Regeling gehandicaptenparkeerkaart

Geraadpleegd op 08-12-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Regeling gehandicaptenparkeerkaart

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 13, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 49 en 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de artikelen 85 en 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

Besluit:

Paragraaf 1. Criteria voor de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten

Artikel 1

  • 1 Voor een gehandicaptenparkeerkaart kunnen in aanmerking komen:

    • a. bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;

    • b. passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;

    • c. bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek permanent rolstoelgebonden zijn;

    • d. bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben;

    • e. het bestuur van instellingen ten behoeve van het personeel belast met het vervoer van bewoners die voldoen aan de criteria onder b, c of d.

  • 2 Op de gehandicaptenparkeerkaart wordt met een hoofdletter B aangegeven of het een gehandicapte bestuurder betreft en een hoofdletter P of het een gehandicapte passagier betreft. Een combinatie van beide is mogelijk. Een gehandicaptenparkeerkaart, bestemd voor een instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt aangeduid met een hoofdletter I.

  • 3 De afgifte van de gehandicaptenparkeerkaart geschiedt niet elektronisch.

Paragraaf 2. Geneeskundig onderzoek

Artikel 2

  • 1 Een gehandicaptenparkeerkaart wordt niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.

  • 2 Een geneeskundig onderzoek kan achterwege worden gelaten, indien:

    • a. aan de aanvrager eerder een gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en aan de verstrekkende instantie bekend is dat de aanvrager nog steeds voldoet aan de in artikel 1 omschreven criteria;

    • b. aan de aanvrager eerder een gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en de keurende instantie van oordeel is dat de aanvrager nog steeds voldoet aan de in artikel 1 omschreven criteria;

    • c. op grond van artikel 49, derde lid, van het BABW een gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt in verband met een kortstondig verblijf.

  • 3 Een geneeskundig onderzoek wordt achterwege gelaten indien een gehandicaptenparkeerkaart is aangevraagd door het bestuur van een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e.

Artikel 3

  • 1 Ingeval de gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag, bedoeld in artikel 49 van het BABW, wordt het geneeskundig onderzoek verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel - bij externe advisering - door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige.

  • 2 Ingeval de gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven door de Minister van Verkeer en Waterstaat, wordt het onderzoek verricht door een door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen arts, die niet de behandelend arts van de aanvrager is.

Paragraaf 3. Wijze van aanbrengen van de gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 4

  • 1 De gehandicaptenparkeerkaart moet op zodanige wijze bij de voorruit worden aangebracht, dat de voorzijde ervan buiten het voertuig behoorlijk leesbaar is.

  • 2 Als voorzijde geldt de zijde waarop de vervaldatum van de gehandicaptenparkeerkaart vermeld staat.

Paragraaf 4. Model van de gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 5

  • 1 Als model van de gehandicaptenparkeerkaart wordt vastgesteld het in de bijlage bij deze regeling opgenomen model.

  • 2 Blanco gehandicaptenparkeerkaarten worden door de met de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten belaste autoriteiten rechtstreeks besteld bij CIB verkoop en advies BV, onderdeel van VNG Diensten BV.

Paragraaf 5. Gelijkstelling van in het buitenland afgegeven gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 6

Met een ingevolge artikel 49 BABW afgegeven gehandicaptenparkeerkaart wordt gelijkgesteld:

  • a. een gehandicaptenparkeerkaart overeenkomstig het communautair model, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • b. een gehandicaptenparkeerkaart, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, voor zover aan de voorzijde van de kaart het in de bijlage bij deze regeling opgenomen symbool of een nagenoeg daaraan gelijk symbool voorkomt.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 7

De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 oktober 1991, nr. RVR 103389, houdende vaststelling van regels betreffende de invalidenparkeerkaart (Stcrt. 202), wordt ingetrokken.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Bijlage

Bijlage 250858.png
  • Indien de kaart wordt verstrekt aan een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, wordt: geen pasfoto op de kaart aangebracht. Voorts wordt in dat geval bij ‘Naam’ de naam van de directeur van de instelling, en bij ‘Voornaam’ de naam van de instelling vermeld.

  • De kaart is pas geldig indien hij volledig is ingevuld en ondertekend door de houder of, indien het om een kind gaat, door een van de ouders of verzorgers.