Schoolbudget voor ontwikkeling en ondersteuning per 1 augustus 2001

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-08-2001 t/m heden

Schoolbudget voor ontwikkeling en ondersteuning per 1 augustus 2001

1. Inleiding

Het streven is erop gericht om te komen tot deregulering en vereenvoudiging van regelgeving voor scholen in het primair onderwijs. Als eerste stap in de richting van een vereenvoudigd bekostigingsstelsel wordt u in deze publicatie geïnformeerd over het geïntegreerd toekennen van een aantal specifieke budgetten te weten het MOA-budget en de budgetten voor nascholing en integraal personeelsbeleid. Het MOA-budget zal evenals de andere twee budgetten worden toegekend in geld. Tevens komen de bestedingsverplichtingen van deze budgetten te vervallen . Naast informatie over het aldus tot stand gebrachte ’schoolbudget voor ontwikkeling en ondersteuning’, treft u in deze publicatie tevens informatie aan over een verhoging van het normale verzilveringstarief en de introductie van een derde verzilveringsdatum.

Deze maatregel is de eerste stap in de richting van een eenvoudiger bekostigingsstelsel. Zodra duidelijkheid bestaat over volgende stappen, zult u daarvan op de hoogte worden gesteld. De maatregelen in deze nota hebben betrekking op basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Scholen en afdelingen voor speciaal voortgezet onderwijs voor lom en mlk en scholen voor praktijkonderwijs met declaratiebekostiging zullen in een afzonderlijke publicatie worden geïnformeerd over de wijze waarop de betrokken budgetten zullen worden toegekend.

2. Opbouw van het budget

Het schoolbudget wordt voor een deel samengesteld uit middelen die tot en met 31-07-2001 als afzonderlijke budgetten beschikbaar worden gesteld, te weten:

  • de middelen voor nascholing van het personeel,

  • de middelen voor (de voorbereiding van het management op) integraal personeelsbeleid (IPB) en

  • het MOA-budget.

Tevens wordt het budget verhoogd met:

  • extra middelen voor integraal personeelsbeleid,

  • middelen die in het regeerakkoord beschikbaar zijn gesteld voor bestuur en management en

  • middelen ter bestrijding van arbeidsmarktknelpunten.

Deze laatste middelen komen beschikbaar vanwege de expiratie van de ’regeling vergoeding schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening’ (PO/PJ-99/49497 Uitleg Gele katern nr. 4/5 van 16 februari 2000 met ingang van 1 augustus 2001). Voor het schooljaar 2001 - 2002 zal dit deel van het schoolbudget worden toegekend op basis van een verdeelsleutel die overeenkomt met die van de bovengenoemde regeling waarbij 1 oktober 2000 als teldatum wordt gehanteerd. Over de verdeelsleutel die na 1 augustus 2002 zal worden gehanteerd voor dit deel van het schoolbudget zal nog nader overleg plaatsvinden.

3. Omvang van het budget per school

De omvang van het budget wordt per school vastgesteld op basis van

  • a. het aantal leerlingen; en

  • b. het schoolgewicht of het aantal cumi-leerlingen.

Tenzij in deze publicatie anders is aangegeven wordt bij het bepalen van het aantal leerlingen uitgegaan van het aantal leerlingen dat de school op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar bezocht12345.

Bij de integratie van budgetten die in deze publicatie wordt beschreven is het uitgangspunt gehanteerd dat het nieuwe budget op schoolniveau niet lager mag zijn dan het totaal van de budgetten wanneer zij afzonderlijk zouden zijn toegekend. Om dat doel te bereiken is voor basisscholen een kleinescholentoeslag noodzakelijk. Deze toeslag compenseert de gevolgen van toekenning aan die scholen van de huidige nascholings en IPB-middelen op basis van het formatiebudget dat voor elke school een minimale omvang heeft.

Ook bij scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs zouden er negatieve effecten kunnen ontstaan als gevolg van de wijze waarop op dit moment de omvang van het nascholingsbudget wordt berekend. Om die reden is de omvang van het schoolbudget van deze scholen mede afhankelijk van het aantal ambulant begeleide leerlingen en van de schoolsoort.

Voor basisscholen geldt zodoende het volgende.

Het schoolbudget voor ontwikkeling en ondersteuning van basisscholen wordt gevormd door de som van:

  • A het aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 51,94 (ƒ114,46);

  • B het schoolgewicht vermenigvuldigd met € 51,94 (ƒ114,46);

  • C indien het aantal leerlingen minder is dan 145: de uitkomst van de formule € 1052,77 - € 7,26 X het totaal aantal leerlingen (in guldens is dat ƒ2320,- - ƒ16,- X het aantal leerlingen) ;

  • D indien 70% of meer van de leerlingen die de school op 1 oktober 2000 bezochten met de factor 0.9 bijdraagt aan het schoolgewicht: het totaal aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 79,80 (ƒ175,86) plus het schoolgewicht vermenigvuldigd met € 98,98 (ƒ218,12).

Voor speciale scholen voor basisonderwijs geldt het volgende.

Het schoolbudget voor ontwikkeling en ondersteuning van speciale scholen voor basisonderwijs wordt gevormd door de som van:

  • A het aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 94,49 (ƒ208,23);

  • B het aantal cumi-leerlingen vermenigvuldigd met € 19,61 (ƒ43,21);

  • C indien de school op 1 oktober 2000 wordt bezocht door 50% of meer cumi-leerlingen: het totaal aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 144,65 (ƒ318,77) plus het aantal cumi-leerlingen vermenigvuldigd met € 165,63 (ƒ365,-).

Voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs geldt het volgende.

Het schoolbudget voor ontwikkeling en ondersteuning van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de aan speciale scholen voor basisonderwijs verbonden afdelingen voor speciaal onderwijs wordt gevormd door de som van:

  • A het aantal leerlingen vermenigvuldigd met het bedrag in de bijlage genoemd onder A;

  • B het aantal ambulant begeleide leerlingen vermenigvuldigd met € 50,96 (ƒ112,30);

  • C het aantal cumi-leerlingen vermenigvuldigd met € 24,80 (ƒ54,65) en

  • D indien de school op 1 oktober 2000 wordt bezocht door 50% of meer cumi-leerlingen: het totaal aantal leerlingen vermenigvuldigd met het bedrag in de bijlage genoemd onder B plus het aantal cumi-leerlingen vermenigvuldigd met € 276,06 (ƒ608,36) plus het aantal ambulant begeleide leerlingen vermenigvuldigd met € 59,82 (ƒ131,83).

A en B zijn volgens de bijlage afhankelijk van de onderwijssoort.

4. Besteding

Een belangrijk doel dat met het schoolbudget wordt nagestreefd is om scholen op korte termijn meer beleidsruimte te geven. Om dit doel te bereiken komen zoals gezegd de bestedingsverplichtingen die tot nu toe op de afzonderlijke budgetten van toepassing waren te vervallen. Het budget mag vrij besteed worden aan het personeel. Besturen kunnen daardoor zelfstandig afwegingen maken ten aanzien van de besteding van het budget, waarbij optimaal rekening kan worden gehouden met de specifieke situatie waarin individuele scholen zich bevinden.

Door het schoolbudget toe te kennen in geld ontstaat voor besturen bovendien meer ruimte om op schoolniveau afwegingen te maken ten aanzien van de verdeling van het budget over verschillende doelen. Die verdeling kan van school tot school en van jaar tot jaar verschillen en is afhankelijk van de specifieke omstandigheden waarin de school op een bepaald moment verkeert.

De doelstellingen van het nieuwe schoolbudget zijn:

  • versterking en innovatie van de scholen als arbeidsorganisatie;

  • versterking van het management;

  • introductie en inbedding van integraal personeelsbeleid en in een later stadium het koppelen vanbeslissingen over de beloning aan de ontwikkeling van individuele medewerkers;

  • nascholing van het personeel en deskundigheidsbevordering van het management;

  • lerarenbeleid;

  • ondersteuning;

  • arbeidsmarktbeleid;

  • bestrijding van schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening; en

  • arbeidsomstandigheden en arbo-zorg.

6. Verantwoording

Zoals in de onderwijsbeleidsbrief is aangegeven wordt van scholen met meer beleidsruimte verwacht dat zij verantwoording afleggen aan ouders, personeel en andere belanghebbenden over de wijze waarop zij publieke middelen besteden. Om deze reden heeft het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad instemmingsbevoegdheid ten aanzien van de vaststelling of wijziging van de inzet van het nieuwe schoolbudget. Het ouder/leerlingendeel van de medezeggenschapsraad heeft een adviesbevoegdheid. Uiteraard dient het schoolbestuur de medezeggenschapsraad te voorzien van de juiste informatie over de omvang van het budget .

De wijze waarop het schoolbudget wordt besteed zal voorts worden gemonitord. Nadere informatie over de wijze waarop die monitoring zal worden uitgevoerd zal zo spoedig mogelijk worden verstrekt. Scholen zullen worden verplicht om medewerking te verlenen aan de monitoring. De wijze waarop de verantwoording zal plaatsvinden wordt eveneens zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

7. Maatregelen met betrekking tot de verzilvering van niet-gebruikte formatierekeneenheden

Tegelijkertijd met de in deze notitie beschreven integratie van budgetten vinden er twee wijzigingen plaats in verband met de verzilvering van niet-gebruikte formatierekeneenheden (fre’s).

De eerste maatregel betreft een verhoging van het normale (lage) verzilveringstarief van € 145,66 (ƒ321, --) naar € 175,61 (F 387, --). Deze wijziging zal worden geformaliseerd door middel van een wijziging van de hierboven aangehaalde regeling.

Het hoge tarief, inhuur van extern personeel, alsmede de tarieven voor symbiose en spaarverlof blijven ongewijzigd.

Ten tweede zal per 1 februari 2002 een extra verzilveringsdatum worden geïntroduceerd Uiterlijk die datum kan het bevoegd gezag melden meer formatierekeneenheden te verzilveren dan op 15 mei of 1 oktober is gemeld. Deze extra datum geldt alleen voor de verzilvering van extra formatierekeneenheden. Momenteel wordt bezien of ook voor de overdracht van formatierekeneenheden een extra datum kan worden geïntroduceerd

Vanwege de afrekening van de rijksvergoeding (AVR) per kalenderjaar en het feit dat op dit moment tot de indiening van de AVR door scholen gewisseld wordt tussen de verschillende verzilveringstarieven (vanwege gewijzigde bestemmingen van reeds verzilverde formatierekeneenheden), kan deze derde melding slechts betrekking hebben op 7/12 deel van het aantal beschikbare formatierekeneenheden. Dit betekent derhalve dat scholen 7/12 deel ontvangen van het verzilveringsbedrag. Teneinde deze maatregel te formaliseren zal een wijziging van de Formatiebesluiten worden bevorderd.

8. Overgangsregeling

Om in alle gevallen aan het uitgangspunt tegemoet te kunnen komen dat geen rechtspositionele problemen ontstaan is de overgangsregeling die is afgesproken in het kader van de herziening van de fre-tabel (zie publicatie nr. PO/F/2001/6950 in Uitleg OCenW-regelingen nr. 7 van 14 maart 2001) eveneens van toepassing op de onderhavige geïntegreerde toekenning van budgetten. Daartoe wordt de overgangsregeling die in het kader van de herziening van de fre-tabel is gepubliceerd als volgt gewijzigd.

  • De rechtspositionele problemen die op bladzijde 22 van de publicatie van 14 maart bij het tweede gedachtebolletje worden genoemd moeten uitsluitend het gevolg zijn van wijziging van de fre-tabel of de integratie van de budgetten nascholing, integraal personeelsbeleid en MOA.

  • Bij de beoordeling wordt de totale formatietoekenning betrokken inclusief het MOA-budget alsmede de budgetten voor nascholing, integraalpersoneelsbeleid, en het nieuwe schoolbudget voor ontwikkeling en ondersteuning met dien verstande dat bij scholen met meer dan 50% cumi-leerlingen en scholen waarvan meer dan 70% leerlingen met de factor 0,9 bijdragen aan het schoolgewicht het deel van het schoolbudget dat zij om die reden ontvangen niet bij de beoordeling wordt betrokken.

  • Scholen zullen afzonderlijk worden geinformeerd over de wijze waarop zij een beroep kunnen doen op deze overgangsregeling alsmede over de termijnen die daarbij zullen worden gehanteerd.

9. Kleinescholentoeslag MOA voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen

De kleinescholentoeslag zoals die voor basisscholen in de MOA-regelingen voor het schooljaar 2000-2001 is opgenomen biedt, in combinatie met het formatieve deel van de voor scholen beschikbare toeslag voor de schoolleiding van het Formatiebesluit, elke basisschool de mogelijkheid om het management minimaal 17 uur vrij te roosteren. Gezien het formatieve karakter van deze garantie zal een wijziging van het Formatiebesluit worden bevorderd waarbij de kleinescholentoeslag-MOA wordt opgenomen in dat besluit. De kleinescholentoeslag waarop momenteel aanspraak bestaat op grond van het Formatiebesluit WPO zal daarbij worden gecombineerd met de kleinescholentoeslag-MOA. De formule voor de berekening van de omvang van de kleinescholentoeslag (regulier + MOA) komt er zodoende als volgt uit te zien:

Kleinescholentoeslag = 385 - (2,67 * het aantal leerlingen).

De

staatssecretaris

van onderwijs cultuur en wetenschappen,

drs. K.Y.I.J. Adelmund

Bijlage

wec naar onderwijssoort

bedrag per leerling

 

Onderdeel A

Onderdeel B

 

Euro’s

Guldens

Euro’s

Guldens

DOVN

172.01

(379,06)

257.86

(568,25)

SH

131.81

(290,47)

151.68

(334,26)

ESM

131.81

(290,47)

151.68

(334,26)

LG

172.01

(379,06)

257.86

(568,25)

LZ

131.81

(290,47)

151.68

(334,26)

ZMLK

131.81

(290,47)

151.68

(334,26)

ZMOK

131.81

(290,47)

151.68

(334,26)

PI

131.81

(290,47)

151.68

(334,26)

IOBK

131.81

(290,47)

151.68

(334,26)

MGA01 (DO + ZMLK/MLK)

235.19

(518,29)

424.71

(935,94)

MGA02 (DO + LOM)

235.19

(518,29)

424.71

(935,94)

MGA03 (DO + ZMLK)

235.19

(518,29)

424.71

(935,94)

MGA04 (DO + LOM/ZMLK/MLK)

235.19

(518,29)

424.71

(935,94)

MGA06 (DO + VSG)

292.63

(644,87)

576.39

(1270,20)

MGA07 (DO + LOM/MLK)

235.19

(518,29)

424.71

(935,94)

MGB01 (SH/ESM + ZMLK/MLK)

172.01

(379,06)

257.86

(568,25)

MGB02 (SH/ESM + MLK)

172.01

(379,06)

257.86

(568,25)

MGB03 (SH/ESM + MLK/LOM)

172.01

(379,06)

257.86

(568,25)

MGB05 (SH + LOM/MLK)

172.01

(379,06)

257.86

(568,25)

MGB06 (SH/ESM + LOM)

172.01

(379,06)

257.86

(568,25)

MGF01 (LG + ZMLK/MLK)

212.22

(467,67)

364.03

(802,22)

MGF02 (LG + MLK)

212.22

(467,67)

364.03

(802,22)

MGF03 (LG + ZMLK)

212.22

(467,67)

364.03

(802,22)

MGF04 (LG + SH/ESM)

212.22

(467,67)

364.03

(802,22)

MGH01 (LZ + ZMLK/MLK)

172.01

(379,06)

257.86

(568,25)

MGH02 (LZ + LG + ESM + LOM/ZMLK/MLK

172,01

(379,06)

257,86

(568,25)

MGF05 (LG + DO/SH/VSG + ZMLK/MLK)

212,22

(467,67)

364,03

(802,22)

MGJ01 (ZMLK + LG)

212.22

(467,67)

364,03

(802,22)

MGF07 (LG + DO/SH/ESM + ZMLK/MLK)

212,22

(467,67)

364,03

(802,22)

VGK instellingen

154.78

(341,09)

212,35

(467,96)

  1. Tenzij anders aangegeven wordt het aantal in deze publicatie bedoelde leerlingen van basisscholen overeenkomstig artikel 121 van de WPO vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan van de gegevens zoals die door het bevoegd gezag worden geleverd. Indien het definitieve door de accountant vastgestelde leerlingaantal daarvan afwijkt, kan een herrekening van de omvang van het budget plaatsvinden. Bij rijdende scholen en scholen voor ligplaatsonderwijs wordt uitgegaan van de 'gemiddelde hoogste dagtelling' als bedoeld in artikel B16L respectievelijk C15L van het Besluit trekkende bevolking WPO. ^ [1]
  2. Tenzij anders aangegeven wordt het aantal in deze publicatie bedoelde leerlingen van speciale scholen voor basisonderwijs overeenkomstig artikel 122 van de WPO vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan van de gegevens zoals die door het bevoegd gezag worden geleverd. Indien het definitieve door de accountant vastgestelde leerlingaantal daarvan afwijkt, kan een herrekening van de omvang van het budget plaatsvinden. ^ [2]
  3. Het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, bedoeld in artikel 11 van het formatiebesluit WPO. ^ [3]
  4. Tenzij anders aangegeven wordt het aantal in deze publicatie bedoelde leerlingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs overeenkomstig artikel 118 van de WEC vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan van de gegevens zoals die door het bevoegd gezag worden geleverd. Indien het definitieve door de accountant vastgestelde leerlingaantal daarvan afwijkt, kan een herrekening van de omvang van het budget plaatsvinden. ^ [4]
  5. Het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, bedoeld in artikel 11 van het formatiebesluit WEC. ^ [5]
Naar boven