Procesregeling CBB

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2005

Regeling van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 19 oktober 2001, houdende richtlijnen voor de behandeling van beroepszaken in eerste aanleg en in hoger beroep door enkelvoudige en meervoudige kamers als bedoeld in artikel 18 en volgende van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (Procesregeling CBB)

Het wettelijk kader voor de behandeling van beroepszaken bij het College is in hoofdzaak gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en deels op de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (Wbbo).

I. Voorfase

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1. Ontvangstbevestiging/kennisgeving

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Binnen twee weken nadat het beroepschrift bij het College is ingekomen, wordt een ontvangstbevestiging gezonden aan de indiener van het beroepschrift.

  • 2 Binnen twee weken nadat het beroepschrift bij het College is ingekomen, wordt een kennisgeving daarvan, indien het een beroepschrift in eerste aanleg betreft, gezonden aan het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, of indien het een hoger beroepschrift betreft, aan de andere partij(en) bij de uitspraak.

  • 3 Binnen twee weken nadat een hoger beroepschrift bij het College is ingekomen, wordt een mededeling daarvan gezonden aan de griffier van de rechtbank die de aangevallen uitspraak heeft gedaan. De griffier wordt daarbij verzocht de op de zaak betrekking hebbende stukken binnen vier weken aan het College te zenden.

Artikel 2. Uitnodiging griffierecht

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien de indiener van het beroepschrift een rekening-courantverhouding met de Gerechtelijke Diensten in het arrondissement 's-Gravenhage heeft, wordt het verschuldigde griffierecht langs deze weg verrekend.

  • 2 Wanneer de indiener geen rekening-courantverhouding heeft, wordt hij binnen vier weken na de ontvangst van het beroepschrift door middel van toezending per gewone post van een acceptgirokaart uitgenodigd het verschuldigde griffierecht per omgaande te doen bijschrijven op de rekening van het College.

  • 3 Indien het verschuldigde griffierecht niet binnen vier weken na de datum van verzending van de uitnodiging is bijgeschreven op de rekening van het College dan wel ter griffie is betaald, wordt de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief uitgenodigd het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na verzending te voldoen.

    In die uitnodiging wordt vermeld dat het beroep in beginsel niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien het verschuldigde griffierecht niet binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van het College dan wel ter griffie is betaald.

  • 4 In afwijking van het voorgaande geldt dat, indien het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, hoger beroep heeft ingesteld en de uitspraak van de rechtbank in stand blijft, de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort binnen twee weken na de datum van verzending van de uitspraak van het College wordt verzocht het verschuldigde griffierecht per omgaande te voldoen.

Artikel 3. Herstel vormverzuim

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder a, c en d, en tweede lid van de Awb, wordt de indiener van het beroepschrift binnen twee weken na de ontvangst van het beroepschrift bij aangetekende brief uitgenodigd het geconstateerde vormverzuim te herstellen binnen vier weken na de dag van verzending van die uitnodiging.

In die uitnodiging wordt vermeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het geconstateerde verzuim niet binnen die termijn is hersteld.

Artikel 4. Overleggen machtiging

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien een machtiging wordt verlangd als bedoeld in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb, wordt de indiener van het beroepschrift binnen twee weken na de ontvangst van het beroepschrift per gewone post uitgenodigd de verlangde machtiging binnen vier weken na de dag van verzending van die uitnodiging in te zenden.

  • 2 Indien de indiener van het beroepschrift niet binnen de gestelde termijn van vier weken de verlangde machtiging als bedoeld in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb heeft ingezonden, wordt hij bij aangetekende brief uitgenodigd dit verzuim binnen twee weken na verzending te herstellen.

  • 3 In die brief wordt een waarschuwing gegeven dat niet of niet-tijdige inzending van de verlangde machtiging ertoe kan leiden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

  • 4 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien het College van een partij stukken verlangt om vast te stellen of deze partij in het geding kan optreden dan wel of deze daartoe bevoegdelijk wordt vertegenwoordigd.

II. Toezending van stukken

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 5. Toezenden van stukken

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Binnen twee weken nadat voorlopig is geconstateerd dat het beroepschrift in eerste aanleg voldoet aan de in de wet gestelde vereisten, wordt een afschrift van het beroepschrift en eventueel de daarop volgende correspondentie aan het bestuursorgaan toegezonden met het verzoek binnen vier weken de op de zaak betrekking hebbende stukken in te zenden alsmede binnen diezelfde termijn een verweerschrift in te dienen.

  • 2 Komt het bestuursorgaan deze verplichting niet na dan kan het College het bestuursorgaan oproepen om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen om te worden gehoord. Indien de oproeping van het bestuursorgaan niet leidt tot het indienen van de op de zaak betrekking hebbende stukken, kan het College toepassing geven aan artikel 8:31 van de Awb.

  • 3 Binnen twee weken nadat voorlopig is geconstateerd dat een hoger beroepschrift voldoet aan de in de wet gestelde vereisten, wordt een afschrift van het beroepschrift en eventueel de daarop volgende correspondentie aan de gedaagde toegezonden met het verzoek binnen vier weken een verweerschrift in te dienen.

  • 4 Aan een belanghebbende als bedoeld in artikel 8:26 van de Awb wordt binnen twee weken nadat is komen vast te staan dat hij als partij aan de procedure deelneemt een afschrift van de stukken van het geding gezonden. Hij wordt in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de uitnodiging daartoe een schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven.

  • 5 Van de op de zaak betrekking hebbende stukken en/of het verweerschrift wordt binnen twee weken na ontvangst daarvan een afschrift aan de andere partij(en) gezonden. Na ontvangst van de in artikel 1 lid 3 bedoelde stukken wordt binnen twee weken een afschrift van het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank gezonden aan partijen.

Artikel 6. Geheimhouding stukken

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Op verzoeken om geheimhouding, als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb, wordt beslist door een daartoe door de president aan te wijzen enkelvoudige kamer. Indien de zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling door één rechter, verwijst zij deze naar een meervoudige kamer. Het lid of de leden van de kamer, die het verzoek behandelt, worden bij de behandeling van het geding in hoofdzaak verder niet betrokken.

  • 2 De kamer kan een partij of partijen oproepen om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen. Zij kan een partij horen buiten aanwezigheid van de andere partij.

  • 3 De kamer kan van een partij een nadere toelichting verlangen. Deze toelichting maakt geen deel uit van de stukken van het geding.

  • 4 De kamer beslist binnen vier weken. Deze termijn kan ten hoogste tweemaal voor vier weken worden verlengd.

  • 5 De beslissing van de kamer wordt, voorzover de aard van de besluitvorming dat toelaat, gemotiveerd. Van de beslissing en de motivering wordt binnen twee weken per brief mededeling gedaan aan partijen.

  • 6 Indien het verzoek om geheimhouding wordt afgewezen worden de stukken waarop het verzoek betrekking heeft aan het bestuursorgaan ter beschikking gesteld. Indien het bestuursorgaan de stukken niet aan het procesdossier toevoegt, kan het College op grond van artikel 8:31 Awb, daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.

Artikel 7. Later inzenden van stukken

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Van de door een partij in de loop van de procedure ingezonden stukken wordt aan de andere partij(en) binnen twee weken na ontvangst een afschrift gezonden.

III. Versnelde behandeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 8. Versnelde behandeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Op een gemotiveerd verzoek om versnelde behandeling wordt door het College binnen twee weken na ontvangst beslist.

  • 2 Van de beslissing van het College op een verzoek om versnelde behandeling wordt vervolgens binnen twee weken aan partijen mededeling gedaan. Bij de toewijzing van het verzoek wordt voor zover mogelijk aan partijen tevens bericht op welke wijze het beroep verder wordt behandeld.

IV. Voortgang van de procedure

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 9. Bericht van behandeling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Binnen tien weken na ontvangst van het verweerschrift deelt het College aan partijen mede op welke wijze het beroep verder zal worden behandeld.

V. Vooronderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 10. Repliek en dupliek

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien het College het wenselijk acht dat de indiener van het beroepschrift een reactie op het verweerschrift geeft, wordt de indiener in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van vier weken na de uitnodiging van repliek te dienen. De andere partij(en) wordt daarna in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de uitnodiging van dupliek te dienen.

Artikel 11. Comparitie van partijen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De oproeping om in persoon dan wel in persoon of bij gemachtigde te verschijnen om te worden gehoord, wordt vier weken voordien aan de opgeroepen partij verzonden. Aan de andere partij(en) wordt terzelfder tijd een afschrift van deze oproeping gezonden met de mededeling dat het horen kan worden bijgewoond en een uiteenzetting over de zaak kan worden gegeven.

  • 2 Indien het horen uitsluitend betrekking heeft op het niet tijdig inzenden van de op de zaak betrekking hebbende stukken wordt dat bij de oproeping vermeld en wordt de oproeping tenminste twee weken voordien aan verweerder verzonden. Andere onderwerpen komen bij het horen niet aan de orde. Aan de andere partij(en) wordt een afschrift van de oproeping gezonden.

Artikel 12. Schriftelijke inlichtingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien het College schriftelijke inlichtingen inwint bij een partij of schriftelijke inlichtingen inwint dan wel stukken opvraagt bij een ander dan een partij, wordt een termijn van vier weken gesteld om aan het verzoek te voldoen.

  • 2 Voor het opvragen van nadere stukken bij een partij wordt een termijn van twee weken gesteld om aan het verzoek te voldoen.

Artikel 13. Horen van getuigen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Getuigen worden ten minste vier weken voor de dag waarop het College hen wenst te horen, opgeroepen.

  • 2 Het College deelt de namen en woonplaatsen van deze getuigen, de plaats, de dag en het tijdstip waarop zij worden gehoord en de feiten waarop het horen betrekking heeft ten minste vier weken tevoren aan partijen mee.

  • 3 Het getuigenverhoor vindt plaats in het openbaar, tenzij het College beslist dat dit met gesloten deuren geschiedt.

Artikel 14. Deskundigenonderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien het College het voornemen heeft gebruik te maken van de bevoegdheid ingevolge artikel 8:47 van de Awb om een deskundige te benoemen biedt het College partijen de mogelijkheid binnen een termijn van twee weken daarop te reageren.

  • 2 Het College bericht partijen binnen vier weken na het verstrijken van de gestelde termijn over de benoeming van een deskundige.

  • 3 Het College stelt de deskundige een termijn van maximaal drie maanden binnen welke deze een verslag van het onderzoek dient uit te brengen. Indien de deskundige niet binnen deze termijn een verslag van het onderzoek uitbrengt, zal het College al dan niet op verzoek een nadere termijn stellen van vier weken.

  • 4 Het College verzendt binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de deskundige een afschrift daarvan aan partijen.

  • 5 Partijen kunnen hun zienswijze met betrekking tot dit verslag binnen vier weken aan het College kenbaar maken. Het College kan deze termijn naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van een der partijen eenmaal met twee weken verlengen. Het College kan de ingekomen reacties binnen twee weken na ontvangst van die reacties voor commentaar voorleggen aan de deskundige. De deskundige wordt daarbij een termijn van vier weken gegeven om zijn commentaar in te dienen.

  • 6 Partijen ontvangen binnen vier weken nadat het onderzoek in overeenstemming met de leden 1 tot en met 5 van dit artikel is afgerond nader bericht over de verdere behandeling van het beroep.

  • 7 Een partij kan schriftelijk aan het College verzoeken om een deskundige te benoemen. Op een verzoek, gedaan na verzending van het bericht van behandeling als bedoeld in artikel 9 wordt binnen twee weken na ontvangst een beslissing genomen. Deze beslissing wordt vervolgens binnen twee weken aan partijen medegedeeld.

Artikel 15. Onderzoek ter plaatse

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Indien het College een onderzoek ter plaatse nodig acht, wordt van plaats en tijdstip van het onderzoek ten minste vier weken van tevoren aan partijen mededeling gedaan. Partijen worden daarbij in de gelegenheid gesteld bij dat onderzoek aanwezig te zijn.

VI. Zitting en uitspraak

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 16. Verzet na vereenvoudigde afdoening

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Het verzet wordt, tenzij het kennelijk gegrond bevonden wordt, behandeld ter zitting. De uitnodiging voor de behandeling van het verzet ter zitting wordt in beginsel zes weken voor de datum van de zitting aan partijen verzonden. De behandeling van het verzet ter zitting vindt plaats binnen drie maanden nadat het verzet is ingesteld, tenzij partijen wordt bericht dat nader onderzoek vereist is.

Artikel 17. Onderzoek ter zitting

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De uitnodigingen als bedoeld in artikel 8:56 en de oproepingen bedoeld in artikel 8:59 en 8:60 van de Awb worden in de regel tenminste zes weken voor de datum van de zitting per aangetekende brief verzonden.

  • 2 Het College deelt zijn beslissing op een verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting binnen een week na ontvangst van het verzoek mede. Een verzoek dat niet binnen een week na ontvangst van de uitnodiging of oproeping dan wel na opkomst van de reden van verhindering schriftelijk gemotiveerd is ingediend, wordt in beginsel afgewezen. Een verzoek, dat binnen een termijn van drie weken voor de zitting is ontvangen, kan slechts worden toegewezen als wordt aangetoond dat sprake is van overmacht.

  • 3 Aan partijen wordt desgevraagd medegedeeld welke rechters naar verwachting aan de behandeling ter zitting zullen deelnemen.

  • 4 Stukken die niet binnen de in artikel 8:58 van de Awb voorgeschreven termijn van tien dagen voor de zitting bij het College zijn ingekomen, worden buiten beschouwing gelaten indien de toelating in strijd is met de goede procesorde. Acht het College kennisneming daarvan niettemin geboden, dan schorst of heropent het College het onderzoek.

Artikel 18. Nagekomen stukken

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Stukken die ongevraagd worden ingediend na de zitting, worden buiten beschouwing gelaten en geretourneerd. Acht het College kennisneming daarvan niettemin geboden, dan heropent het College het onderzoek.

VII. Algemene bepalingen en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 19. Uitstelbeleid

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Een schriftelijk gemotiveerd verzoek om verlenging van een door het College gestelde termijn, dat tenminste een dag voor het einde van die termijn door het College is ontvangen, wordt in beginsel voor ten hoogste de duur van de gestelde termijn toegewezen.

  • 2 Indien op grond van bijzondere omstandigheden in een bepaald geval uitstel voor een langere periode is aangewezen dient dat in het verzoek onder opgave van redenen en onder vermelding van de dan noodzakelijk geachte termijn te worden aangegeven. Indien de verzochte verlenging meer dan twee maal de gestelde termijn zou omvatten bewilligt het College daarin niet dan nadat het de andere partij(en) in de gelegenheid heeft gesteld binnen een week hun zienswijze kenbaar te maken.

  • 3 Slechts in uitzonderlijke gevallen ter beoordeling van het College wordt een tweede gemotiveerd verzoek om verlenging, dat tenminste een dag voor het einde van de verlengde termijn door het College ontvangen is, eveneens toegewezen.

  • 4 Indien door overmacht een gestelde termijn niet is of zal worden gehaald, deelt de betrokken partij dit zo spoedig mogelijk aan het College mee. Indien het College op basis van de overgelegde stukken overmacht aanwezig acht, wordt de termijn verlengd tot ten hoogste een week, nadat de overmacht ophoudt te bestaan.

Artikel 20. Afwijkingsbevoegdheid

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Van de artikelen uit deze procesregeling kan het College op grond van bijzondere omstandigheden afwijken.

Artikel 21. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Op de termijnen, genoemd in deze procesregeling, is de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De tekst van deze procesregeling wordt in de Staatscourant gepubliceerd en op internet onder www.rechtspraak.nl geplaatst.

  • 3 Deze procesregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

  • 4 Deze regeling kan worden aangehaald als: Procesregeling CBB.

Naar boven