvuldigheid mee dat de leverancier het vervoer zodanig administreert dat daaruit de bestemming van de goederen blijkt. In het bijzonder zijn hierbij van belang de zogenaamde dag- en weekstaten, waarop de chauffeur aangeeft welke zendingen hij naar welke bestemmingen heeft vervoerd, in combinatie met de (mede in het kader van de loonadministratie bijgehouden) urenverantwoordingsstaten en de tachograafschijven en/of de werkmap c.q. het werkboekje van de chauffeur.

Onder 4.5 wordt nader ingegaan op toepassing van het nultarief ter zake van de intracommunautaire levering van pleziervaartuigen die door of namens de leverancier op eigen kiel naar een andere Lid-Staat worden overgebracht.

4.3. Afhaaltransacties

Indien goederen aan een buitenlandse afnemer worden geleverd ‘af-fabriek’ of ‘af-magazijn’ (afhaaltransacties), zal het intracommunautaire karakter van de levering niet mede kunnen blijken uit een vrachtbrief of uit de eigen-vervoersadministratie van de leverancier. Desalniettemin zijn er omstandigheden denkbaar waaronder de leverancier zich er ook in deze situatie van overtuigd mag weten dat de buitenlandse afnemer de goederen naar een andere Lid-Staat zal vervoeren. In aanvulling op het in de administratie al aanwezige samenstel van bescheiden en vastleggingen moet het dan gaan om een vaste afnemer, tenzij de leverancier weet dat door hem aan deze afnemer verrichte intracommunautaire leveringen tot problemen hebben geleid, welke afnemer bovendien een hierna bedoelde verklaring heeft afgegeven. Deze, door degene die de geleverde goederen in ontvangst neemt, te ondertekenen schriftelijke verklaring zal ten minste moeten bevatten de naam van de afnemer en, indien de afnemer de goederen niet persoonlijk in ontvangst neemt, de naam van degene die dat namens de afnemer doet, het kenteken van het voertuig waarmee de goederen zullen worden vervoerd, het nummer van de factuur waarop de geleverde goederen zijn gespecificeerd, de plaats waarheen de afhaler de goederen zal vervoeren, alsmede de toezegging dat de afnemer bereid is aan de Belastingdienst desgevraagd nadere informatie te verstrekken omtrent de bestemming van de goederen. Een model van deze verklaring is opgenomen als bijlage 1. Onder 4.5 wordt nader ingegaan op toepassing van het nultarief ter zake van de intracommunautaire levering van pleziervaartuigen die door de afnemer op eigen kiel naar een andere Lid-Staat worden overgebracht.

In gevallen van afhaaltransacties, waarin geen sprake is van een vaste afnemer en waarin de goederen contant worden betaald, terwijl de leverancier ook overigens niet over bescheiden beschikt die het intracommunautaire karakter van de levering ondersteunen, dat wil zeggen gevallen waarin er behalve een op naam van een buitenlandse afnemer gestelde factuur (waarop het buitenlandse BTW-identificatienummer van de afnemer is vermeld) geen andere bescheiden zijn waaruit het intracommunautaire karakter van de levering blijkt, zal de leverancier de aanspraak op toepassing van het nultarief niet zonder meer kunnen rechtvaardigen. Onder deze omstandigheden kan de leverancier het risico van naheffing vermijden door Nederlandse BTW aan de koper in rekening te brengen.

De koper zal, wanneer hij de goederen overbrengt naar een andere Lid-Staat, hiervan aangifte moeten doen bij de Nederlandse Belastingdienst. Op deze aangifte zal hij de in rekening gebrachte Nederlandse BTW in aftrek kunnen brengen.

4.4. Buitenlandse leveranciers/fiscaal vertegenwoordigers

Van in andere Lid-Staten gevestigde leveranciers die vanuit Nederland goederen leveren aan in andere Lid-Staten gevestigde afnemers, wordt dezelfde zorgvuldigheid ten aanzien van de toepassing van het nultarief verlangd als van in Nederland gevestigde leveranciers. Dit geldt onverkort ook in gevallen waarin de buitenlandse leverancier voor de nakoming van zijn fiscale verplichtingen in Nederland een fiscaal vertegenwoordiger heeft aangesteld. Voor de aansprakelijkstelling van een fiscaal vertegenwoordiger met een algemene vergunning gelden dezelfde beginselen met betrekking tot de toepassing van het nultarief als voor de buitenlandse leverancier namens wie hij optreedt.

Een bijzondere situatie doet zich voor in gevallen waarin de buitenlandse leverancier een fiscaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning (‘beperkt fiscaal vertegenwoordiger’) heeft aangesteld, omdat deze fiscaal vertegenwoordiger slechts voor bepaalde transacties optreedt namens de buitenlandse leverancier. In de praktijk zal niet van een beperkt fiscaal vertegenwoordiger kunnen worden gevergd dat hij beschikt over het in onderdeel 4.1 bedoelde samenstel van bescheiden en vastleggingen, waaruit het communautaire karakter van de levering blijkt, omdat deze zich bevinden in c.q. deel uitmaken van de administratie van de buitenlandse leverancier.

Wanneer de beperkt fiscaal vertegenwoordiger echter zorgdraagt voor de aflevering van de goederen in een andere Lid-Staat en daartoe een derde ondernemer inschakelt, beschikt hij over de vrachtbrief en de nota van de vervoerder. In die situatie kan er bij de aansprakelijkstelling van worden uitgegaan dat de beperkt fiscaal vertegenwoordiger, mits hij ook volledig heeft voldaan aan de verplichtingen die zijn vervat in artikel 31a van de Uitvoeringsbeschikking en beschikt over een op naam van de buitenlandse afnemer gestelde (kopie)factuur, binnen de hem ter beschikking staande mogelijkheden zorgvuldig heeft gehandeld.

Wanneer de beperkt fiscaal vertegenwoordiger niet zorgdraagt voor de aflevering van de goederen, kan er bij de aansprakelijkstelling van worden uitgegaan dat de beperkt fiscaal vertegenwoordiger binnen de hem ter beschikking staande mogelijkheden zorgvuldig heeft gehandeld als hij volledig heeft voldaan aan de verplichtingen die zijn vervat in artikel 31a van de Uitvoeringsbeschikking en, naast een op naam van de buitenlandse afnemer gestelde (kopie)factuur, beschikt over een verklaring van de afnemer als bedoeld in de eerste alinea van onderdeel 4.3.

4.5. Pleziervaartuigen

Ook voor de toepassing van het nultarief bij de intracommunautaire levering van een pleziervaartuig dat door of namens de leverancier of de afnemer op eigen kiel naar een andere Lid-Staat wordt overgebracht geldt, dat de leverancier moet beschikken over het in paragraaf 4.1 bedoelde samenstel van administratieve gegevens waarmee het intracommunautaire karakter van de levering kan worden aangetoond.

Bij levering aan een ondernemer in een andere Lid-Staat gelden in geval het vervoer door of namens de leverancier plaatsvindt de eisen die gewoonlijk aan toepassing van het nultarief wegens intracommunautaire levering worden gesteld. De leverancier moet met boeken en bescheiden kunnen aantonen dat de goederen zijn bestemd voor een ondernemer in een andere Lid-Staat en zal moeten kunnen aantonen dat het vaartuig daadwerkelijk is vervoerd naar de andere Lid-Staat. Bij levering af werf (dit geschiedt m.n. op eigen kiel) mag de leverancier er van uit gaan dat het vervoer voldoende is aangetoond indien de afnemer ter zake een verklaring heeft afgegeven als bedoeld onder 4.3 en er voor de leverancier geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.

Wanneer de afnemer een particulier is dan wel een rechtspersoon niet-⁠ondernemer, en het vaartuig wordt door de afnemer op eigen kiel naar de andere Lid-Staat overgebracht, kan het nultarief worden toegepast indien de leverancier naast het in paragraaf 4.1 bedoelde samenstel van administratieve gegevens tevens beschikt over de navolgende bescheiden, vooropgesteld dat de leverancier de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het vaststellen van de juistheid van deze bescheiden.

1. Een gedateerde en ondertekende verklaring van de afnemer, inhoudende:

  • dat het pleziervaartuig bestemd is voor gebruik in een ander land van de Europese Unie en dat het vaartuig na overbrenging naar de Lid-Staat van aankomst voor een periode van ten minste drie maanden niet naar Nederland zal terugkeren, behoudens een met bescheiden te staven onvoorziene terugkeer naar Nederland uitsluitend voor noodzakelijk gebleken reparatie, daaronder begrepen het vervoer rechtstreeks naar en van de plaats van reparatie;

  • dat de afnemer in de Lid-Staat van aankomst aangifte zal doen ter zake van de intracommunautaire verwerving van het pleziervaartuig over dezelfde vergoeding als ter zake van de levering in rekening is gebracht, en dat hij een kopie van de aangifte en van het betalingsbewijs aan de leverancier zal toesturen binnen twee weken nadat de aangifte is gedaan;

  • dat de afnemer ervan op de hoogte is dat de leverancier de Nederlandse belastingdienst dient te informeren wanneer deze kopieën niet tijdig worden ontvangen, dan wel wanneer binnen een termijn van drie maanden na de levering feiten ter kennis komen van de leverancier waaruit deze redelijkerwijs moet concluderen dat de verklaring van de afnemer geen juist beeld geeft van de feitelijke situatie;

  • dat de afnemer bereid is op verzoek aan de Nederlandse belastingdienst nadere informatie te verstrekken omtrent de bestemming van het vaartuig.

Een model voor deze verklaring is opgenomen als bijlage 2.

2. In gevallen waarin direct na de oplevering sprake is van proefvaren in Nederland vóór de overbrenging naar de andere Lid-Staat, naast de onder 1 bedoelde verklaring, bescheiden waaruit de volgende gegevens blijken:

  • begin- en einddatum van het proefvaren;

  • begin- en einddatum van een eventuele daarop volgende periode waarin het vaartuig op de werf ligt in verband met tijdens het proefvaren nodig gebleken aanpassingen;

  • de overbrenging vanaf de werf naar de andere Lid-Staat, aansluitend aan de periode van het proefvaren (dan wel, indien van toepassing, de aanpassing op de werf), binnen twee maanden na oplevering.

Indien de hiervoor aangeduide bescheiden geen juist beeld geven van de feitelijke situatie en dit de leverancier op het moment van de levering redelijkerwijs bekend moet zijn geweest, dient de leverancier alsnog omzetbelasting in rekening te brengen naar het algemene tarief. Indien aan de leverancier binnen een termijn van drie maanden na de levering dan wel 3 maanden na de proefvaart feiten ter kennis komen waaruit redelijkerwijs geconcludeerd kan worden dat de hiervoor aangeduide bescheiden geen juist beeld geven van de feitelijke situatie, dan wel indien niet tijdig een kopie wordt ontvangen van de aangifte van omzetbelasting ter zake van de verwerving van het vaartuig in de andere Lid-Staat, dient de leverancier deze feiten schriftelijk te melden aan de inspecteur.

Wanneer in situaties als hiervoor bedoeld de leverancier de bouwer is van het pleziervaartuig, en tussentijds het casco van het vaartuig al tot zekerheid aan de afnemer of bijvoorbeeld een kredietverstrekker wordt overgedragen, ontmoet het geen bezwaar dat de bouwer eveneens het nultarief toepast. Daarbij geldt als voorwaarde:

  • dat de bouwer aannemelijk kan maken dat, indien de overdracht tot zekerheid niet zou hebben plaatsgevonden, bij oplevering van het vaartuig het nultarief toegepast zou kunnen worden volgens de hiervoor neergelegde regeling; en voorts,

  • dat op het moment van uiteindelijke aflevering blijkt dat aan alle in het voorgaande opgenomen voorwaarden wordt voldaan.

Wanneer de bouwer op enig moment voordat het vaartuig wordt afgeleverd aan de koper, weet of behoort te weten dat niet langer aan deze voorwaarden wordt voldaan of zal worden voldaan, dient hij de omzetbelasting alsnog over de periode(s) waarin de vergoeding of de deelbetalingen zijn ontvangen c.q. in rekening zijn gebracht aan te geven naar het algemene tarief. Indien artikel 30f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen daartoe aanleiding geeft, wordt over dit bedrag heffingsrente berekend.

5. Verklaring van de afnemer

Aan een schriftelijke verklaring van de afnemer als bedoeld in de eerste alinea van onderdeel 4.3, die onder meer inhoudt dat de afnemer ervoor zorgdraagt dat de geleverde goederen naar een andere Lid-Staat zullen worden verzonden of vervoerd, kan, in gevallen waarin deze verklaring uitsluitend voor fiscale doeleinden wordt opgesteld en afgegeven, geen bijzondere bewijskracht worden toegekend. De bewijskracht ervan is in ieder geval minder groot dan die van commercieel gebruikelijke aanwijzingen van de afnemer omtrent de door hem gewenste/opgegeven plaats van aflevering van de goederen. De verklaring kan dan ook niet dienen ter vervanging van commerciële bescheiden, waarover de leverancier met betrekking tot individuele transacties kan beschikken. Slechts in de gevallen die daartoe uitdrukkelijk zijn aangewezen in onderdeel 4.3, eerste alinea, en onderdeel 4.4, vierde alinea, waarin de administratie van de leverancier dan wel die van de beperkt fiscaal vertegenwoordiger, behalve het buitenlandse BTW-identificatienummer en een op naam van een buitenlander gestelde factuur, geen andere concrete aanwijzing oplevert omtrent het intracommunautaire karakter van de levering, maakt een dergelijke verklaring zichtbaar – en speelt in die zin ook een doorslaggevende rol – de zorgvuldigheid waarmee de leverancier aan de levering een intracommunautair karakter heeft toegekend. Het ontbreken van de verklaring in deze gevallen betekent niet dat de toepassing van het nultarief onmogelijk is; het aantonen dat ter zake voldoende zorgvuldig is gehandeld, zal dan echter problematisch zijn.

6. Individuele gevallen

De wijze waarop een leverancier in een concreet geval met de daartoe vereiste zorgvuldigheid het intracommunautaire karakter van een door hem verrichte levering kan vaststellen, is afhankelijk van de omstandigheden, zoals die gelden voor het desbetreffende bedrijf en de desbetreffende levering. Als de toepassing van dit besluit vragen over de toepassing van het nultarief in concrete situaties onbeantwoord laat, kan de desbetreffende ondernemer zich wenden tot de inspecteur.

7. Inwerkingtreding en evaluatie

Dit besluit treedt heden in werking.

Ik behoud mij het recht voor om de toepassing van dit besluit op een nader te bepalen tijdstip te evalueren en, afhankelijk van de uitkomsten van die evaluatie, dit besluit dienovereenkomstig te wijzigen.

Dit besluit dient ter vervanging van het besluit van 10 november 1995, nr. VB 95/3447

Bijlage 1

Verklaring als bedoeld in onderdeel 4.3 van Besluit DGB 2002/4947M

Ondergetekende, ...................................................................

(naam van degene die de goederen in ontvangst neemt)

Verklaart (voor zoveel nodig, namens de afnemer):

1. dat de goederen die zijn vermeld op de door de leverancier:

Naam: .............................................................................................

(naam leverancier)

Adres/⁠Plaats: ..................................................................................

(bedrijfsadres leverancier)

afgegeven factuur met nummer: .................... d.d. ..........................

(factuurnummer) (factuurdatum)

en die zijn geleverd aan: .................................................................

(naam van de buitenlandse afnemer)

met het BTW-⁠identificatienummer: ..................................................

(buitenlandse BTW-identificatienummer van de afnemer)

met een vervoermiddel met het kenteken: ......................................

(indien van toepassing: kenteken vermelden)

zijn/⁠zullen worden vervoerd naar: ...................................................

(plaats van bestemming)

in de Lid-⁠Staat: ...............................................................................

(Lid-Staat van bestemming)

2. dat de afnemer bereid is op verzoek van de Nederlandse Belastingdienst nadere informatie te verstrekken omtrent de bestemming van de goederen.

...............................................................

(plaats)

...............................................................

(datum)

...............................................................

(handtekening van degene die de goederen in ontvangst neemt)

Bijlage 2

Verklaring als bedoeld in onderdeel 4.5 van Besluit DGB 2002/4947M

Ondergetekende,

(Naam afnemer)

(Adres)

(Postcode en woonplaats)

VERKLAART

  • a. dat het pleziervaartuig als vermeld op de door

    (Naam leverancier)

    (Adres)

    (Postcode en woonplaats)

    afgegeven factuur nummer (factuurnummer) de dato (datum) aan hem/haar is geleverd op (datum) en in het kader van de levering zal worden vervoerd naar (plaats en land van bestemming)

  • b. dat het pleziervaartuig bestemd is voor gebruik buiten Nederland doch binnen de Europese Unie en dat het vaartuig na overbrenging naar de Lid-Staat van aankomst voor een periode van ten minste drie maanden niet naar Nederland zal terugkeren, behoudens een met bescheiden te staven onvoorziene terugkeer naar Nederland uitsluitend voor noodzakelijk gebleken reparaties, daaronder begrepen het vervoer rechtstreeks naar en van de plaats van reparatie;

  • c. dat hij/zij onmiddellijk na overbrenging van het pleziervaartuig naar (land van bestemming) aldaar op aangifte omzetbelasting zal voldoen ter zake van de intracommunautaire verwerving van het pleziervaartuig en dat hij/zij een kopie van de aangifte en van het betalingsbewijs aan de leverancier zal toesturen binnen twee weken nadat de aangifte is gedaan;

  • d. dat hij/zij ervan op de hoogte is dat de leverancier de Nederlandse belastingdienst dient te informeren wanneer de onder c bedoelde kopieën niet tijdig worden ontvangen, dan wel wanneer na de levering feiten ter kennis komen van de leverancier waaruit deze redelijkerwijs moet concluderen dat deze verklaring geen juist beeld geeft van de feitelijke situatie op het moment van levering;

  • e. dat hij/zij bereid is op verzoek aan de Nederlandse belastingdienst nadere informatie te verstrekken omtrent de bestemming van het vaartuig.

(plaats en datum)

(handtekening afnemer/gemachtigde van de afnemer)

Naar boven