Met ingang van 1 januari 2003 is het driejarenbeleid afgeschaft, onder handhaving
                                             van het bestaande beleid als overgangsrecht voor aanvragen die op dat moment drie
                                             jaar oud waren. Een aanspraak op het driejarenbeleid ontstaat pas op het moment dat
                                             de driejarentermijn is volgemaakt. Aanvragen, ontvangen op 1 januari 2000 of latere
                                             datum, komen dus niet op grond van het driejarenbeleid in aanmerking voor inwilliging.
                                          
                                          Voor aanvragen, ontvangen vóór 1 januari 2000, blijft het driejarenbeleid wel gelden
                                             met dien verstande dat na 1 januari 2003 geen relevante tijd meer wordt opgebouwd.
                                          
                                          Het driejarenbeleid is een bijzonder beleid binnen het vreemdelingenbeleid. Het enkele
                                             tijdsverloop in een procedure omtrent een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning
                                             is geen reden om tot verblijfsaanvaarding over te gaan.
                                          
                                          Het driejarenbeleid heeft zich gevormd vanuit de overweging dat als gevolg van het
                                             tijdsverloop in een verblijfsrechtelijke procedure, onder omstandigheden, enerzijds
                                             bij de vreemdeling de gedachte kan opkomen dat de Minister in zijn verblijf in Nederland
                                             zal berusten en anderzijds de Minister in redelijkheid niet meer gebruik kan maken
                                             van zijn bevoegdheid de vreemdeling op bepaalde gronden verblijf te weigeren. De lange
                                             duur van de procedure moet voornamelijk of uitsluitend terug te voeren zijn op effecten
                                             van bestuurlijk beleid, dat wil zeggen dat de vreemdeling niet of nauwelijks invloed
                                             heeft gehad op het verloop van de procedure. In dat verband is van belang dat de vreemdeling
                                             geen handelingen heeft verricht die het bestuursorgaan of de rechter noodzaken tot
                                             het uitstellen van de beslissing (traineren). In een reguliere procedure wordt het
                                             driejarenbeleid uitgewerkt als een beperking van de afwijzingsgronden. Ingeval de
                                             procedure drie jaar heeft geduurd wordt voorbij gegaan aan twee gronden waarop een
                                             aanvraag afgewezen zou kunnen worden, te weten het middelenvereiste en het mvv-vereiste.
                                             De overige afwijzingsgronden van artikel 16 Vw blijven van toepassing.
                                          
                                          Voorwaarden
                                          
                                          a. Een aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen van de geldigheidsduur van
                                             een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw wordt niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv (zie artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder b, Vb) of omdat de vreemdeling of degene bij wie deze wil verblijven niet zelfstandig en
                                             duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan, indien op de aanvraag drie
                                             jaren na ontvangst ervan niet onherroepelijk is beslist, terwijl de vreemdeling gedurende
                                             deze periode rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad op grond van artikel 8, onder f, g of h, Vw in afwachting van de beslissing op deze aanvraag of het bezwaarschrift of het beroepschrift
                                             gericht tegen de afwijzing van deze aanvraag. Voor de toepassing van dit beleid wordt
                                             een bezwaarschrift tegen de intrekking van een verblijfsvergunning gelijk gesteld
                                             met een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van deze vergunning. Ook in
                                             deze gevallen moet het gaan om een beslissing, die nog niet onherroepelijk is, terwijl
                                             de vreemdeling rechtmatig verblijf had op grond van artikel 8, onder f, g of h, Vw. Voor reeds afgesloten zaken geldt het beleid dus niet.
                                          
                                          Tevens dient het oorspronkelijk beoogde verblijfsdoel nog van toepassing te zijn.
                                             Gedurende de periode van drie jaar moet de oorspronkelijke aanvraag nog aan de orde
                                             zijn, dat wil zeggen dat de vreemdeling niet inmiddels een ander verblijfsdoel nastreeft.
                                             Indien de vreemdeling bijvoorbeeld een aanvraag heeft gedaan voor een verblijfsvergunning
                                             met een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst, maar
                                             hij inmiddels een verblijfsvergunning met een beperking verband houdend met gezinsvorming
                                             wenst, dan wordt niet aan de hier bedoelde voorwaarde voldaan.
                                          
                                          NB: onder de Vw (oud) bestond de mogelijkheid om een aanvraag te doen voor een verblijfsvergunning
                                             zonder beperking of vanwege klemmende redenen van humanitaire aard. Na inwerkingtreding
                                             van de Vw op 1 april 2001 moet de vreemdeling een verblijfsdoel aangeven als bedoeld
                                             in artikel 3.4, eerste lid Vb (zie hierna onder B1/5.6). In de gevallen waarin een aanvraag voor een verblijfsvergunning zonder beperking
                                             of vanwege klemmende redenen van humanitaire aard is gedaan vóór 1 april 1998 wordt
                                             niet vereist dat de vreemdeling een verblijfsdoel aangeeft, aangezien de driejarentermijn
                                             is volgelopen vóór inwerkingtreding van de wet. In deze gevallen kan, indien aan de
                                             overige voorwaarden van deze paragraaf is voldaan, een verblijfsvergunning worden
                                             verleend. Zie hierna onder het kopje ‘Procedurele bepalingen’.
                                          
                                          b. Er moet sprake zijn van beleidsmatige redenen voor het rechtmatig verblijf. De
                                             vreemdeling moet rechtmatig verblijf hebben gehad op grond van artikel 8, onder f, g of h, Vw.
                                          
                                          Deze voorwaarde omvat dus zowel de gevallen waarin de vreemdeling de behandeling van
                                             de aanvraag of een bezwaar- of beroepschrift op grond van hoofdstuk 7, afdeling 2, Vw mag afwachten als de gevallen waarin het bestuursorgaan of de rechter heeft bepaald
                                             dat de vreemdeling om redenen verband houdend met de onderhavige aanvraag de behandeling
                                             in Nederland mag afwachten. Dit rechtmatig verblijf gedurende drie jaar moet dus samenhangen
                                             met het oorspronkelijk beoogde verblijfsdoel.
                                          
                                          Indien het de vreemdeling is toegestaan om de beslissing op de aanvraag af te wachten
                                             om een andere reden, bijvoorbeeld omdat inmiddels een aanvraag voor een ander verblijfsdoel
                                             is ingediend, dan levert het rechtmatig verblijf geen aanspraak op een verblijfsvergunning
                                             vanwege het driejarenbeleid op.
                                          
                                          Hierbij geldt nog het volgende. Een rechterlijke uitspraak waarbij het beroep of hoger
                                             beroep gegrond is verklaard, maakt de periode van daaraan voorafgaand niet-rechtmatig
                                             verblijf alsnog rechtmatig. Dit betekent dat de vreemdeling ofwel aansluitend vanaf
                                             de datum van de aanvraag om (verlenging van de geldigheidsduur van) een verblijfsvergunning
                                             tot aan het moment van het vollopen van de driejaartermijn rechtmatig verblijf heeft
                                             gehad omdat hij de beslissing op de aanvraag mocht afwachten, ofwel na een rechterlijke
                                             uitspraak geacht wordt de gehele periode van drie jaar rechtmatig verblijf te hebben
                                             gehad. Indien de voorlopige voorziening wordt toegewezen dan wel het (hoger) beroep
                                             gegrond is verklaard, geldt de tijd vanaf de datum van het verzoekschrift (verzoek
                                             om een voorlopige voorziening, (hoger) beroepschrift) als relevante tijd voor het
                                             bepalen van de driejaartermijn.
                                          
                                          In het geval de rechter met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb het bestreden besluit heeft vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in
                                             stand laat, wordt de periode van behandeling van het (hoger) beroep niet alsnog rechtmatig
                                             geacht. Eén van de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing is immers dat er aanspraken
                                             kunnen ontstaan op een verblijfsvergunning op grond van het driejarenbeleid.
                                          
                                          c. Er mag geen sprake zijn van de afwijzingsgronden van artikel 16 Vw, behoudens het mvv-vereiste en het middelenvereiste.
                                          
                                          Daarnaast gelden nog de volgende afwijzingsgronden:
                                          
                                          
                                             - 
                                                – er zijn onjuiste gegevens verstrekt dan wel gegevens achtergehouden, terwijl de verstrekt
                                                   of achtergehouden gegevens tot afwijzing van de aanvraag zouden hebben geleid; 
- 
                                                – de vreemdeling heeft zich onttrokken aan het toezicht. 
Artikel 16 Vw
                                          
                                          De toepassing van het driejarenbeleid heeft tot gevolg dat afgezien wordt van de afwijzingsgronden
                                             van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a en c, Vw. De overige afwijzingsgronden zijn onverkort van toepassing. Voor de toepassing van
                                             de afwijzingsgrond van artikel 16, aanhef en onder d, Vw is het tijdstip van het plegen van het delict van belang. Indien tijdens de driejarentermijn
                                             een strafbaar feit is gepleegd, terzake waarvan een serieuze verdenking is ontstaan
                                             (het gaat dan om een misdrijf), dan wordt aangenomen dat hij een gevaar vormt voor
                                             de openbare orde tenzij de strafzaak is afgerond zonder veroordeling (sepot, vrijspraak
                                             of ontslag van rechtsvervolging). Ook als een transactie heeft plaatsgevonden of als
                                             de strafzaak nog niet is afgerond, is er sprake van deze contra-indicatie.
                                          
                                          Is het delict gepleegd voorafgaand aan de asielaanvraag, of na het verstrijken van
                                             de driejarentermijn, dan wordt aansluiting gezocht bij het algemene beleid inzake
                                             de weigering van verblijf bij gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid,
                                             aangezien het driejarenbeleid ziet op de verlening van een verblijfsvergunning regulier
                                             voor bepaalde tijd (zie B1/4.4). Is het delict gepleegd op een moment dat er reeds drie jaar en zes maanden (de
                                             normale beslistermijn plus de driejaartermijn) verstreken zijn, dan wordt getoetst
                                             aan de glijdende schaal.
                                          
                                          Onjuiste gegevens
                                          
                                          Gelet op het bijzondere karakter van het driejarenbeleid worden de voordelen van dit
                                             beleid niet verstrekt, indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt.
                                          
                                          Onttrekken aan het toezicht
                                          
                                          Uit het gedrag van de vreemdeling moet blijken dat hij kennelijk geen belang meer
                                             hecht aan de beslissing op zijn oorspronkelijke aanvraag door (bijvoorbeeld) zijn
                                             adres met onbekende bestemming te verlaten of geen contact meer te houden met de bevoegde
                                             autoriteiten. Overigens geldt als voorwaarde voor toepassing van deze afwijzingsgrond
                                             niet dat de vreemdeling een meldplicht had. De tijd die verstreken is voordat de vreemdeling
                                             met onbekende bestemming vertrok telt niet mee voor het berekenen van de relevante
                                             termijn; pas op het moment dat de vreemdeling zich weer bij de bevoegde autoriteiten
                                             meldt gaat er een nieuwe termijn lopen.
                                          
                                          Berekening termijn
                                          
                                          Aanvang termijn
                                          
                                          De termijn van drie jaar gaat lopen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag om
                                             een verblijfsvergunning, het wijzigen daarvan of het verlengen van de geldigheidsduur,
                                             door middel van het formulier als bedoeld in artikel 3.99 Vb. De dag van ontvangst van de aanvraag telt dus mee bij de berekening van de termijn.
                                          
                                          Voor de toepassing van dit beleid wordt een bezwaarschrift tegen de intrekking van
                                             een verblijfsvergunning gelijkgesteld met een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur
                                             van deze vergunning. In deze gevallen gaat de termijn lopen vanaf de datum van ontvangst
                                             van het rechtsmiddel.
                                          
                                          Let wel, deze procedure staat los van de procedure die betrekking heeft op de aanvraag
                                             van de verblijfsvergunning. Het tijdsverloop van de oorspronkelijke procedure mag
                                             niet worden opgeteld bij het tijdsverloop van de intrekkingsprocedure.
                                          
                                          Einde termijn
                                          
                                          Er wordt geen tijdsverloop meer opgebouwd vanaf de datum waarop de beslissing rechtens
                                             onaantastbaar wordt. Daarvan zal in beginsel sprake zijn vier weken na de datum waarop
                                             de beslissing, met inachtneming van artikel 3:40 en 3:41 Awb, in werking treedt, als de vreemdeling tenminste binnen de daarvoor gestelde termijn
                                             geen beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing.
                                          
                                          Indien de vreemdeling beroep heeft ingesteld, eindigt het tijdsverloop, behoudens
                                             een gegrondverklaring van het beroep met een (partiële) vernietiging van de beslissing
                                             zonder instandhouding van de rechtsgevolgen ervan, op de datum van de uitspraak, tenzij
                                             binnen de daarvoor gestelde termijn hoger beroep tegen de uitspraak wordt ingesteld.
                                          
                                          Indien de vreemdeling verzet doet tegen de uitspraak in (hoger) beroep, wordt geen
                                             tijdsverloop opgebouwd vanaf de datum waarop het verzetschrift ontvangen is, tenzij
                                             het verzet gegrond wordt verklaard en het (hoger) beroep vervolgens alsnog gegrond
                                             wordt verklaard met een (partiële) vernietiging van de beslissing zonder instandhouding
                                             van de rechtsgevolgen ervan.
                                          
                                          Indien de vreemdeling herziening vraagt van de uitspraak in (hoger) beroep, wordt
                                             evenmin tijdsverloop opgebouwd vanaf de datum waarop het verzoekschrift wordt ontvangen,
                                             tenzij het verzoek om herziening wordt toegewezen en het (hoger) beroep alsnog gegrond
                                             wordt verklaard met een (partiële) vernietiging van de beslissing zonder instandhouding
                                             van de rechtsgevolgen ervan.
                                          
                                          Onderbrekingen van de termijn
                                          
                                          Bij het berekenen van deze termijn worden bepaalde perioden buiten beschouwing gelaten.
                                             Het betreft de volgende perioden, waarin:
                                          
                                          
                                             - 
                                                a. de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft gehad op grond van artikel 8, onder a tot en met e of l, Vw; 
- 
                                                b. de vreemdeling niet in Nederland verblijft, tenzij de vreemdeling geoorloofd buiten
                                                   Nederland verblijft; 
- 
                                                c. onderzoek wordt gedaan naar door de vreemdeling verstrekte gegevens of bescheiden,
                                                   die naar het oordeel van de Minister in redelijkheid niet tot inwilliging van de aanvraag
                                                   zouden kunnen leiden. 
ad a. In onderdeel a is neergelegd dat niet in aanmerking wordt genomen de periode
                                             waarin de vreemdeling al rechtmatig verblijf had op grond van een verblijfsvergunning,
                                             als gemeenschapsonderdaan of als vreemdeling die verblijfsrecht ontleent aan het Associatiebesluit
                                             1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije.
                                          
                                          Dat betekent dat het verlenen van een verblijfsvergunning, van welke aard ook (asiel
                                             of regulier, voor bepaalde of onbepaalde tijd), of de vaststelling dat de vreemdeling
                                             een verblijfsrecht ontleent aan het gemeenschapsrecht of het Associatiebesluit de
                                             opbouw van de relevante tijd stopt. De gehele geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
                                             telt niet mee, ook al wordt de verblijfsvergunning verleend met ingang van een datum
                                             die ligt voor de datum waarop de beschikking, strekkende tot verlening, is genomen.
                                          
                                          Let wel: in zaken waarin het relevante tijdsverloop moet worden beoordeeld naar de
                                             stand van zaken vóór 1 april 2001, en dus moet worden vastgesteld of de driejaartermijn
                                             is volgelopen vóór 1 april 2001, is dit op grond van een uitspraak van de REK van
                                             1 november 2000 anders. Indien de vreemdeling in de loop van de procedure reeds in
                                             het bezit is gesteld van een andere verblijfstitel ongeacht de vraag of deze verblijfstitel
                                             naar zijn aard tijdelijk is of niet, telt die periode niet mee in de opbouw van het
                                             relevante tijdsverloop voor de nog openstaande procedure.
                                          
                                          Buiten beschouwing blijft derhalve de periode vanaf de datum waarop de vreemdeling
                                             of diens gemachtigde kennis neemt van de beslissing waarbij de vreemdeling een verblijfstitel
                                             wordt toegekend tot en met de datum waarop de vreemdeling of diens gemachtigde kennis
                                             neemt van de beslissing waarbij de verblijfstitel wordt ingetrokken, dan wel, bij
                                             niet verlenging van de geldigheidsduur van deze verblijfstitel, de expiratiedatum
                                             daarvan. Bij verzending per post wordt de dag na de verzending als dag van ontvangst
                                             gezien, tenzij deze dag valt op een zondag of een algemeen erkende feestdag. In dit
                                             laatste geval wordt de dag van ontvangst geacht te zijn de eerstvolgende dag die niet
                                             een zondag of algemeen erkende feestdag is.
                                          
                                          Ter verduidelijking wordt opgemerkt dat in deze gevallen in twee stappen gekeken wordt
                                             naar de driejarentermijn. Eerst wordt bepaald aan de hand van de lijn van de REK van
                                             1 november 2000 – het feitelijk bezit van de verblijfsvergunning – op welke datum
                                             de vreemdeling drie jaar relevant tijdsverloop heeft opgebouwd. Indien deze termijn
                                             volloopt vóór 1 april 2001, dan is in ieder geval voldaan aan één van de voorwaarden
                                             van het driejarenbeleid en kan, indien aan de overige voorwaarden van deze paragraaf
                                             is voldaan, een verblijfsvergunning worden verleend. Indien de termijn, op deze wijze
                                             berekend, volloopt op of ná 1 april 2001 dan geldt de hoofdregel dat de gehele periode
                                             van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning niet wordt meegeteld. 
                                          
                                          ad b. In onderdeel b is bepaald dat bij de berekening van de driejarentermijn, buiten
                                             beschouwing blijft de periode waarin de vreemdeling niet in Nederland verbleef. Daarop
                                             wordt een uitzondering gemaakt ingeval de vreemdeling geoorloofd buiten Nederland
                                             verbleef. Daarvan is in ieder geval sprake indien de vreemdeling voorafgaande aan
                                             zijn vertrek van de Minister een verklaring heeft gekregen die hem recht geeft op
                                             terugkeer naar Nederland, en hij tijdig, dat wil zeggen voor de aangegeven expiratiedatum,
                                             naar Nederland is teruggekeerd. In de uitzondering van onderdeel b komt de ratio tot
                                             uiting, dat met geoorloofd verblijf buiten Nederland de opbouw van de driejarentermijn
                                             niet eindigt. Wel zal, aangezien het verblijf buiten Nederland berust op een keuze
                                             van de vreemdeling, de periode van het verblijf in het buitenland niet meetellen.
                                          
                                          ad c. In onderdeel c is bepaald dat indien de vreemdeling gegevens of bescheiden heeft
                                             overgelegd, waarnaar onderzoek heeft moeten plaatsvinden, terwijl achteraf blijkt
                                             dat die in redelijkheid niet tot inwilliging van de aanvraag zouden hebben kunnen
                                             leiden, deze periode niet meetelt voor de opbouw van de driejarentermijn. De noodzaak
                                             tot het verrichten van onderzoek wordt dan beschouwd als voort te vloeien uit een
                                             handeling van de vreemdeling, waardoor de extra proceduretijd die met het onderzoek
                                             gemoeid is voor rekening van de vreemdeling komt.
                                          
                                          Indien het onderzoek redelijkerwijs tot inwilliging van de aanvraag kan leiden, bestaat
                                             er geen aanleiding om de termijn van het onderzoek aan de vreemdeling toe te rekenen.
                                             In die gevallen zal de gevraagde vergunning in het algemeen worden verleend en is
                                             reeds daarom het driejarenbeleid niet van toepassing.
                                          
                                          Tijdsverloop bij verlenging van de geldigheidsduur
                                          
                                          Het driejarenbeleid geldt ook voor aanvragen om verlenging van de geldigheidsduur
                                             van de verblijfsvergunning regulier. Aangezien in deze procedures het mvv-vereiste
                                             veelal niet van toepassing zal zijn, zijn de effecten van het tijdsverloop beperkt
                                             tot het niet stellen van het middelenvereiste. De overige afwijzingsgronden van artikel 18 Vw gelden hier dus onverkort. Zie voor de toepassing van deze gronden B1/5.
                                          
                                          Procedurele bepalingen
                                          
                                          Het driejarenbeleid voor verblijfsvergunningen regulier regelt slechts de afwijking
                                             van het mvv-vereiste en het middelenvereiste. De aanvraag komt dus niet voor inwilliging
                                             op grond van het driejarenbeleid in aanmerking indien niet aan de overige voorwaarden
                                             voor het verkrijgen van de gevraagde verblijfsvergunning wordt voldaan.
                                          
                                          Indien een verblijfsvergunning regulier wordt verleend op grond van het driejarenbeleid,
                                             dan geschiedt dit onder de beperking waarop de aanvraag was gericht. De daarbij behorende
                                             arbeidsmarktaantekeningen gelden onverkort.
                                          
                                          Na de inwerkingtreding van de Vw op 1 april 2001 moet een vreemdeling een beperking als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, Vb aangeven. In zaken van vóór 1 april 1998, waarin van de vreemdeling niet gevergd
                                             werd een dergelijke beperking aan te geven, dan wel in zaken waarin de vreemdeling
                                             vóór 1 januari 2000 een aanvraag heeft gedaan voor een verblijfsvergunning met als
                                             doel ‘zonder beperking’ of vanwege ‘klemmende redenen van humanitaire aard’ en geen
                                             beperking kon aangeven, kan op grond van artikel 3.4, derde lid, Vb een verblijfsvergunning worden verleend op grond van het feit dat na drie jaren niet
                                             onherroepelijk is beslist op een verblijfsaanvraag. Dit houdt verband met het feit
                                             dat er niet een concreet verblijfsdoel is geweest waaraan kon worden getoetst.
                                          
                                          Voor zover een aanvraag is ingediend voor een andere beperking, maar tevens bij de
                                             aanvraag is aangegeven dat de aanvraag (mede) is ingediend wegens klemmende redenen
                                             van humanitaire aard, dan wel ‘zonder beperking’, geldt deze uitzondering ook. Dit
                                             geldt ook voor zaken waarin na de inwerkingtreding van de Vw door de IND is verzocht
                                             een verblijfsrechtelijke beperking aan te geven en de vreemdeling één van de verblijfsdoelen
                                             als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, Vb heeft aangegeven.
                                          
                                          Deze regeling geldt dus alleen voor de aanvragen om een verblijfsvergunning ‘zonder
                                             beperking’, ‘klemmende redenen van humanitaire aard’ en de aanvragen waarin zowel
                                             de hier bedoelde gronden zijn genoemd, als een beperking als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, Vb.
                                          
                                          Aanvragen met een beperking als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, Vb, zonder aanvulling met betrekking tot de klemmende redenen van humanitaire aard,
                                             vallen niet onder de regeling.
                                          
                                          In de beschikking dient te worden aangegeven dat de verblijfsvergunning regulier voor
                                             bepaalde tijd wordt verleend op grond van dit beleid, als vastgesteld in Tussentijds
                                             Bericht Vc 2002/62. Op het verblijfsdocument komt te staan ‘verblijf onder beperking
                                             conform beschikking Minister’. De arbeidsmarktaantekening wordt dan: ‘Arbeid vrij
                                             toegestaan, TWV niet vereist’.
                                          
                                          Voor de verlenging van deze verblijfsvergunning gelden geen bijzondere voorwaarden.