Regeling co-financiering Interreg IIIA

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 16-11-2002 t/m heden

Regeling co-financiering Interreg IIIA

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 3 van het Besluit co-financiering EFRO-programma's 2000/06,

Besluit:

Artikel 1

Als Europees programma als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit co-financiering EFRO-programma's 2000/06 worden aangewezen:

  • a. het programma communautair initiatief Interreg IIIA NL-NRW/Nds-EU en de daaraan gekoppelde sub-programma's van de EUREGIO, Euregio Rijn-Waal en de euregio rijn-maas-noord, goedgekeurd bij beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 oktober 2001 (C(2001) 2726);

  • b. het programma communautair initiatief Interreg IIIA voor de Euregio Maas-Rijn, goedgekeurd bij beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 november 2001 (C(2001) 2807);

  • c. het programma communautair initiatief Interreg IIIA Grensregio Vlaanderen-Nederland en de daaraan gekoppelde sub-programma's van de Euregio Benelux-Middengebied en de Euregio Scheldemond, goedgekeurd bij beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 december 2001 (C(2001) 2893).

Artikel 2

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Overijssel en Zeeland.

Artikel 3

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op grond van het Besluit co-financiering EFRO-programma's 2000/06 wordt voor de in artikel 1 bedoelde programma's vastgesteld op € 42.428.450 en wordt verdeeld als volgt:

  • a. voor de provincie Overijssel voor de uitvoering van het sub-programma van de EUREGIO, bedoeld in artikel 1, onder a, € 10.436.945;

  • b. voor de provincie Gelderland voor de uitvoering van het sub-programma van de Euregio Rijn-Waal, bedoeld in artikel 1, onder a, € 5.899.143;

  • c. voor de provincie Limburg voor de uitvoering van het sub-programma van de euregio rijn-maas-noord, bedoeld in artikel 1, onder a, € 3.630.242,

  • d. voor de provincie Limburg voor de uitvoering van het programma, bedoeld in artikel 1, onder b, € 5.218.472,

  • e. de provincie Noord-Brabant voor de uitvoering van het sub-programma van de Euregio Benelux-Middengebied, bedoeld in artikel 1, onder c, € 14.294.077,

  • f. voor de provincie Zeeland voor de uitvoering van het sub-programma van de Euregio Scheldemond, bedoeld in artikel 1, onder c, € 2.949.571.

Artikel 4

De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na de goedkeuring van het desbetreffende programma door de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

De minister beslist in ieder geval afwijzend:

  • a. indien in de financiering van het programma niet wordt bijgedragen vanwege de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

  • b. indien overigens in de financiering van het programma niet of in onvoldoende mate wordt bijgedragen door de aanvrager of anderen die het, gelet op de aard van het programma, mede aangaat.

Artikel 6

  • 1 De provincie, aan welke ingevolge artikel 2 subsidie wordt verstrekt, gebruikt die subsidie voor het verstrekken van subsidies aan degenen die een project uitvoeren dat past in een in artikel 1 bedoeld programma.

  • 2 Subsidies aan degenen die projecten uitvoeren als bedoeld in het eerste lid worden slechts verstrekt aan:

    • a. een gemeente;

    • b. een openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van de op 12 september 1986 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg inzake de grensoverschrijdende samenwerking tussen samenwerkingsverbanden of autoriteiten, met bijlage (Trb. 1986, 160) of een openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van de op 23 mei 1991 te Isselburg-Anholt tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, de Bondsrepubliek Duitsland, het Land Nedersaksen en het Land Noordrijn-Westfalen inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten, met Protocol (Trb. 1991, 102);

    • c. een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 3 De provincie kan de subsidie ook gebruiken ten behoeve van door hem zelf uit te voeren projecten als bedoeld in het eerste lid, mits de minister hiervoor vooraf schriftelijke toestemming heeft verleend.

Artikel 7

  • 1 Op een subsidie ter zake waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, kan op aanvraag van de provincie door de minister gedurende de periode 2001 tot en met 2005 jaarlijks een voorschot worden verstrekt.

  • 2 Een voorschot bedraagt ten hoogste 20 procent van het in artikel 3 voor de desbetreffende regio genoemde bedrag.

Artikel 8

Tot en met 31 december 2001 geldt het volgende:

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en heeft terugwerkende kracht tot en met 11 december 2001.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 december 2001

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

G. Ybema

Naar boven