Met voortzetting van verblijf wordt hier gedoeld op het continueren van verblijf door
                                             middel van (tijdige) verlenging of wijziging beperking. De bepalingen voor het verlenen
                                             van verblijf onder de beperking ‘voortgezet verblijf’ zijn in hoofdstuk B16 opgenomen. Het mvv-vereiste is niet van toepassing op aanvragen om voortzetting van
                                             het verblijf. Zie omtrent voortzetting van verblijf tevens B1/2.2, B1/2.3.2 en B1/3.
                                          
                                          
                                             Tijdige indiening
                                             
                                          
                                          De aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning,
                                             bedoeld in artikel 14 Vw, is in ieder geval tijdig ingediend, indien deze is ontvangen uiterlijk op de dag
                                             vóór de dag waarop de geldigheidsduur verstrijkt. De tijdig ingediende aanvraag tot
                                             het verlenen, het verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning, wordt getoetst
                                             aan de voorwaarden voor voortzetting van verblijf (zie artikel 3.80 Vb). Het mvv- vereiste blijft buiten toepassing. De verblijfsvergunning wordt verleend
                                             met ingang van de dag waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden
                                             voldoet, maar niet eerder dan de datum waarop de geldigheidsduur van de eerder verleende
                                             verblijfsvergunning afloopt (zie artikel 26, tweede lid, Vw). Als de vreemdeling niet-toerekenbaar buiten staat was de gegevens waaruit blijkt
                                             dat aan alle voorwaarden wordt voldaan tijdig te overleggen, kan aansluitend verblijfsrecht
                                             worden verleend (zie artikel 26, derde lid, Vw).
                                          
                                          
                                          
                                             Artikel 3.82, tweede lid, Vb is niet van toepassing op tijdig ingediende aanvragen tot het verlenen, het verlengen
                                             of wijzigen van een verblijfsvergunning.
                                          
                                          
                                          
                                             Niet-toerekenbaar te laat
                                             
                                          
                                          Indien de aanvraag wordt ingediend nadat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
                                             is verstreken, is toch sprake van een tijdig ingediende aanvraag als de te late ontvangst
                                             van de aanvraag niet aan de vreemdeling is toe te rekenen (zie artikel 3.80, eerste lid, Vb). In deze gevallen wordt getoetst aan voortzetting van verblijf, zodat het mvv-vereiste
                                             niet van toepassing is.
                                          
                                          
                                          De vraag of de te late ontvangst van de aanvraag aan de vreemdeling is toe te rekenen,
                                             wordt van geval tot geval beoordeeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de vreemdeling
                                             zelf de volledige verantwoordelijkheid draagt voor tijdige indiening van de verlengingsaanvraag,
                                             desnoods door tussenkomst van derden. Om die reden zal niet snel sprake zijn van een
                                             situatie waardoor te late indiening te wijten is aan omstandigheden die de vreemdeling
                                             niet zijn toe te rekenen. Aan de omstandigheid dat de vreemdeling door de overheid
                                             niet is gewezen op de omstandigheid dat zijn verblijfsvergunning binnenkort afloopt
                                             en dat verlenging moet worden gevraagd, komt in dit verband geen betekenis toe. Bij
                                             omstandigheden waardoor de te late indiening van de aanvraag niet aan de vreemdeling
                                             toe te rekenen zou kunnen zijn, kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie van
                                             vrouwen en hun eventuele kinderen, die tegen hun wil en zonder identiteit- en verblijfsdocumenten
                                             in het land van herkomst zijn achtergelaten. Omdat de omstandigheden van deze vrouwen
                                             sterk uiteenlopen, kan geen algemene regel worden gegeven over de termijn waarbinnen
                                             de achtergelaten vrouw een aanvraag moet hebben ingediend. Als de achtergelaten vrouw
                                             zich zonder dralen tot de Nederlandse overheid (gemeente, ambassade, consulaat, IND
                                             of Vreemdelingenpolitie) heeft gewend om naar Nederland te kunnen terugkeren, wordt
                                             haar een te late indiening van de aanvraag niet toegerekend. Wat ‘zonder dralen’ is,
                                             wordt van geval tot geval bezien; hierbij wordt rekening gehouden met de moeilijkheden
                                             die de positie van de achtergelaten vrouw met zich mee heeft gebracht. Het is nadrukkelijk
                                             de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdelinge om bij het indienen van de aanvraag
                                             om voortzetting van verblijf aan te geven dat er sprake is van achterlating, en de
                                             omstandigheden waar een beroep op wordt gedaan met ter zake relevante gegevens en
                                             bescheiden te onderbouwen. Indien het beroep op achterlating niet of niet afdoende
                                             met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de
                                             aanvraag om voortzetting van verblijf, stelt de IND de vreemdelinge in de gelegenheid
                                             dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt hiertoe een termijn van vier weken gegund.
                                             Zie ten aanzien van achtergelaten vrouwen tevens B1/5.3.2, B1/7 en B16/7.
                                          
                                          
                                          
                                          Aangezien het merendeel van de achtergelaten vreemdelingen vrouw is, wordt in de voorgaande
                                             passage gerept van achtergelaten vrouwen. Vanzelfsprekend kunnen ook mannen en minderjarigen
                                             een beroep doen op de omstandigheid dat zij zijn achtergelaten. Bij omstandigheden
                                             waardoor de te late indiening van de aanvraag niet aan de vreemdeling toe te rekenen
                                             zou kunnen zijn, kan tevens worden gedacht aan de situatie waarbij de vreemdeling
                                             met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning wordt verleend, waarbij de geldigheidsduur
                                             van de vergunning op het moment dat de inwilligende beschikking bekend wordt gemaakt
                                             reeds is geëindigd, omdat geen gebruik gemaakt kon worden van de met artikel 3.67, tweede lid, Vb gegeven bevoegdheid. Indien de vreemdeling in dit geval de aanvraag indient binnen
                                             twee jaar nadat de inwilligende beschikking bekend is gemaakt, kan de vreemdeling
                                             niet worden toegerekend dat hij de aanvraag niet heeft ingediend voordat de geldigheidsduur
                                             van de verblijfsvergunning eindigde. Uiteraard zijn de twee hiervoor genoemde voorbeelden
                                             niet de enige situaties waarin sprake is van omstandigheden waardoor de te late indiening
                                             van de aanvraag niet aan de vreemdeling toe te rekenen zou kunnen zijn. De aanvraag
                                             tot het verlenen, het verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning die is ontvangen
                                             nadat de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning is afgelopen dan wel nadat
                                             de eerdere verblijfsvergunning is ingetrokken dan wel nadat het verblijf als Nederlander
                                             is geëindigd, maar waarbij sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de te late
                                             indiening van de aanvraag niet aan de vreemdeling is toe te rekenen, wordt getoetst
                                             aan de voorwaarden voor voortzetting van verblijf (zie artikel 3.80, eerste lid, Vb). De vergunning kan met terugwerkende kracht worden verleend (zie artikel 26, derde lid, Vw).
                                          
                                          
                                          
                                             Niet-tijdig, maar binnen de redelijke termijn
                                             
                                          
                                          De aanvraag tot het verlenen, het verlengen of het wijzigen van een verblijfsvergunning
                                             die is ontvangen nadat de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning is afgelopen
                                             dan wel nadat de eerdere verblijfsvergunning is ingetrokken dan wel nadat het verblijf
                                             als Nederlander is geëindigd, maar die nog wel is ontvangen binnen de redelijke termijn
                                             van twee jaar, wordt getoetst aan de voorwaarden voor voortzetting van verblijf (zie
                                             artikel 3.82, eerste lid, Vb). De redelijke termijn van twee jaar vangt aan op de dag waarop het rechtmatig verblijf,
                                             bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw, of als Nederlander is geëindigd. De vergunning wordt in dit geval niet met terugwerkende
                                             kracht verleend. De vergunning zal worden verleend met als ingangsdatum de datum van
                                             aanvraag, of zo veel later als de vreemdeling heeft aangetoond dat aan alle voorwaarden
                                             wordt voldaan (zie artikel 26 Vw). Er ontstaat derhalve een onderbreking in het verblijfsrecht van de vreemdeling,
                                             hetgeen gevolgen heeft voor de opbouw van verdere verblijfsrechten (een verblijfsvergunning
                                             voor onbepaalde tijd, optie of naturalisatie). Dit is slechts anders als sprake is
                                             van feiten en omstandigheden die de vreemdeling niet toe te rekenen zijn.
                                          
                                          
                                             Niet-tijdig en niet binnen een redelijke termijn
                                             
                                          
                                          Een aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen van het verblijfsdoel van een
                                             verblijfsvergunning die meer dan twee jaar na afloop van de geldigheidsduur van de
                                             eerdere verblijfsvergunning is ontvangen, wordt in beginsel aangemerkt als een aanvraag
                                             om eerste toelating (zie artikel 3.80, tweede lid, Vb). Het mvv-vereiste is in deze gevallen onverkort van toepassing.
                                          
                                          
                                             Uitzonderingen
                                             
                                          
                                          Ten aanzien van aanvragen om verlenging dan wel wijziging van het verblijfsdoel van
                                             de verblijfsvergunning, die zijn ingediend na afloop van de eerder verleende vergunning,
                                             zijn uitzonderingen opgenomen in artikel 3.82, tweede lid, Vb. Als de vreemdeling onder deze uitzonderingen valt, is artikel 3.81, eerste lid, Vb niet van toepassing. Dit betekent dat – indien de vreemdeling niet vóór het einde
                                             van de geldigheidsduur van de eerder verleende verblijfsvergunning de aanvraag om
                                             verlenging van de geldigheidsduur of wijziging van de vergunning indient – het mvv-vereiste
                                             onverkort van toepassing is, ook al is de aanvraag ingediend binnen een redelijke
                                             termijn. In artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder c, Vb is een specifieke bepaling opgenomen voor de vreemdeling die in Nederland wil verblijven
                                             als geestelijk voorganger of godsdienstleraar. Deze uitzondering wordt gemaakt in
                                             het belang van het toezicht op vreemdelingen en de openbare orde. Ten aanzien van
                                             deze groep wordt vooraf een onderzoek ingesteld of er vanuit het oogpunt van de openbare
                                             orde en openbare rust bedenkingen bestaan tegen het verblijf van de desbetreffende
                                             vreemdeling, en of de groepering op wier verzoek de desbetreffende vreemdeling als
                                             godsdienstig functionaris zijn werkzaamheden zal uitoefenen, haar wens tot het aanstellen
                                             van de vreemdeling handhaaft. Dat geldt zowel indien de vreemdeling niet tijdig heeft
                                             verzocht om verlenging, als ook indien hij voor een andere groepering wil werken.
                                             Echter, indien de vreemdeling, die aanvankelijk een verblijfsvergunning had onder
                                             de beperking verblijf als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, wijziging naar
                                             een geheel ander verblijfsdoel (niet zijnde als geestelijk voorganger of godsdienstleraar)
                                             wenst, geldt het reguliere beleid ten aanzien van aanvragen om wijziging van het verblijfsdoel.
                                             Ten overvloede zij er hierbij op gewezen dat een ieder verbindende bepaling van een
                                             verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie zich tegen (al dan niet
                                             tijdelijke) verblijfsbeëindiging kan verzetten, waarbij in dit verband met name kan
                                             worden gedacht aan het Associatiebesluit 1/80. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde
                                             dat de vreemdeling aantoonbaar zijn hoofdverblijf in Nederland heeft gehouden, geldt
                                             het mvv-vereiste onverkort.
                                          
                                          
                                          Op het punt van het beleid ten aanzien van de openbare orde of de nationale veiligheid
                                             wordt uitgegaan van voortzetting van verblijf, omdat er sprake is van ononderbroken
                                             hoofdverblijf in Nederland.
                                          
                                          
                                          
                                             Voortzetting van verblijf en verlies Nederlanderschap
                                             
                                          
                                          In de artikelen 14, 15 en 15a Rwn is een aantal verliesgronden opgenomen voor het Nederlanderschap van meerderjarigen.
                                             De aanvraag van de vreemdeling die het Nederlanderschap heeft verloren op grond van
                                             de artikelen 14, 15 en 15a Rwn wordt ingevolge artikel 3.82, eerste lid, Vb gelijkgesteld met de niet-tijdig ingediende aanvraag en is daarmee vrijgesteld van
                                             het mvv-vereiste, indien de aanvraag binnen een redelijke termijn van twee jaar is
                                             ontvangen (zie B4/2.2.3). De uitzonderingsgronden van artikel 3.82, tweede lid, Vb zijn onverkort van toepassing.
                                          
                                          De termijn van twee jaar vangt aan:
                                          
                                          
                                             - 
                                                • op de dag waarop de beschikking, strekkende tot intrekking van het Nederlanderschap,
                                                   bekend wordt gemaakt (zie artikel 14 Rwn); 
- 
                                                • op de dag waarop van rechtswege het verlies van het Nederlanderschap intreedt vanwege
                                                   de vrijwillige verkrijging van de andere nationaliteit (zie artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, Rwn); 
- 
                                                • op de dag van het afleggen van de verklaring van afstand van de Nederlandse nationaliteit
                                                   (zie artikel 15, eerste lid, onder b, Rwn); 
- 
                                                • op de dag waarop het verlies wegens langdurig verblijf in het buitenland van rechtswege
                                                   is ingetreden (zie artikel 15, eerste lid, onder c, Rwn); 
- 
                                                • op de dag waarop de beschikking, strekkende tot intrekking van het Nederlanderschap,
                                                   bekend wordt gemaakt (zie artikel 15, eerste lid, onder d, Rwn); 
- 
                                                • op de dag waarop van rechtswege het verlies van het Nederlanderschap intreedt wegens
                                                   vrijwillige krijgsdienst bij een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen
                                                   het Koninkrijk dan wel een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is (zie artikel 15, eerste lid, aanhef en onder e, Rwn); 
- 
                                                • op de dag waarop van rechtswege het verlies van het Nederlanderschap intreedt doordat
                                                   de meerderjarige de nationaliteit verkrijgt van een Staat die partij is bij het Nationaliteitenverdrag
                                                   (zie artikel 15a, aanhef en onder a, Rwn); 
- 
                                                • op de dag waarop van rechtswege het verlies van het Nederlanderschap intreedt doordat
                                                   de meerderjarige ingevolge de Toescheidingsovereenkomst Nederland-Suriname de Surinaamse
                                                   nationaliteit verkrijgt (zie artikel 15a, aanhef en onder b, Rwn). 
Indien de vreemdeling niet aantoont wanneer de redelijke termijn van twee jaar is
                                             aangevangen, dan wordt aangenomen dat deze termijn reeds verstreken is. Indien het
                                             Nederlanderschap is ingetrokken op grond van artikel 14 Rwn, dan is het volgende van belang. Er is sprake van de situatie bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, aanhef en onder b, Vb, indien:
                                          
                                          
                                             - 
                                                • het geven van een valse verklaring of het bedrog, dan wel het verzwijgen van enig
                                                   voor de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap relevant feit, voorafgaand
                                                   aan de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap heeft plaatsgevonden in een
                                                   aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning;
                                                   en 
- 
                                                • de betreffende gegevens of feiten tot afwijzing van de oorspronkelijke verblijfsaanvraag
                                                   tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid. 
In deze situaties wordt de aanvraag niet op grond van artikel 3.82, eerste lid, Vb vrijgesteld van het mvv-vereiste. Artikel 3.71 Vb is onverkort van toepassing.
                                          
                                          
                                          
                                             Voortzetting verblijf na intrekking verblijfsvergunning
                                             
                                          
                                          De aanvraag van de vreemdeling wiens verblijfsvergunning is ingetrokken (al dan niet
                                             met terugwerkende kracht), maar waarbij de aanvraag nog wel is ontvangen binnen de
                                             redelijke termijn van twee jaar na de datum waarop de intrekkingsbeschikking is bekendgemaakt,
                                             wordt getoetst aan de voorwaarden voor voortzetting van verblijf. De aanvraag is dan
                                             namelijk ingediend binnen een redelijke termijn nadat de eerdere verblijfsvergunning
                                             is ingetrokken (zie hierboven bij ‘Niet-tijdig maar binnen de redelijke termijn’ ).
                                             Dit geldt uiteraard niet indien sprake is van de uitzonderingssituaties bedoeld in
                                             artikel 3.82, tweede lid, Vb:
                                          
                                          
                                             - 
                                                • als de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht is ingetrokken en sprake is van
                                                   omstandigheden bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, Vb, dan geldt dat de aanvraag slechts tijdig is ingediend indien deze is ingediend vóór
                                                   het tijdstip tot wanneer de verblijfsvergunning is ingetrokken. Alleen in die gevallen
                                                   is betrokkene immers in het bezit van een geldige verblijfsvergunning op het moment
                                                   dat de verlengingsaanvraag wordt ingediend. 
- 
                                                • als de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht is ingetrokken en sprake is van
                                                   omstandigheden bedoeld in artikel 3.82, tweede lid, Vb, en betrokkene de aanvraag heeft ingediend ná het tijdstip tot wanneer de verblijfsvergunning
                                                   is ingetrokken, is geen sprake van een tijdig ingediende aanvraag. Betrokkene was
                                                   immers formeel niet meer in het bezit van een geldige verblijfsvergunning op het moment
                                                   dat de verlengingsaanvraag werd ingediend; dat betrokkene nog wel in het bezit was
                                                   van een verblijfsdocument, doet daaraan niet af. Als betrokkene formeel nimmer in
                                                   het bezit is geweest van een verblijfsvergunning, omdat deze is ingetrokken tot en
                                                   met de datum waarop zij verleend werd, kan betrokkene gelet op het voorgaande per
                                                   definitie niet tijdig een verlengingsaanvraag indienen. De verlengingsaanvraag wordt
                                                   in deze gevallen aangemerkt als een aanvraag om eerste toelating (zie artikel 3.80, tweede lid, Vb). Het mvv-vereiste is dan onverkort van toepassing. 
                                             Opschortende werking
                                             
                                          
                                          Ingevolge artikel 73 Vw wordt de werking van het besluit tot afwijzing van de aanvraag of de intrekking van
                                             de verblijfsvergunning opgeschort totdat de termijn voor het maken van bezwaar of
                                             het instellen van administratief beroep is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt
                                             of administratief beroep is ingesteld, totdat op het bezwaar of administratief beroep
                                             is beslist. Afwijking van deze hoofdregel geldt evenwel indien de aanvraag is afgewezen
                                             wegens onder andere het ontbreken van een mvv (zie artikel 73, tweede lid, onder a, Vw). De rechtsgevolgen zoals neergelegd in artikel 27 Vw treden onverkort in werking.
                                          
                                          
                                             Voortzetting verblijf: niet toerekenbare termijnoverschrijding
                                             
                                          
                                          Indien voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning niet
                                             zowel de verlengingsaanvraag als de gegevens en bescheiden waarmee is aangetoond dat
                                             aan de voorwaarden wordt voldaan, zijn ontvangen, zal het verblijfsrecht van de vreemdeling
                                             niet aaneengesloten zijn. Dat heeft gevolgen voor de opbouw van rechten (bijvoorbeeld
                                             voor de latere verlening van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of naturalisatie).
                                             Het is derhalve van belang dat de vreemdeling de aanvraag en de gegevens tijdig indient.
                                          
                                          
                                          Ingevolge artikel 26, derde lid, Vw kan de verblijfsvergunning echter worden verlengd met ingang van de dag na die waarop
                                             de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning waarvoor verlenging is gevraagd afloopt,
                                             indien de vreemdeling de aanvraag tot verlenging dan wel de gegevens waaruit blijkt
                                             dat aan de voorwaarden wordt voldaan niet tijdig heeft ingediend en hem dit niet is
                                             toe te rekenen.
                                          
                                          
                                          
                                          Indien de te late indiening van de aanvraag of de te late verstrekking van de noodzakelijke
                                             gegevens of bescheiden de vreemdeling niet is toe te rekenen, wordt gebruik gemaakt
                                             van de bevoegdheid om de verblijfsvergunning te verlengen in aansluiting op de verlopen
                                             vergunning.
                                          
                                          
                                          
                                          Omstandigheden die een te late indiening niet verschonen, zijn in ieder geval vakantie,
                                             detentie, nonchalance of het niet hebben ontvangen of gelezen van de rappelbrief.
                                             In deze gevallen ontstaat er een gat in het verblijfsrecht (zie artikel 3.80 en 3.81 Vb). In gevallen waarin de vreemdeling een aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning
                                             heeft ingediend, maar blijkt dat niet langer aan de daaraan verbonden beperking wordt
                                             voldaan, althans een ander verblijfsdoel wordt nagestreefd, wordt daarom niet (alsnog)
                                             ambtshalve aan de voorwaarden voor het nieuwe doel getoetst.
                                          
                                          
                                          
                                          In die gevallen wordt de vreemdeling er bij de beschikking op de voorliggende aanvraag
                                             op gewezen dat het nieuwe verblijfsdoel niet is meegewogen bij de beslissing op de
                                             aanvraag, althans dat ter zake van dat nieuwe verblijfsdoel een aanvraag tot het wijzigen
                                             van een verblijfsvergunning kan worden ingediend. Uiteraard geldt dit niet indien
                                             de wijziging dermate gering is dat redelijkerwijs niet meer van een wijziging kan
                                             worden gesproken, met name in het geval de vreemdeling verlenging heeft gevraagd van
                                             de verblijfsvergunning die hem is verleend voor verblijf bij partner en hij inmiddels
                                             met die partner is gehuwd.
                                          
                                          
                                          
                                          Van de bevoegdheid om een verblijfsvergunning ambtshalve te wijzigen wordt echter
                                             wel gebruik gemaakt indien intrekking van een verleende verblijfsvergunning voor bepaalde
                                             tijd aan de orde is wegens het verstrekken van onjuiste gegevens, maar internationale
                                             verplichtingen aan verblijfsbeëindiging in de weg staan, als bedoeld in B1/5.3.3.
                                          
                                          
                                          
                                             Gelijktijdige aanvragen om verlenging en wijziging
                                             
                                          
                                          Er wordt geen toepassing gegeven aan de bevoegdheid neergelegd in artikel 3.67, eerste lid, aanhef en onder a, Vb wanneer er sprake is van een aanvraag tot wijziging van de beperking waaronder de
                                             vergunning is verleend. Deze aanvragen worden immers beoordeeld op de voet van de
                                             regelgeving ten aanzien van aanvragen om verlening van een vergunning. De verlenging
                                             met een duur van vijf jaren is aan de orde wanneer reeds verblijf was toegestaan in
                                             het kader van hetzelfde verblijfsdoel gedurende minimaal een jaar. Wanneer het verblijfsdoel
                                             gewijzigd wordt, dient de vreemdeling eerst gedurende een periode van minimaal een
                                             jaar in het bezit te zijn geweest van een verblijfsvergunning op grond van een huwelijk,
                                             geregistreerd partnerschap of een relatie, voordat verlenging met een duur van vijf
                                             jaren aan de orde kan zijn.
                                          
                                          
                                          Alleen als de aanvraag om wijziging van de vergunning wordt afgewezen, maar de tegelijkertijd
                                             ingediende aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning wel wordt
                                             ingewilligd, kan toepassing worden gegeven aan artikel 3.67, eerste lid, aanhef en onder a, Vb.