Middelenvereiste
Inkomsten uit arbeid in loondienst
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst:
• een kopie van de arbeidsovereenkomst;
• een recente werkgeversverklaring (niet ouder dan drie maanden, voorzien van datum, handtekening en firmastempel van de werkgever), in de vorm van een volledig ingevuld en ondertekend model of in de vorm van een verklaring waarin dezelfde inlichtingen als dit model zijn opgenomen; en
• kopieën van loonspecificaties over de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag (tenzij de werkzaamheden op grond van de arbeidsovereenkomst minder dan drie maanden geleden zijn aangevangen).
Voor zover relevant beschouwt de IND ten aanzien van het arbeidsverleden als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst:
• kopieën van arbeids- of uitzendovereenkomsten van de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag;
• kopieën van jaaropgaven over de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag; en
• (voor zover van toepassing) uitkeringsbeschikkingen en specificaties over de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag.
Inkomsten uit arbeid als zelfstandige
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige:
• een recent uittreksel van de inschrijving van de onderneming of vestiging in het handelsregister (tenzij inschrijving niet mogelijk is); en
• een verklaring inkomen ondernemer, volledig ingevuld door:
• een registeraccountant, een Accountant Administratieconsulent, een Federatie Belastingadviseur, een College Belastingadviseur of een administrateur met een beconnummer van de Belastingdienst;
• ondertekend door zowel de administrateur als door de ondernemer zelf; en
• voorzien van de bijbehorende bijlagen.
De IND beschouwt als aanvullend bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige:
Inkomsten uit inkomensvervangende uitkering
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit (een) inkomensvervangende uitkering(en):
Inkomsten uit eigen vermogen
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit eigen vermogen de volgende bescheiden:
• de meest recente definitieve aanslag inkomstenbelasting zoals verkregen van de Belastingdienst;
• de meest recente voorlopige aanslag inkomstenbelasting zoals verkregen van de Belastingdienst;
• de meest recente opgave van het inkomen aan de Belastingdienst; en
• bescheiden waaruit het eigen vermogen blijkt op het moment van de indiening van de aanvraag.
Inkomsten uit overige bronnen
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit overige bronnen:
Geldig document voor grensoverschrijding
De IND beschouwt een geldig – door Nederland erkend- paspoort als bewijsmiddel dat de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding waaruit zijn identiteit en nationaliteit blijkt.
De IND beschouwt als bewijsmiddel dat niet over een geldig document voor grensoverschrijding kan worden beschikt door de vreemdeling, een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is waarin wordt gemotiveerd waarom de vreemdeling niet (meer) in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding.
Als de vreemdeling niet in het bezit is van een geldig paspoort en heeft aangetoond dat hij niet (meer) in het bezit kan worden gesteld van een geldig paspoort, beschouwt de IND aanvullende gegevens en bescheiden als bewijsmiddel waaruit zijn identiteit en nationaliteit moet blijken.
Tbc-onderzoek
De IND beschouwt een ingevulde en ondertekende ‘intentieverklaring tbc-onderzoek’ als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zich bereid verklaart een medisch onderzoek en eventuele behandeling van tbc te ondergaan.
Openbare orde
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken of de vreemdeling van 12 jaar of ouder strafbare feiten heeft begaan:
• een door de vreemdeling ingevuld en ondertekend vastgesteld formulier ‘Antecedentenverklaring’; of
• als de vreemdeling de ‘Antecedentenverklaring’ niet kan invullen, relevante gegevens en bescheiden.
De IND beschouwt als bewijsmiddel voor het bepalen van het moment waarop een opgelegde sanctie ten uitvoer is gelegd en de aanvang van de (maximale) termijn waarbinnen antecedenten kunnen worden tegengeworpen gegevens en bescheiden die zien op:
• het moment van invrijheidsstelling;
• voltooiing van de taakstraf; of
• betaling van het opgelegde bedrag.
De IND beschouwt een door de vreemdeling overgelegd gewaarmerkt afschrift van het buitenlandse strafvonnis als bewijsmiddel voor de toepassing van de glijdende schaal.
Basisexamen inburgering buitenland
De IND beschouwt een op naam van de vreemdeling gestelde resultatenbrief van het Ministerie van BuZa met resultaat ‘geslaagd’ als bewijsmiddel dat het basisexamen inburgering met goed gevolg is afgelegd.
De IND beschouwt conform het Besluit inburgering en de Wet inburgering als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling is vrijgesteld van het afleggen van het basisexamen inburgering:
• een diploma of getuigschrift van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs of leerlingwezen als de aanvrager onderwijs heeft gevolgd in de Nederlandse taal en in het bezit is van een op wettelijke basis uitgereikt diploma of getuigschrift van een hiergenoemde opleiding;
• een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma I of II als de aanvrager het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma I of II, heeft afgelegd;
• een Belgisch diploma of getuigschrift, behaald in Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands;
• een Surinaams diploma, behaald in het Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands;
• een diploma, certificaat of ander document uit Aruba, Curaçao of Sint Maarten, behaald in het Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands;
• een diploma, certificaat of ander document, van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, behaald in het Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands;
• een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school (Trb. 1957, 246), voor zover dat baccalaureaat het vak Nederlands als eerste of tweede taal omvat en voor dat vak een voldoende is behaald;
• het getuigschrift International Baccalaureate Middle Years certificate, International General Certificate of Secondary Education of Internationaal Baccalaureaat, als daartoe een cursus Engels-Nederlandstalig onderwijs of een cursus Internationaal baccalaureaat met daarin het vak Nederlands is gevolgd en voor dat vak een voldoende is behaald;
• het inburgeringsdiploma van de Wet inburgering;
• een certificaat Inburgering in het kader van de WIN, wanneer het WIN-traject doorliep in 2007 of 2008, en bijbehorende verklaring van het ROC waaruit blijkt dat voor de onderdelen 'luisteren', 'spreken', ‘lezen' en ‘schrijven' ten minste niveau NT2-2 is behaald en voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie niveau 2 of 80% als die toets is afgelegd na 31 augustus 2001 respectievelijk 85% als de toets voor 1 september 2001 is afgelegd;
• een Certificaat Inburgering Oudkomers van de Regeling certificaat inburgering oudkomers, waaruit blijkt dat voor de onderdelen 'luisteren', 'spreken', 'lezen' en 'schrijven' niveau NT2-2 is behaald;
• een document ‘Korte Vrijstellingstoets’ bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, Besluit inburgering, zoals dat luidde tot 1 januari 2013, waaruit blijkt dat aanvrager niveau B1 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen heeft gehaald.
Als vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is gehaald, beschouwt de IND een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst, waaruit blijkt dat voor Nederlands een voldoende is behaald als bewijsmiddel hiervan.
In aanvulling op artikel 3.10 VV beschouwt de IND als bewijsmiddel ter onderbouwing van een verzoek om medische ontheffing van het basisexamen inburgering:
• het door een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts of deskundige ingevulde ‘Standaardvragenformulier (ten behoeve van opstellen medisch advies) aan arts’; en
• een korte verklaring van de arts/specialist/deskundige op eigen brief- of receptpapier, voorzien van zijn paraaf en stempel, waaruit blijkt:
a. dat sprake is van blindheid, doofheid, doofstomheid, slechtziendheid, hardhorendheid; of
b. dat de vreemdeling niet door eigen hulpmiddelen alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om het basisexamen inburgering af te leggen; of
c. dat de vreemdeling anderszins door een geestelijke of lichamelijke belemmering blijvend niet is staat is het basisexamen inburgering af te leggen.
De IND beschouwt als bewijsmiddel ter onderbouwing van het beroep op de hardheidsclausule:
• bescheiden waaruit blijkt dat de vreemdeling die inspanningen heeft geleverd die in redelijkheid kunnen worden gevergd om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen. Dit kan onder meer blijken uit het één of meermalen afleggen van het basisexamen inburgering, waarbij bijvoorbeeld wel een positief resultaat is behaald voor de Toets Gesproken Nederlands en de toets Kennis van de Nederlandse Samenleving, maar geen positief resultaat is behaald voor de toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen. Deze resultaten blijken uit de op naam van de vreemdeling gestelde resultatenbrief van het Ministerie van BuZa. Deze resultatenbrief ontvangt de vreemdeling van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland na het afleggen van het basisexamen inburgering en voegt de vreemdeling bij de mvv-aanvraag; en
• bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een combinatie van zeer bijzondere individuele omstandigheden aan de hand waarvan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid oordeelt of de vreemdeling blijvend niet in staat is om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen.