Vrijstelling op grond van de Vw
                                             
                                             Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt
                                                ingevolge artikel 17, eerste lid, Vw niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv, indien het betreft:
                                             
                                             a. de vreemdeling die de nationaliteit bezit van één der door de Minister van BuZa
                                                aan te wijzen landen;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Deze landen zijn: Australië, België, Bulgarije, Canada, Cyprus Denemarken, Duitsland,
                                                Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Japan, Letland, Liechtenstein,
                                                Litouwen, Luxemburg, Monaco, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal,
                                                Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Vaticaanstad, het Verenigd Koninkrijk,
                                                de Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Zuid-Korea, Zweden en Zwitserland.
                                             
                                             
                                             Voor vreemdelingen uit deze landen staat echter wel de mogelijkheid open om bij een
                                                Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland onverplicht een mvv
                                                aan te vragen ten einde hun verblijfsaanspraken vooraf te laten toetsen, zodat ook
                                                zij vroegtijdig weten of hun verblijfsrecht toekomt.
                                             
                                             
                                             
                                             b. de gemeenschapsonderdaan, voorzover niet reeds vrijgesteld op grond van een aanwijzing,
                                                als bedoeld onder a;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Een gemeenschapsonderdaan heeft geen verblijfsvergunning nodig om rechtmatig in Nederland
                                                te verblijven. Een gemeenschapsonderdaan ontleent zijn verblijfsrecht immers rechtstreeks
                                                aan het gemeenschapsrecht. Ook van belang is dat de vreemdeling die niet zelf onderdaan
                                                is van een lidstaat van de EU, EER of Zwitserland, maar die wel rechtstreeks verblijfsrecht
                                                aan het gemeenschapsrecht ontleent, bijvoorbeeld als echtgeno(o)t(e), kind, partner
                                                of (schoon)ouder van een gemeenschapsonderdaan, vrijgesteld is van het mvv-vereiste
                                                (zie de definitiebepaling van gemeenschapsonderdaan in artikel 1 Vw).
                                             
                                             
                                             
                                             c. de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord
                                                is om te reizen;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Voor deze vrijstelling dient beoordeeld te worden of de vreemdeling in staat is te
                                                reizen naar zijn land van herkomst of bestendig verblijf en in staat kan worden geacht
                                                daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mvv-aanvraag. Omstandigheden
                                                die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst of
                                                bestendig verblijf betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling. Hierbij wordt
                                                aangesloten bij B8/4.4. Voor de procedurele aspecten wordt in dit kader verwezen naar B8/4.
                                             
                                             
                                             
                                             d. de vreemdeling die slachtoffer of getuige-aangever is van vrouwenhandel;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Het Nederlandse beleid is er op gericht de opsporing en vervolging van hen die zich
                                                aan mensenhandel schuldig maken, zoveel mogelijk te bevorderen. In dat opzicht is
                                                van groot belang dat slachtoffers en getuigen van mensenhandel aangifte doen van mensenhandel.
                                                Met de verblijfsregeling zoals neergelegd n artikel 3.48 Vb wordt beoogd te voorkomen dat het slachtoffer of de getuige van mensenhandel afziet
                                                van het doen van aangifte uit vrees Nederland te worden uitgezet als illegale vreemdeling.
                                                In dat verband wordt er op gewezen dat het slachtoffer of de getuige ingevolge artikel 8, onder k, Vw gedurende een bedenktijd van maximaal drie maanden rechtmatig verblijf in Nederland
                                                kan verkrijgen. In dat geval wordt nog geen verblijfsvergunning verleend.
                                             
                                             
                                             
                                             Ingeval het noodzakelijk is dat de vreemdeling in Nederland verblijft nadat de aangifte
                                                is gedaan, kan de in artikel 3.48 Vb bedoelde verblijfsvergunning worden verleend zolang dat in het belang van de opsporing
                                                en vervolging van mensenhandel noodzakelijk is. Het mvv-vereiste wordt hierbij niet
                                                tegengeworpen. Er dient wel een proces-verbaal van de aangifte opgemaakt te zijn.
                                             
                                             
                                             
                                             In het geval van de getuige-aangever kan de verblijfsvergunning eerst worden verleend,
                                                indien het OM de aanwezigheid van de getuige-aangever in Nederland gewenst acht voor
                                                het opsporings- en vervolgingsonderzoek. Ook in die situatie wordt het mvv-vereiste
                                                niet tegengeworpen. Er dient wel proces verbaal van de aangifte opgemaakt te zijn.
                                             
                                             
                                             
                                             e. de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van
                                                een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw dan wel van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 Vw;
                                             
                                             
                                             
                                             f. de vreemdeling die tijdig een aanvraag heeft ingediend tot wijziging van een verblijfsvergunning;
                                             
                                             
                                                Toelichting e en f
                                                
                                             
                                             Het mvv-vereiste is niet van toepassing op de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande
                                                aan de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier in het bezit
                                                was van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
                                             
                                             Het ontbreken van een mvv wordt evenmin tegengeworpen aan de vreemdeling die een aanvraag
                                                indient om wijziging van het verblijfsdoel. Hierbij is van belang dat er geen onderscheid
                                                wordt gemaakt naar het soort verblijfsdoel. De vrijstelling geldt bijvoorbeeld ook
                                                indien een vreemdeling twee maanden in het bezit geweest is van een verblijfsvergunning
                                                asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw en vervolgens in aanmerking wenst te komen voor verlening van een verblijfsvergunning
                                                regulier voor bepaalde tijd. Voor de beoordeling of er sprake is van voortzetting
                                                van verblijf is dan niet van belang of de eerdere vergunning verlengd zou zijn of
                                                dat de vergunning na twee maanden is ingetrokken in verband met een wijziging in de
                                                situatie in het land van herkomst. Van belang is wel dat de aanvraag tot wijziging
                                                van het verblijfsdoel tijdig, dat wil zeggen in ieder geval niet later dan zes maanden
                                                na afloop van de geldigheidsduur van de eerdere verblijfsvergunning, ontvangen is
                                                (zie artikel 3.82 Vb en B1/5.1).
                                             
                                             
                                             
                                             g. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
                                                categorie;
                                             
                                             
                                             
                                             h. de vreemdeling die houder is van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen
                                                die is afgegeven door een andere staat die partij is bij het EG-verdrag, dan wel de
                                                echtgenoot of het minderjarig kind is van die houder, in geval het gezin reeds was
                                                gevormd in die andere staat;
                                             
                                             
                                             
                                             De geregistreerde partner dan wel ongehuwde partner van de langdurig ingezetene en
                                                het kind van die partner worden daarbij gelijk gesteld met de echtgeno(o)t(e) dan
                                                wel het kind van die echtgeno(o)t(e).
                                             
                                             
                                             Vrijstellingen op grond van het Vb
                                             
                                             Ingevolge artikel 3.71, tweede lid, Vb kan van het vereiste van een geldige mvv vrijgesteld worden, de vreemdeling:
                                             
                                             
                                             i. die voor het bereiken van het negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende jaren
                                                rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l, Vw of als Nederlander en in die periode niet het hoofdverblijf buiten Nederland heeft
                                                verplaatst;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             De vreemdeling die voor diens negentiende levensjaar ten minste vijf achtereenvolgende
                                                jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw kan in aanmerking komen voor wedertoelating tot Nederland. Indien de vreemdeling
                                                minderjarig is kan een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend.
                                                Indien de vreemdeling meerderjarig is kan een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde
                                                tijd worden verleend. Hiermee verhoudt zich niet dat het mvv-vereiste wordt tegengeworpen.
                                                Dit onderdeel komt grotendeels overeen met artikel 52a, onderdeel g, van het voormalige
                                                Vb, met dien verstande dat toegevoegd is de categorie vreemdelingen die in diezelfde
                                                periode geheel of gedeeltelijk als Nederlander in Nederland hebben verbleven. Het
                                                is redelijk laatstgenoemde vreemdelingen niet anders te behandelen om de enkele reden
                                                dat het rechtmatig verblijf geheel of gedeeltelijk als Nederlander in Nederland is
                                                doorgebracht.
                                             
                                             
                                             
                                             j. van twaalf jaar of jonger, die in Nederland is geboren en naar het oordeel van
                                                de Minister feitelijk is blijven behoren tot het gezin van een ouder die:
                                             
                                             
                                             
                                             
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Kinderen van twaalf jaar of jonger die in Nederland zijn geboren, vanaf dat moment
                                                onafgebroken in Nederland woonachtig zijn en naar het oordeel van de Minister feitelijk
                                                zijn blijven behoren tot het gezin van een van de ouders die sinds de geboorte van
                                                het kind in Nederland verblijft op grond van een verblijfsvergunning, komen in aanmerking
                                                voor een verblijfsvergunning indien zij feitelijk (zijn blijven) behoren tot het gezin
                                                van die ouder. Als hoofdregel geldt dat één van de ouders binnen drie dagen na de
                                                geboorte van het kind een aanvraag ten behoeve van het kind moet indienen bij de burgemeester
                                                van de gemeente waar zij woon- of verblijfplaats hebben, om het verblijfsrecht mede
                                                geldig te maken voor het kind. Vanaf de leeftijd van twaalf jaar worden deze kinderen
                                                ook feitelijk in het bezit gesteld van een vreemdelingendocument waaruit het verblijfsrecht
                                                blijkt.
                                             
                                             Is het kind evenwel niet direct na de geboorte aangemeld dan kan tot en met de leeftijd
                                                van twaalf jaar alsnog een aanvraag worden ingediend. In dat geval kan de verblijfsvergunning
                                                worden verleend indien naar het oordeel van de Minister genoegzaam is aangetoond dat
                                                het kind vanaf de geboorte onafgebroken in Nederland heeft verbleven en feitelijk
                                                is blijven behoren tot het gezin van de ouder die houder is van een verblijfsvergunning.
                                                Gelet op het feit dat deze kinderen in Nederland zijn geboren, is het niet rechtvaardig
                                                om de aanvraag af te wijzen omdat het kind niet in het bezit is van een geldige mvv.
                                                Hetzelfde geldt ten aanzien van kinderen die in Nederland zijn geboren uit een ouder
                                                die op het moment van die geboorte rechtmatig in Nederland verbleef, al dan niet in
                                                afwachting van een (nadere) beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning,
                                                en die aansluitend op dat rechtmatige verblijf in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning.
                                                Van dat kind wordt evenmin verlangd dat het met die ouder vertrekt naar het land van
                                                herkomst om daar de beslissing op de mvv-aanvraag af te wachten. Tot de hier bedoelde
                                                categorie behoren onder meer de kinderen die tijdens de procedure in Nederland worden
                                                geboren uit een ouder die aansluitend op die procedure in het bezit wordt gesteld
                                                van een verblijfsvergunning. Tevens zijn vrijgesteld andere kinderen die in Nederland
                                                zijn geboren op een moment waarop de ouder op een der andere in artikel 8 Vw genoemde gronden rechtmatig in Nederland verbleef, bijvoorbeeld in verband met de
                                                aangifte van mensenhandel, of tijdens de vrije termijn, en die aansluitend op dat
                                                rechtmatige verblijf in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning.
                                             
                                             
                                             
                                             k. die in Nederland verblijft op grond van een geprivilegieerde status als gezinslid
                                                van een in Nederland geaccrediteerd personeelslid van een buitenlandse diplomatieke
                                                of consulaire post die zelf in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde
                                                tijd, bedoeld in artikel 21a Vw;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Onderdeel k ziet op feitelijk in Nederland verblijvende afhankelijke gezinsleden van
                                                geaccrediteerde personeelsleden van een buitenlandse diplomatieke of consulaire missie
                                                in Nederland.
                                             
                                             Geaccrediteerde personeelsleden van een buitenlandse diplomatieke of consulaire missie
                                                en hun afhankelijke gezinsleden bezitten een bijzondere status op grond van het Diplomatenverdrag
                                                of het Consulaire verdrag. De verblijfsstatus van de hoofdpersoon is bepalend voor
                                                de status van afhankelijke gezinsleden. Indien de uitgezonden status van de hoofdpersoon
                                                komt te vervallen, vervalt daarmee tevens de uitgezonden status van de afhankelijke
                                                gezinsleden. De afhankelijke gezinsleden die tien jaar of langer bij de hoofdpersoon
                                                in Nederland verblijven komen – evenals de hoofdpersoon – onder omstandigheden in
                                                aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zie B12).
                                             
                                             Na beëindiging van de bijzondere geprivilegieerde status van de hoofdpersoon kan het
                                                voorkomen dat de geprivilegieerde hoofdpersoon wel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning
                                                voor onbepaalde tijd, maar één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet. Dit kan
                                                het geval zijn indien één of meer van de afhankelijke gezinsleden nog minderjarig
                                                is of als één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet minimaal tien aaneengesloten
                                                jaren in Nederland heeft verbleven op basis van een bijzondere geprivilegieerde status.
                                                Indien deze afhankelijke gezinsleden op grond van het nationale vreemdelingenrecht
                                                in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld
                                                in artikel 14 Vw met als doel gezinshereniging, geldt vrijstelling van het mvv-vereiste. Deze vrijstelling
                                                houdt verband met het feit dat sprake is van eerder (langdurig) verblijfsrecht op
                                                grond van een bijzondere geprivilegieerde status, het feit dat tijdig om verblijfsrecht
                                                op grond van de Vw is verzocht en het feit dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning
                                                regulier voor bepaalde tijd met als doel gezinshereniging bij de hoofdpersoon. Gelet
                                                hierop is het niet redelijk van deze afhankelijke gezinsleden een mvv te verlangen.
                                             
                                             Personeelsleden van internationale organisaties en hun afhankelijke gezinsleden bezitten
                                                een bijzondere status (de uitgezonden status) op grond van de Zetelovereenkomsten,
                                                waarin onder andere bepalingen zijn opgenomen omtrent hun verblijfsrechtelijke positie.
                                                Deze personeelsleden en hun meerderjarige afhankelijke gezinsleden kunnen onder omstandigheden
                                                in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd (zie B12). Het kan voorkomen dat de hoofdpersoon wel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning
                                                voor onbepaalde tijd, maar één of meer van de afhankelijke gezinsleden niet. Indien
                                                deze afhankelijke gezinsleden op grond van het nationale vreemdelingenrecht in aanmerking
                                                kunnen komen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw met als doel gezinshereniging, geldt vrijstelling van het mvv-vereiste. Onderdeel
                                                c ziet niet op de afhankelijke gezinsleden van geaccrediteerde personeelsleden van
                                                een internationale organisatie. Echter, ten aanzien van hen geldt evenzeer dat sprake
                                                is van eerder (langdurig) verblijfsrecht op grond van een bijzondere geprivilegieerde
                                                status, dat tijdig om verblijfsrecht op grond van de Vw is verzocht en dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning
                                                regulier voor bepaalde tijd met als doel gezinshereniging bij de hoofdpersoon. Daarom
                                                is evenmin redelijk van hen een mvv te verlangen. Daarmee wordt voor deze categorie
                                                toepassing gegeven aan artikel 3.71, vierde lid, Vb.
                                             
                                             
                                             
                                             l. die ten minste zeven jaren werkzaam is of is geweest op een Nederlands zeeschip
                                                of een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Onderdeel l ziet op bepaalde categorieën buitenlandse werknemers in de internationale
                                                sector van de arbeidsmarkt. De Vw is niet van toepassing op buitenlandse werknemers aan boord van Nederlandse zeeschepen
                                                of mijnbouwinstallaties op het Nederlandse deel van het continentaal plat, omdat werknemers
                                                in deze sectoren van de internationale arbeidsmarkt niet werkzaam zijn op Nederlands
                                                grondgebied. Deze vreemdelingen komen derhalve in beginsel niet in aanmerking voor
                                                een verblijfsvergunning. Er zijn echter enkele specifieke regelingen met betrekking
                                                tot de vergunningverlening met het oog op verlof, gezinshereniging en gezinsvorming,
                                                werkloosheid en werk op het Nederlandse grondgebied voor vreemdelingen die een arbeidsverleden
                                                van zeven jaren of langer in deze sectoren van de internationale arbeidsmarkt hebben
                                                (zie artikel 3.34 tot en met 3.38 Vb en B5). Gelet op het feit dat deze vreemdelingen veelal niet beschikken over een vaste
                                                woon- of verblijfplaats in het buitenland, geacht worden verblijf te houden aan boord
                                                van het Nederlandse zeeschip of de mijnbouwinstallatie op het Nederlandse deel van
                                                het continentaal plat, en reeds zeven jaren in deze positie verkeren, is het redelijk
                                                van hen niet te verlangen dat zij terugkeren naar het land van herkomst om aldaar
                                                een mvv aan te vragen. Omdat op vreemdelingen die werkzaam zijn in de internationale
                                                luchtvaart, het internationale wegtransport of de internationale binnenscheepvaart
                                                onder bepaalde voorwaarden de Wav en de Vw wel van toepassing zijn, zijn die vreemdelingen niet vrijgesteld van het mvv-vereiste.
                                             
                                             
                                             
                                             m. die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van het Associatiebesluit
                                                1/80;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Dit onderdeel heeft betrekking op vreemdelingen die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning
                                                op grond van het Associatiebesluit 1/80. Deze zijn vrijgesteld van het mvv-vereiste.
                                                Het Associatiebesluit 1/80 geeft rechten aan Turkse werknemers die behoren tot de
                                                legale arbeidsmarkt van een lidstaat. Ingevolge de jurisprudentie van het Hof van
                                                Justitie houdt het recht zoals neergelegd in het Associatiebesluit 1/80 om na een
                                                bepaalde periode van legale arbeid de arbeid voort te kunnen zetten, noodzakelijkerwijs
                                                in dat de betrokken vreemdeling een recht van verblijf heeft. Volgens het Hof wordt
                                                aan de erkenning van die rechten door artikel 6 van het Associatiebesluit 1/80 niet
                                                de voorwaarde gesteld dat het legale karakter van de arbeid door de Turkse werknemer
                                                wordt gestaafd door het bezit van een specifiek administratief document, zoals een
                                                verblijfsvergunning. Als wordt vastgesteld dat een Turkse werknemer behoort tot de
                                                legale arbeidsmarkt en uit dien hoofde recht heeft op een verblijfsvergunning kan
                                                het ontbreken van een geldige mvv hem niet worden tegengeworpen. In de meeste gevallen
                                                zal de desbetreffende werknemer echter verkeren in een situatie van voortzetting van
                                                verblijf of reeds op grond van enige andere vrijstelling van het mvv-vereiste zijn
                                                vrijgesteld. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat verblijfsrechten niet slechts
                                                uit artikel 6, maar ook uit enkele andere artikelen van het Associatiebesluit 1/80
                                                kunnen voortvloeien
                                             
                                             
                                             
                                             n. die in aanmerking komt voor terugkeer naar Nederland op grond van artikel 8 van de Remigratiewet;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Dit onderdeel heeft betrekking op de vreemdeling die met gebruikmaking van de terugkeeroptie
                                                van artikel 8 van de Remigratiewet een verblijfsvergunning aanvraagt. Hierbij gaat het zowel om de ouder als het (meerderjarige)
                                                kind die eerder in Nederland hebben verbleven. Door de verwijzing naar artikel 8 van de Remigratiewet (en daarmee tevens naar het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet) is verzekerd dat de vrijstelling alleen van toepassing is op de vreemdeling die
                                                voor de terugkeeroptie van artikel 8 van de Remigratiewet in aanmerking komt. Deze bepaling ziet derhalve niet op de vreemdeling die op grond
                                                van eerdere of andere remigratieregelingen is teruggekeerd naar zijn land van herkomst
                                                en die wil terugkeren naar Nederland. De vreemdeling die binnen één jaar na remigratie
                                                uit Nederland op grond van de Remigratiewet een aanvraag om verblijf in Nederland indient en die direct voorafgaande aan de remigratie
                                                uit Nederland gedurende ten minste drie achtereenvolgende jaren rechtmatig in Nederland
                                                heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning, komt op grond van de terugkeeroptie
                                                van artikel 8 van de Remigratiewet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Uit artikel 10, eerste lid, onder b, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet volgt dat alleen voor de terugkeeroptie in aanmerking komt, de vreemdeling die drie
                                                jaar in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning onder een beperking
                                                van niet-tijdelijke aard. De beperkingen van tijdelijke aard zijn voor het bepaalde
                                                bij en krachtens de Remigratiewet geregeld in de Regeling Aanwijzing vreemdelingen wegens verblijf voor een tijdelijk doel (Stcrt. 2000, 62). Uiteraard is de verwijzing naar artikel 8 van de Remigratiewet alleen van belang voorzover daaruit het verlenen van een verblijfsvergunning voor
                                                bepaalde tijd voortvloeit. In andere gevallen kan de vreemdeling op grond van deze
                                                terugkeeroptie een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd worden verleend. In het
                                                laatste geval kan de desbetreffende aanvraag niet worden afgewezen wegens het ontbreken
                                                van een mvv. Overigens verdient het de voorkeur dat deze vreemdelingen vóór hun terugkeer
                                                naar Nederland een mvv aanvragen. Artikel 8 van de Remigratiewet heeft ook betrekking op kinderen van vreemdelingen. Ook deze kinderen kunnen van
                                                de terugkeeroptie gebruikmaken en zijn daarmee vrijgesteld van het mvv-vereiste. Concreet
                                                betekent dit, dat vrijgesteld is de vreemdeling die direct voorafgaande aan de remigratie
                                                als minderjarig kind van de ouder in Nederland heeft verbleven op grond van een verblijfsvergunning
                                                of als Nederlander en binnen een jaar na de remigratie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet met de ouder naar Nederland terugkeert. Tevens is vrijgesteld de vreemdeling die
                                                binnen een jaar na de remigratie meerderjarig is geworden en vervolgens zelfstandig
                                                naar Nederland terugkeert.
                                             
                                             
                                             
                                             o. die in Nederland verblijft, bij de rechtbank te ’s-Gravenhage een verzoek heeft
                                                ingediend tot vaststelling van zijn Nederlanderschap dat naar het oordeel van de Minister
                                                niet klaarblijkelijk van elke grond ontbloot is;
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             De persoon die feitelijk in Nederland verblijft en bij de rechtbank te ’s-Gravenhage
                                                een verzoek ingevolge artikel 17, eerste lid, Rwn heeft ingediend tot vaststelling van zijn vermeende Nederlanderschap, wordt in het
                                                algemeen niet uitgezet indien dat verzoek naar het oordeel van de Minister niet klaarblijkelijk
                                                van elke grond ontbloot is. In dat geval kan de betrokkene, onder omstandigheden,
                                                in aanmerking komen voor een reguliere verblijfsvergunning, in afwachting van de beslissing
                                                op het verzoek. Gelet op het feit dat de verzoeken van deze personen niet klaarblijkelijk
                                                van elke grond ontbloot zijn en zij veelal lange tijd in Nederland verblijven voordat
                                                twijfels over de Nederlandse nationaliteit ontstonden, is het niet redelijk van hen
                                                te verlangen dat zij terugkeren naar het land van herkomst om aldaar een mvv aan te
                                                vragen en kunnen zij in het bezit worden gesteld van een verblijfsvergunning.
                                             
                                             
                                             
                                             p. die tijdelijke bescherming heeft en in aanmerking komt voor de verblijfsvergunning
                                                voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 Vw, onder een beperking als bedoeld in artikel 3.30 of 3.31 Vb.
                                             
                                             
                                                Toelichting
                                                
                                             
                                             Dit onderdeel p is het gevolg van de implementatie per 15 februari 2005 van de Richtlijn
                                                2001/55. Ingevolge artikel 12 van deze richtlijn staan de lidstaten personen die tijdelijke
                                                bescherming genieten toe om, voor een periode die niet langer is dan die van hun tijdelijke
                                                bescherming, werkzaam te zijn in loondienst of als zelfstandige. Daarbij mogen de
                                                lidstaten om redenen van arbeidsmarktbeleid voorrang geven aan EU-burgers en onderdanen
                                                van staten die gebonden zijn aan de EER overeenkomst, en aan de onderdanen van derde
                                                landen die legaal in de EU verblijven en een werkloosheidsuitkering ontvangen. Het
                                                op grond van het ontbreken van een mvv afwijzen van de aanvraag om een verblijfsvergunning
                                                regulier voor het verrichten van arbeid van de tijdelijk beschermde vreemdeling is
                                                niet verenigbaar met het geclausuleerde recht op arbeid in de richtlijn. Om die reden
                                                krijgt de tijdelijk beschermde die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning
                                                regulier voor bepaalde tijd, onder een beperking die verband houdt met het verrichten
                                                van arbeid in loondienst of als zelfstandige, vrijstelling van het mvv-vereiste. Dit
                                                laat onverlet dat er een wezenlijk Nederlands belang moet zijn gediend met het verrichten
                                                van die arbeid. De vrijstelling is derhalve niet van toepassing indien voor de desbetreffende
                                                soort arbeid voorrang kan worden gegeven aan EU- en EER-burgers of legaal verblijvende
                                                derdelanders met een werkloosheidsuitkering. Zie tenslotte het derde lid van artikel 3.71 Vb: de tijdelijk beschermde vreemdeling die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning
                                                voor bepaalde tijd met als doel het verrichten van arbeid in loondienst als geestelijk
                                                voorganger of godsdienstleraar is (in afwijking van artikel 3.71, derde lid, Vb) eveneens vrijgesteld van het mvv-vereiste.
                                             
                                             
                                             Mvv-vereiste godsdienstleraren en geestelijk voorgangers
                                             
                                             De vreemdeling is echter niet vrijgesteld indien hij in Nederland wil verblijven voor
                                                het verrichten van arbeid als godsdienstleraar of geestelijk voorganger (zie artikel 3.71, derde lid, Vb en B5). Deze uitzondering voor de vreemdeling die als godsdienstleraar of geestelijke voorganger
                                                wil verblijven, dient er mede toe om vooraf te onderzoeken of er vanuit het oogpunt
                                                van openbare orde bedenkingen bestaan tegen het verblijf van de vreemdeling en of
                                                de groepering op wier verzoek de desbetreffende vreemdeling zijn werkzaamheden zal
                                                uitoefenen, haar wens tot het aanstellen van de vreemdeling handhaaft. De aanwezigheid
                                                en het functioneren van godsdienstleraren en geestelijk voorgangers hier te lande,
                                                in verband met de bijzondere positie die zij innemen binnen de alhier gevestigde gemeenschappen,
                                                kan van zodanige invloed zijn op de openbare orde en nationale veiligheid, dat onderzoek
                                                vooraf gewenst is. In deze gevallen wordt niet voorbijgegaan aan het mvv-vereiste;
                                                ook niet indien de vreemdeling behoort tot de in artikel 3.71, tweede lid, Vb genoemde vrijgestelde categorieën. De enige uitzondering hierop vormt artikel 3.71, tweede lid, onder h, Vb (zie hiervoor de toelichting van onderdeel h).
                                             
                                             
                                             Vanzelfsprekend kan het ontbreken van een geldige mvv niet leiden tot afwijzing van
                                                de aanvraag, indien een ieder verbindende bepaling van een verdrag of een besluit
                                                van een volkenrechtelijke organisatie zich daartegen verzet, waarbij in dit verband
                                                met name kan worden gedacht aan het Associatiebesluit 1/80.
                                             
                                             Indien een vreemdeling een beroep doet op een van de hierboven genoemde vrijstellingscategorieën
                                                dient hij aan te tonen dat hij behoort tot één van de vrijstellingscategorieën.
                                             
                                             
                                             
                                             In beginsel dient de vreemdeling reeds bij het indienen van de aanvraag het beroep
                                                op één van de vrijstellingscategorieën te onderbouwen. In het aanvraagformulier dat
                                                ziet op de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde
                                                tijd waarbij de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv (zie bijlage 13 VV) worden de vrijstellingscategorieën op grond van het Vb met name genoemd. Per categorie wordt een korte toelichting op de vrijstellingsgrond
                                                gegeven. Indien de vreemdeling bij het indienen van een aanvraag het beroep op één
                                                van de vrijstellingscategorieën niet of niet afdoende middels bescheiden heeft onderbouwd,
                                                stelt de IND hem in de gelegenheid het beroep alsnog afdoende te onderbouwen. Hiertoe
                                                wordt de vreemdeling in beginsel een termijn van twee weken gegund.
                                             
                                             
                                             Toetsing van de vrijstellingscategorie
                                             
                                             De vreemdeling dient, indien hij zich beroept op een van de vrijstellingscategorieën,
                                                aanstonds aan te tonen dat hij behoort tot een vrijstellingscategorie. Op het aanvraagformulier
                                                staan de vrijstellingscategorieën ingevolge de Vw en het Vb vermeld voorzien van een korte toelichting per vrijstellingsgrond. Indien de vreemdeling
                                                bij het indienen van de aanvraag bij de burgemeester van de gemeente waar hij woon-
                                                of verblijfplaats heeft het beroep op één van deze vrijstellingscategorieën niet of
                                                niet afdoende middels bescheiden heeft onderbouwd, stelt de IND hem in de gelegenheid
                                                het beroep alsnog afdoende te onderbouwen. Hiertoe wordt de vreemdeling in beginsel
                                                een termijn van twee weken gegund.
                                             
                                             
                                             Indien geen (afdoende) bewijs kan worden overgelegd ter staving van het beroep op
                                                één der vrijstellingscategorieën, terwijl vaststaat dat de vreemdeling hier wel schriftelijk
                                                op is gewezen, wordt de verblijfsvergunning conform artikel 16 Vw in samenhang met artikel 3.71, eerste lid, Vb afgewezen wegens het ontbreken van een mvv.
                                             
                                             
                                             
                                             De vreemdeling die zich erop beroept dat het stellen van het vereiste bezit van een
                                                geldige mvv ten aanzien van hem getuigt van een onbillijkheid van overwegende aard
                                                (zie artikel 3.71, vierde lid, Vb) dient bij het indienen van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning
                                                regulier voor bepaalde tijd een onderbouwing voor het beroep op deze vrijstellingscategorie
                                                te overleggen. Het aanvraagformulier vervult hierin een rol in die zin dat het de
                                                vreemdeling erop attendeert dat er sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden,
                                                op grond waarvan het van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij een aanvraag
                                                tot afgifte van een mvv in het land van herkomst indient. Middels het aanvraagformulier
                                                wordt de vreemdeling verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden
                                                reeds bij het indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten
                                                te onderbouwen.
                                             
                                             
                                             
                                             Ten aanzien van de beoordeling van een beroep op een van de vrijstellingscategorieën
                                                van het mvv- vereiste geldt dat hierbij uitsluitend dient te worden getoetst aan de
                                                voorwaarden van de vrijstellingscategorie. Hierbij wordt dus nog niet ten volle aan
                                                de inhoudelijke verblijfsvoorwaarden van het gevraagde verblijfsdoel getoetst, ook
                                                al zal een toets aan de voorwaarden van de vrijstellingscategorie veelal voor een
                                                deel overeenkomen met een inhoudelijke toets aan de verblijfsvoorwaarden. Zo wordt
                                                bijvoorbeeld voor een beroep op de vrijstelling genoemd onder artikel 3.71, tweede lid, onder a, Vb getoetst of de vreemdeling vóór zijn negentiende levensjaar vijf achtereenvolgende
                                                jaren rechtmatig verblijf heeft gehad als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw en in die periode niet het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst. Dit valt
                                                voor een deel samen met de toetsing aan de voorwaarden van artikel 3.54, eerste lid, onder b, Vb. Eerst nadat is vastgesteld dat de vreemdeling zich met succes kan beroepen op een
                                                van de vrijstellingscategorieën, dient ten behoeve van de verblijfsvergunning ten
                                                volle aan de inhoudelijke voorwaarden voor de verlening hiervan getoetst te worden.
                                                In het bovengenoemde voorbeeld wordt de verblijfsaanvraag dan ook aan de overige verblijfsvoorwaarden
                                                van artikel 3.54 Vb getoetst.
                                             
                                             
                                             Hardheidsclausule
                                             
                                             In het vierde lid van artikel 3.71 Vb is voorzien in een zogenoemde hardheidsclausule.
                                             
                                             Ook indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv en niet behoort tot een
                                                van de vrijgestelde categorieën is het mogelijk dat de aanvraag niet wordt afgewezen
                                                op het enkele feit dat de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv, indien de
                                                toepassing van het mvv-vereiste naar het oordeel van de Minister zal leiden tot een
                                                onbillijkheid van overwegende aard (zie B1/4.1.1).
                                             
                                             
                                             De vreemdeling die zich erop beroept dat het toepassen van het mvv-vereiste ten aanzien
                                                van hem leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, zal dit beroep op de zogeheten
                                                hardheidsclausule reeds bij het indienen van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning
                                                regulier moeten motiveren en zo veel als mogelijk met bewijsstukken onderbouwen. Het
                                                aanvraagformulier (zie bijlage 13 VV) vervult hierin een rol in die zin dat het de vreemdeling erop attendeert dat er
                                                sprake kan zijn van bijzondere en individuele omstandigheden, op grond waarvan het
                                                van de vreemdeling niet kan worden verwacht dat hij een aanvraag tot afgifte van een
                                                mvv in het land van herkomst indient. Middels het aanvraagformulier wordt de vreemdeling
                                                verzocht het beroep op deze bijzondere en individuele omstandigheden reeds bij het
                                                indienen van de aanvraag zoveel mogelijk middels bewijsstukken en documenten te onderbouwen.
                                                Indien het beroep op de hardheidsclausule bij het indienen van de aanvraag niet of
                                                niet afdoende middels bescheiden dan wel anderszins is onderbouwd wordt de vreemdeling
                                                door de Minister in de gelegenheid gesteld het beroep alsnog (nader) te onderbouwen.
                                                Hiertoe wordt de vreemdeling in beginsel een termijn van twee weken gegund.
                                             
                                             
                                             Bijzondere groepen in het kader van de hardheidsclausule
                                             
                                             Het is, net als onder de werking van artikel 16 a Vw (oud), de bedoeling dat van de
                                                bevoegdheid tot toepassing van de hardheidsclausule over te gaan alleen gebruik wordt
                                                gemaakt in zeer bijzondere gevallen. Onder de Vw is het wel mogelijk om categorieën vreemdelingen onder de werking van de hardheidsclausule
                                                te brengen.
                                             
                                             
                                             Een van de categorieën waarvoor vrijstelling van het mvv-vereiste in ieder geval geldt
                                                op grond van artikel 3.71 vierde lid, Vb, is de groep vreemdelingen die valt onder de toezegging van de Minister gedaan tijdens
                                                het terugkeerdebat van 9 februari 2004 dat het mvv-vereiste niet zal worden tegengeworpen
                                                aan de vreemdelingen die voldoen aan de onderstaande criteria:
                                             
                                             
                                                - 
                                                   – de vreemdeling heeft voor 1 april 2001 een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling; 
- 
                                                   – de vreemdeling beoogt gezinshereniging (geen gezinsvorming) met een vreemdeling die
                                                      hier te lande verblijft op grond van een verblijfsvergunning regulier dan wel asiel
                                                      of met een Nederlander; 
- 
                                                   – de vreemdeling voldoet, behoudens het mvv-vereiste, aan alle voorwaarden en voorschriften
                                                      voor de verlening van een verblijfsvergunning, zoals vermeld in B2. 
In het algemeen overleg in de Tweede Kamer op 27 oktober 2004 heeft de Minister deze
                                                toezegging uitgebreid en bepaalt dat indien er sprake is van een gezin waarvan de
                                                gezinsleden deels wel en deels niet onder de bovengenoemde toezegging vallen en die
                                                allen verblijf beogen in het kader van gezinshereniging (geen gezinsvorming) bij hetzelfde
                                                gezinslid met een verblijfsvergunning of met de Nederlandse nationaliteit, alle gezinsleden
                                                in aanmerking kunnen komen voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Onverkort blijft
                                                staan dat, behoudens het mvv-vereiste, zij voorts aan alle overige voorwaarden en
                                                voorschriften voor de verlening van een verblijfsvergunning zoals vermeld in B2 moeten
                                                voldoen. Dit is bijvoorbeeld het geval in de situatie dat de vader een verblijfsvergunning
                                                heeft, de moeder en twee kinderen aan de drie hierboven genoemde voorwaarden voldoen,
                                                en er nog een derde kind is dat na 1 april 2001 is ingereisd. Het derde kind kan onder
                                                deze omstandigheden worden vrijgesteld van het mvv-vereiste.
                                             
                                             
                                             
                                             Naar aanleiding van een door de Tweede Kamer op 26 april 2005 aangenomen motie geldt
                                                voorts op grond van artikel 3.71, vierde lid, Vb vrijstelling van het mvv-vereiste voor de vreemdeling:
                                             
                                             
                                                - 
                                                   – die vóór 1 april 2001 een aanvraag tot toelating als vluchteling als bedoeld in artikel
                                                      15, eerste lid, Vw (oud) heeft ingediend; en 
- 
                                                   – in de periode van 14 januari 2003 tot en met 17 maart 2005 een verzoek in de vorm
                                                      van een zogenaamde ‘14-1-brief’ heeft gestuurd aan de Minister, op welk verzoek nog
                                                      niet een in rechte onaantastbaar geworden beslissing is genomen. 
Als ‘14-1-brief’ wordt aangemerkt een schriftelijk verzoek, dat voldoet aan de volgende
                                                drie kenmerken:
                                             
                                             
                                                - 
                                                   – het verzoek is rechtstreeks ingediend bij de Minister (dan wel de IND); en 
- 
                                                   – het verzoek is niet ingediend met het in het VV voorgeschreven formulier; en 
- 
                                                   – het verzoek moet worden aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning
                                                      regulier als bedoeld in artikel 14 Vw. Aanvragen tot het verlengen van de geldigheidsduur of het wijzigen van de verblijfsvergunning
                                                      vallen hier niet onder. 
Niet-bijzondere gevallen in het kader van de hardheidsclausule
                                             
                                             Er is in ieder geval geen sprake van een zeer bijzonder geval, indien betrokkene:
                                             
                                             
                                                - 
                                                   – stelt dat aan een of meer vrijstellingsvereisten slechts op een onderdeel niet is
                                                      voldaan; 
- 
                                                   – stelt dat aan alle voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunning voor het
                                                      gestelde verblijfsdoel is voldaan, afgezien van het mvv-vereiste (mits betrokkene
                                                      niet valt onder de hierboven beschreven toezeggingen van de Minister); 
- 
                                                   – het beroep niet heeft gemotiveerd; 
- 
                                                   – het gemotiveerde beroep – hoewel mogelijk – niet met relevante stukken heeft onderbouwd
                                                      binnen een daartoe gestelde termijn; 
- 
                                                   – asielgerelateerde gronden aanvoert (dergelijke gronden worden alleen in het kader
                                                      van een asielaanvraag beoordeeld); 
- 
                                                   – als asielzoeker is uitgeprocedeerd; 
- 
                                                   – stelt dat terugkeer naar het land van herkomst redelijkerwijs niet kan worden verlangd
                                                      en dat –hoewel mogelijk – niet binnen een daartoe gestelde termijn met stukken heeft
                                                      onderbouwd; 
- 
                                                   – aangeeft dat noodzakelijke, medische behandeling aan terugkeer – teneinde een mvv
                                                      te verkrijgen – naar het land van herkomst in de weg staat, maar niet heeft aangetoond
                                                      dat sprake is van een medische noodsituatie; 
- 
                                                   – niet ontoerekenbaar, niet-tijdig en na afloop van een redelijke termijn – meer dan
                                                      zes maanden na afloop van een eerder verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
                                                      – om verlenging of wijziging ervan of om verlening van een verblijfsvergunning heeft
                                                      gevraagd. 
In deze gevallen kan geen recht op vrijstelling van het mvv-vereiste worden ontleend
                                                aan de hardheidsclausule.
                                             
                                             
                                             Vertrektermijn
                                             
                                             Indien de aanvraag wordt ingediend door een vreemdeling die de afgelopen vijf jaren
                                                geen verblijf heeft gehad op grond van artikel 8, onder a tot en met e, of onder l, Vw en die geen gemotiveerd beroep op de hardheidsclausule heeft gedaan, wordt de uitzetting
                                                op voorhand niet achterwege gelaten. Ingevolge artikel 62, eerste lid, Vw dient de vreemdeling nadat het rechtmatig verblijf is beëindigd Nederland uit eigen
                                                beweging binnen vier weken te verlaten. Indien een eerste verzoek om een voorlopige
                                                voorziening wordt ingediend, mag de beslissing hierop uitsluitend worden afgewacht
                                                als het binnen twee weken na bekendmaking van het besluit is ingediend. In bepaalde
                                                gevallen kan evenwel een kortere vertrektermijn geïndiceerd zijn. Artikel 62, vierde lid, Vw biedt de mogelijkheid om in het belang van de uitzetting een kortere vertrektermijn
                                                te hanteren. Hierbij kan blijkens de memorie van toelichting bij dit artikel gedacht
                                                worden aan de situatie dat de vreemdeling Nederland binnen vier weken dient te verlaten,
                                                echter de eerste reismogelijkheid dient zich ofwel direct, ofwel na zes weken aan.
                                                In die situatie kan beslist worden om een kortere vertrektermijn te geven.
                                             
                                             Vrijstelling mvv-vereiste en onverplichte mvv
                                             
                                             Dat een aantal categorieën vreemdelingen is vrijgesteld van het vereiste van het bezit
                                                van een mvv, betekent niet dat vreemdelingen die tot deze categorie behoren, geen
                                                mvv kunnen aanvragen. Indien een vreemdeling die behoort tot een van de hieronder
                                                genoemde (van het mvv-vereiste vrijgestelde) categorieën een aanvraag tot afgifte
                                                van een mvv indient, wordt die aanvraag uiteraard in behandeling genomen. Vreemdelingen
                                                die op grond van artikel 3A Regeling op de consulaire tarieven zijn vrijgesteld van het legesvereiste van een mvv zijn dat ook bij de aanvraag van
                                                een onverplichte mvv. De onder artikel 3a, derde lid, genoemde uitzonderingen zijn de uitzonderingen als opgenomen in de GVI, hoofdstuk
                                                VII, paragraaf 4 in BNL-kader, namelijk familieleden van EU-onderdanen die gebruik
                                                maken van het vrij verkeer van personen en onderdanen van Israël en San Marino (zie
                                                ook A2/4.3.5).