Een familielid van een burger van de Unie verliest niet de rechten, die al aan het
                                             EU-recht werden ontleend als de burger van de Unie naturaliseert tot Nederlander (al
                                             dan niet met verlies van de oorspronkelijke nationaliteit).
                                          
                                          Verblijfsrecht familielid bij terugkeer Nederlander na gebruik van recht op vrij verkeer
                                          
                                          Voor het uit een derde land afkomstige familielid van een Nederlander ontstaat een
                                             afgeleid verblijfsrecht op basis van artikel 21, eerste lid, VWEU als de Nederlander
                                             en het familielid:
                                          
                                          
                                             - 
                                                • daadwerkelijk hebben verbleven in een andere lidstaat van de EU; 
- 
                                                • gedurende de gehele periode van daadwerkelijk verblijf in de andere lidstaat hebben
                                                   voldaan aan de voorwaarden genoemd in lid 1 of lid 2 van artikel 7 of in artikel 16
                                                   van richtlijn 2004/38/EG; en 
- 
                                                • tijdens het daadwerkelijke verblijf in de andere lidstaat een gezinsleven hebben opgebouwd
                                                   of bestendigd. 
De IND neemt alleen aan dat het gezinsleven is opgebouwd of bestendigd bij een daadwerkelijk,
                                             aaneengesloten verblijf in de andere lidstaat van ten minste drie maanden.
                                          
                                          De IND verstrekt een document EU/EER (bijlage 7e, VV) aan het uit een derde land afkomstige familielid van een Nederlander als aan voornoemde
                                             vereisten is voldaan.
                                          
                                          De IND past bij het familielid van een Nederlander hoofdstuk 8, afdeling 2, paragraaf 2, van het Vb naar analogie toe.
                                          
                                          Verblijf van verzorgende ouder bij Nederlands minderjarig kind
                                          
                                          Een vreemdeling heeft rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 onder e, Vw als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
                                          
                                          
                                             - 
                                                a. de vreemdeling moet zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk maken door het overleggen
                                                   van een geldig document voor grensoverschrijding of een geldige identiteitskaart.
                                                   Als de vreemdeling hieraan niet kan voldoen, moet hij zijn identiteit en nationaliteit
                                                   ondubbelzinnig aantonen met andere middelen; 
- 
                                                b. de vreemdeling heeft een minderjarig kind (dat wil zeggen: beneden de achttien jaar)
                                                   dat in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit; 
- 
                                                c. de vreemdeling verricht al dan niet gezamenlijk met de andere ouder daadwerkelijke
                                                   zorgtaken ten behoeve van het minderjarige kind; en 
- 
                                                d. tussen de vreemdeling en het kind bestaat een zodanige afhankelijkheidsverhouding
                                                   dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan de
                                                   vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd. 
Ad c.
                                          
                                          
                                             - 
                                                • De IND verstaat onder zorgtaken ook opvoedingstaken. 
- 
                                                • De IND merkt zorg- en/of opvoedingstaken met een marginaal karakter niet aan als daadwerkelijke
                                                   zorgtaken ten behoeve van het minderjarige kind, tenzij het marginale karakter van
                                                   de zorg- en/of opvoedingstaken de vreemdeling niet is aan te rekenen. Dit wordt de
                                                   vreemdeling niet aangerekend als hij/zij kan aantonen dat de andere ouder de omgang
                                                   met het kind frustreert. 
Ad d.
                                          
                                          Bij de beoordeling of sprake is van een zodanig afhankelijkheidsverhouding dat het
                                             kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan de vreemdeling
                                             een verblijfsrecht wordt geweigerd, betrekt de IND, in het hogere belang van het kind,
                                             alle relevante omstandigheden, meer in het bijzonder:
                                          
                                          
                                             - 
                                                • de leeftijd van het kind; 
- 
                                                • zijn lichamelijke en emotionele ontwikkeling; en 
- 
                                                • de mate van zijn affectieve relatie zowel met de Nederlandse ouder als met de vreemdeling,
                                                   evenals het risico dat voor het evenwicht van het kind zou ontstaan als het van deze
                                                   laatste zou worden gescheiden. 
De IND kan niet vaststellen dat sprake is van rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 onder e, Vw als de vreemdeling onvoldoende gegevens verschaft waarmee kan worden aangetoond dat
                                             aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
                                          
                                          Rechtstreekse bloedverwanten in neergaande lijn
                                          
                                          In aanvulling op artikel 8.7, tweede lid, Vb stelt de IND adoptiefkinderen gelijk met rechtstreekse bloedverwanten in neergaande
                                             lijn.
                                          
                                          Ten laste zijn van
                                          
                                          Als een familielid als bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c en d, Vb en artikel 8.7, derde lid, Vb stelt ten laste te zijn van een burger van de Unie,
                                             dan beoordeelt de IND of dit familielid, op het moment dat dit familielid verzoekt
                                             om hereniging met de burger van de Unie, in het land van herkomst of het land vanwaar
                                             het familielid kwam (dat wil zeggen niet in Nederland) materieel wordt ondersteund
                                             door de burger van de Unie. Deze materiële ondersteuning moet noodzakelijk en reëel
                                             zijn.
                                          
                                          Bij een familielid als bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c en d, Vb neemt de IND in ieder geval aan dat de materiële ondersteuning noodzakelijk is als
                                             het familielid vanwege zijn economische en sociale toestand niet (volledig) in zijn
                                             basisbehoeften voorziet. Waarom het familielid een beroep doet op materiële ondersteuning
                                             is niet van belang.
                                          
                                          Bij een familielid als bedoeld in artikel 8.7, derde lid, Vb neemt de IND slechts aan dat de materiële ondersteuning noodzakelijk is, als het
                                             familielid vanwege zijn economische en sociale toestand niet (volledig) in zijn basisbehoeften
                                             voorziet. Waarom het familielid een beroep doet op materiële ondersteuning is niet
                                             van belang.
                                          
                                          Bij een familielid als bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c en d, Vb neemt de IND in ieder geval aan dat de materiële ondersteuning reëel is als de burger
                                             van de Unie aan het familielid ten minste één jaar ononderbroken regelmatig een som
                                             geld heeft betaald welke voor het familielid noodzakelijk is om in zijn basisbehoeften
                                             te voorzien in zijn land van herkomst.
                                          
                                          Bij een familielid als bedoeld in artikel 8.7, derde lid, Vb neemt de IND slechts aan dat de materiële ondersteuning reëel is als de burger van
                                             de Unie aan het familielid ten minste één jaar ononderbroken regelmatig een som geld
                                             heeft betaald welke voor het familielid noodzakelijk is om in zijn basisbehoeften
                                             te voorzien in zijn land van herkomst.
                                          
                                          Duurzame relatie
                                          
                                          In aanvulling op artikel 8.7, vierde lid, Vb neemt de IND aan dat een duurzame relatie bestaat als de burger van de Unie en de
                                             ongehuwde partner:
                                          
                                          
                                             - 
                                                • voorafgaand aan het moment van de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht of het moment
                                                   van beslissen gedurende een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding voerden
                                                   en gedurende die termijn feitelijk samenwoonden; of 
- 
                                                • gezamenlijk een kind hebben. 
In alle gevallen moet het gaan om een bestaande duurzame relatie.
                                          
                                          Reële en daadwerkelijke arbeid
                                          
                                          In aanvulling op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder a, Vb beschouwt de IND een burger van de Unie als werknemer of zelfstandige als deze reële
                                             en daadwerkelijke arbeid verricht. Van reële en daadwerkelijke arbeid is in ieder
                                             geval sprake als:
                                          
                                          
                                          
                                          EU-grensarbeid
                                          
                                          De IND verstrekt een sticker ’verblijfsaantekening gemeenschapsonderdaan’ (bijlage 7h, VV) met de arbeidsmarktaantekening ‘arbeid toegestaan; tewerkstellingsvergunning niet
                                             vereist’ aan de uit een derde land afkomstige vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid Vb, als:
                                          
                                          
                                             - 
                                                • hij verblijft in een andere EU-lidstaat, én; 
- 
                                                • hij arbeid verricht in Nederland, én; 
- 
                                                • de burger van de Unie op dat moment eveneens zijn rechten van vrij verkeer in Nederland
                                                   uitoefent (door in Nederland arbeid te verrichten). 
In de overige gevallen geldt dat het uit een derde land afkomstige familielid van
                                             een burger van de Unie die op grond van het EU-recht verblijft in een andere EU-lidstaat
                                             alleen in Nederland arbeid mag verrichten als de werkgever beschikt over een geldige
                                             tewerkstellingsvergunning, tenzij de Wav anders bepaalt.
                                          
                                          Beroepsopleiding
                                          
                                          In aanvulling op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder c, Vb verstaat de IND onder ‘beroepsopleiding’ iedere onderwijsvorm (inclusief stage) die
                                             opleidt voor een:
                                          
                                          
                                          
                                          Onvrijwillige werkloosheid
                                          
                                          In aanvulling op artikel 8.12, tweede lid, Vb gaat de IND uit van onvrijwillige werkloosheid tenzij door de gemeentelijke sociale
                                             dienst of het UWV genoegzaam is vastgesteld dat hier geen sprake van is.
                                          
                                          Voldoende middelen van bestaan voor de vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, Vb en familieleden
                                          
                                          De IND willigt de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht van een familielid in als
                                             blijkt dat de vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, Vb op het moment dat op die aanvraag wordt beslist reële en daadwerkelijke arbeid verricht
                                             of voor zichzelf en zijn familieleden beschikt over voldoende middelen van bestaan.
                                          
                                          Bewijs van rechtmatig verblijf
                                          
                                          In aanvulling op artikel 8.13, vierde lid, Vb verstrekt de IND aan een familielid dat wil verblijven bij een burger van de Unie
                                             onmiddellijk na indiening van de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht de sticker
                                             ‘Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdanen (bijlage 7h, VV) met de aantekening dat het familielid mag werken.
                                          
                                          In de volgende gevallen wordt geen sticker ‘Verblijfsaantekeningen gemeenschapsonderdanen’
                                             (bijlage 7h, VV) afgegeven, maar een sticker ‘verblijfsaantekeningen algemeen’ (bijlage 7g, VV) waaruit blijkt dat arbeid niet is toegestaan:
                                          
                                          
                                             - 
                                                • de familierechtelijke relatie met de burger van de Unie is niet aangetoond; 
- 
                                                • er zijn indicaties aanwezig van een schijnrelatie of schijnhuwelijk; of 
- 
                                                • er is niet deugdelijk bewezen dat sprake is van een duurzame relatie. 
Arbeidsmarktpositie van burgers van de Unie voor wie het vrije verkeer van werknemers
                                             nog niet geldt
                                          
                                          De IND stelt een burger van de Unie voor wie het vrije verkeer van werknemers nog
                                             niet geldt als gevolg van een overgangsmaatregel in het bezit van een verblijfsdocument
                                             met de arbeidsmarktaantekening: ‘arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’ als:
                                          
                                          
                                             - 
                                                • de burger van de Unie ten minste twaalf maanden onafgebroken heeft beschikt over een
                                                   verblijfsdocument met de arbeidsmarktaantekening: ‘arbeid vrij toegestaan, TWV niet
                                                   vereist’; 
- 
                                                • aan de werkgever van de burger van de Unie een TWV is verleend met een onafgebroken
                                                   geldigheidsduur van ten minste twaalf maanden en gedurende de geldigheidsduur van
                                                   de TWV ten minste twaalf maanden onafgebroken reële en daadwerkelijke arbeid is verricht
                                                   bij die werkgever; of 
- 
                                                • de burger van de Unie ten minste twaalf maanden onafgebroken heeft beschikt over een
                                                   verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid als kennismigrant’. 
In alle overige gevallen wordt de burger van de Unie voor wie het vrije verkeer van
                                             werknemers nog niet geldt door de IND in het bezit gesteld van een verblijfsdocument
                                             met de arbeidsmarktaantekening: ‘Arbeid in loondienst alleen toegestaan met TWV' of
                                             in geval dat werkzaamheden worden verricht in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening:
                                             'TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits TWV is verleend’.
                                          
                                          De IND telt bij de beoordeling of de burger van de Unie voor wie het vrije verkeer
                                             van werknemers nog niet geldt inmiddels volledige toegang heeft tot de arbeidsmarkt
                                             de geldigheidsduur van TWV’s die zijn verleend voor de duur van minder dan twaalf
                                             maanden bij elkaar op, op voorwaarde dat sprake is van een aaneengesloten periode.
                                          
                                          In aanvulling op artikel 8.13, vierde lid, Vb verstrekt de IND aan een familielid dat wil verblijven bij een burger van de Unie
                                             voor wie het vrije verkeer van werknemers nog niet geldt onmiddellijk na indiening
                                             van de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht de sticker ‘Verblijfsaantekeningen
                                             algemeen’ (bijlage 7g, VV) met dezelfde aantekening als de verblijfgever.