Bijlage 1C
[Regeling vervallen per 07-06-2003]
Deelprogramma archeologie
[Regeling vervallen per 07-06-2003]
Het doel van dit deelprogramma is het ontwikkelen van nieuwe technologieën of van
nieuwe toepassingen van (bestaande) technologieën die een bijdrage kunnen leveren
aan het beter ontsluiten en beheren van het archeologisch erfgoed in Nederland.
Voorstellen voor projecten moeten binnen één van de volgende aandachtsgebieden passen:
-
Opsporingsmethoden
Archeologische vindplaatsen moeten op een zorgvuldige, non-destructieve wijze opgespoord
en geïnventariseerd worden. De technieken die daarvoor beschikbaar zijn, schieten
tekort. De beperking wordt vaak veroorzaakt door de omstandigheden van een bepaald
gebied. Bijvoorbeeld de samenstelling van de bodem. Specifieke omstandigheden vereisen
methoden en technieken die helemaal zijn toegesneden op de situatie. Voor het tijdig
opsporen, inventariseren en waarderen van archeologisch erfgoed moeten dus nieuwe
technische oplos-singen worden ontwikkeld. Of bestaande technieken worden aangepast.
Buiten het archeologische werkveld bestaan namelijk al wel diverse technieken die
ingezet kunnen worden. Maar deze moeten nog vertaald worden naar de archeologische
praktijk.
-
Archeologische conservering in de bodem
Een zo groot mogelijk deel van het bodemarchief moet in de bodem bewaard blijven.
Ook hier geldt dat uitbreiding van technieken, in dit geval conserveringstechnieken,
gewenst is. Tot nu toe blijft de kennis over de ontwikkeling van het bodemarchief
op een te laag niveau. Zo is bijvoorbeeld onvoldoende bekend wat de degradatiesnelheid
is van de verschillende componenten van een vindplaats onder verschillende bodemcondities.
Het ondergronds meten van degradatieprocessen bij artefacten is niet alleen technisch
nauwelijks mogelijk, maar ook erg kostbaar. Daar komt bij dat de informatie die wel
beschikbaar is, niet actief wordt verzameld of beheerd.
Geschikte projecten dienen te resulteren in een innovatief product, een innovatieve
dienst of procesverbetering die substantieel bijdraagt aan de verbetering van de opsporing
en conservering van archeologisch erfgoed in de bodem. Innovatief houdt hierbij in
dat een soortgelijk(e) product, dienst of procesverbetering (nog) niet verkrijgbaar
is en ook (nog) niet in ontwikkeling is. Er kan zowel van bestaande als van nieuwe
technologie gebruik gemaakt worden. Het kan hierbij gaan om technologie die elders
- bijvoorbeeld in een aanverwant vakgebied - reeds beschikbaar is en die met relatief
beperkte middelen geschikt kan worden gemaakt voor de archeologie. Het eindresultaat
moet een werkend prototype zijn dat praktisch bruikbaar is.
Om een goede afstemming van vraag en aanbod te waarborgen is het van belang dat het
probleem (de behoefte) erkend is door de archeologische gebruikers. Aanbevolen wordt
bij het project meerdere voor het onderwerp relevante partijen - zowel de vraag- als
de aanbodkant - te betrekken of te raadplegen of samen te werken met aanpalende disciplines.
Aansluiting bij (bestaande) initiatieven waarbij opsporing en conservering aandachtspunten
zijn, kan synergie bewerkstelligen en het effect versterken.
Het voorgestelde project moet duidelijk de doelen omschrijven en hoe deze worden vertaald
naar maatschappelijke en economische resultaten. De aanvrager dient de kosten en baten
voor de gebruikers zo goed mogelijk inzichtelijk te maken. Hieruit valt af te leiden
of de oplossing economisch rendabel is.
Om een goede match te waarborgen tussen probleem en technische oplossing (de gebruikssituatie)
dient een gebruikerstest van het prototype in een praktijksituatie deel uit te maken
van de projectactiviteiten.
Het deelprogramma zal worden begeleid door een projectgroep waarin de Ministeries
van Economische Zaken (EZ) en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) zijn
vertegenwoordigd. Daarnaast participeren ook andere organisaties, zoals universiteiten
en bedrijven, op archeologisch of aanverwant gebied.