|
1. OZB; WOZ-waarde woningen eigenaren
|
Het op grond van artikel 8, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet gecorrigeerde
totaal van de vastgestelde waarden van onroerende zaken. Het betreft de onroerende
zaken die tot woning dienen waarover onroerende zaakbelasting (OZB) als bedoeld in
artikel 220, onderdeel b, van de Gemeentewet, kan worden geheven van eigenaren. De
waarde van de onroerende zaken wordt bepaald op grond van hoofdstuk IV van de Wet
waardering onroerende zaken.
Alvorens het gecorrigeerde totaal van de vastgestelde waarden op grond van artikel
8, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet wordt vastgesteld, wordt het totaal
van de vastgestelde waarden neerwaarts afgerond op een veelvoud van € 500.000.
|
CBS
|
1 januari van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
2. OZB; WOZ-waarde niet-woningen eigenaren
|
Het op grond van artikel 8, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet gecorrigeerde
totaal van de vastgestelde waarden van onroerende zaken in de gemeente. Het betreft
onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen en waarover onroerende zaakbelasting
(OZB) als bedoeld in artikel 220, onderdeel b, van de Gemeentewet, kan worden geheven
van eigenaren. De waarde van de onroerende zaken wordt bepaald op grond van hoofdstuk
IV van de Wet waardering onroerende zaken.
Voor deze maatstaf wordt de waarde van de onroerende zaken niet hoger vastgesteld
dan de grenswaarde.
Alvorens het gecorrigeerde totaal van de vastgestelde waarden op grond van artikel
8, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet wordt vastgesteld, wordt het totaal
van de vastgestelde waarden neerwaarts afgerond op een veelvoud van € 500.000.
|
CBS
|
1 januari van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
3. OZB; WOZ-waarde niet-woningen gebruikers
|
Het op grond van artikel 8, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet gecorrigeerde
totaal van de vastgestelde waarden van onroerende zaken in de gemeente. Het betreft
onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen en waarover onroerende zaakbelasting
(OZB) als bedoeld in artikel 220, onderdeel a, van de Gemeentewet, kan worden geheven
van gebruikers. De waarde van de onroerende zaken wordt bepaald op grond van hoofdstuk
IV van de Wet waardering onroerende zaken.
Voor deze maatstaf wordt de waarde van de onroerende zaken niet hoger vastgesteld
dan de grenswaarde.
Alvorens het gecorrigeerde totaal van de vastgestelde waarden op grond van artikel
8, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet wordt vastgesteld, wordt het totaal
van de vastgestelde waarden neerwaarts afgerond op een veelvoud van € 500.000.
|
CBS
|
1 januari van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
4. Inwoners
|
Het aantal inwoners van de gemeente.
|
CBS
|
|
|
5. Inwoners 75+ met drempel
|
Het aantal inwoners in de gemeente van 75 jaar en ouder, voor zover dit aantal meer
is dan de drempelwaarde.
|
CBS
|
|
|
6. Eenpersoonshuishoudens
|
Het aantal particuliere huishoudens in de gemeente bestaande uit één persoon.
|
CBS
|
|
|
7. Jongeren
|
Het aantal inwoners van de gemeente dat jonger is dan 18 jaar.
|
CBS
|
|
|
8. Inwoners Waddengemeenten (≤2.500)
|
Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: het aantal
inwoners van de gemeente in het interval van 0 tot en met 2.500 inwoners.
|
CBS
|
|
|
9. Inwoners Waddengemeenten (2.501 tot en met 7.500)
|
Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: het aantal
inwoners van de gemeente in het interval van 2.501 tot en met 7.500 inwoners.
|
CBS
|
|
|
10. Inwoners Waddengemeenten (≥7.501)
|
Voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog: het aantal
inwoners van de gemeente vanaf 7.501 inwoners.
|
CBS
|
|
|
11. Huishoudens met een laag inkomen met drempel
|
Het driejarig gemiddelde van het aantal huishoudens in de gemeente met een laag inkomen,
voor zover dit aantal meer is dan de drempelwaarde.
|
CBS
|
1 januari van het tweede, derde en vierde jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
12. Bijstandsontvangers
|
Het meerjarig gemiddelde van het totaal aantal huishoudens in de gemeente dat een
bijstandsuitkering ontvangt.
|
CBS
|
31 december van de voorafgaande jaren op grond waarvan het meerjarig gemiddelde wordt
berekend
|
|
13. Inwoners met loonkostensubsidie
|
Het aantal door de gemeente op grond van de Participatiewet verstrekte loonkostensubsidies
aan werkgevers. Indien de persoon op wie de loonkostensubsidie betrekking heeft reeds
een bijstandsuitkering als bedoeld in maatstaf 12 ontvangt, wordt die loonkostensubsidie
niet meegeteld.
|
CBS
|
22 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
14. Inwoners in het gemeentelijke doelgroepenregister
|
Het aantal inwoners van de gemeente dat met een lopende grondslag «arbeidsbeperktheid»
in het doelgroepenregister is opgenomen en waarvoor de gemeente verantwoordelijkheid
draagt.
|
CBS
|
30 juni van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
15. Inwoners met een laag opleidingsniveau met drempel
|
Het aantal inwoners in de gemeente van 23 jaar en ouder met een laag opleidingsniveau,
voor zover dit aantal meer is dan de drempelwaarde.
|
CBS
|
1 oktober van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
16. Inwoners met een migratieachtergrond
|
Het aantal inwoners in de gemeente met een migratieachtergrond.
|
CBS
|
|
|
17. Landelijke centrumfunctie
|
Het aantal potentiële landelijke klanten van alle woonkernen in de gemeente.
|
CBS
|
|
|
18. Regionale centrumfunctie
|
Het aantal potentiële regionale klanten van alle woonkernen in de gemeente.
|
CBS
|
|
|
19. Lokale centrumfunctie
|
Het aantal potentiële lokale klanten van alle woonkernen in de gemeente.
|
CBS
|
|
|
20. Leerlingen voortgezet onderwijs
|
Het gecorrigeerde aantal leerlingen in een gemeente dat voortgezet onderwijs volgt.
|
OCW
|
1 oktober van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
21. Leerlingen (voortgezet) speciaal onderwijs
|
Het gecorrigeerde aantal leerlingen in de gemeente dat één van de volgende vormen
van onderwijs volgt:
1a. onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs;
1b. praktijkonderwijs;
2. speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.
|
OCW
|
Voor het onderwijs, bedoeld onder 1a: 1 februari van het jaar voorafgaand aan het
uitkeringsjaar.
Voor het onderwijs, bedoeld onder 1b:
1 oktober van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar.
Voor het onderwijs, bedoeld onder 2:
1 februari van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar.
|
|
22. Extra groei leerlingen voortgezet onderwijs
|
Het aantal leerlingen voortgezet onderwijs, bedoeld in maatstaf 20, verminderd met
het gecorrigeerd aantal leerlingen van tien jaar eerder.
Indien de uitkomst van de maatstaf negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.
|
OCW
|
1 oktober van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
23. Extra groei jongeren
|
Het aantal jongeren, bedoeld in maatstaf 7, verminderd met het gecorrigeerd aantal
jongeren, bedoeld in maatstaf 7, van tien jaar eerder.
Indien de uitkomst van de maatstaf negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.
|
CBS
|
|
|
24. Onderwijsachterstand met drempel
|
De onderwijsachterstand per gemeente, uitgedrukt in een achterstandsscore met drempel.
Indien de achterstandsscore van een gemeente negatief is, wordt deze gelijkgesteld
aan nul.
|
CBS
|
1 februari van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar
|
|
25. Oppervlakte land
|
Het aantal hectaren land in de gemeente.
|
CBS
|
|
|
26. Oppervlakte land * bodemfactor gemeente
|
De uitkomst van maatstaf 25 vermenigvuldigd met de bodemfactor, bedoeld in artikel 12.
|
CBS
|
|
|
27. Oppervlakte binnenwater
|
Het aantal hectaren binnenwater in de gemeente.
|
CBS
|
|
|
28. Oppervlakte buitenwater
|
Het aantal hectaren buitenwater in de gemeente, voor zover het aantal hectaren niet
meer dan de maximumoppervlakte bedraagt.
|
CBS
|
|
|
29. Oppervlakte bebouwing woonkernen
|
De oppervlakte van de bebouwing in hectaren binnen de woonkernen die in de gemeente
zijn gelegen.
|
CBS
|
|
|
30. Oppervlakte bebouwing woonkernen * bodemfactor woonkernen
|
De uitkomst van maatstaf 29 vermenigvuldigd met de bodemfactor van de woonkernen die
in de gemeente zijn gelegen.
|
CBS
|
|
|
31. Oppervlakte bebouwing buitengebied
|
De oppervlakte in hectaren van de bebouwing buiten de woonkernen van de gemeente.
|
CBS
|
|
|
32. Oppervlakte bebouwing buitengebied * bodemfactor buitengebied
|
De uitkomst van maatstaf 31 vermenigvuldigd met de bodemfactor van de gebieden die
buiten de woonkernen van de gemeente zijn gelegen.
|
CBS
|
|
|
33. Woonruimten
|
Het aantal woonruimten in de gemeente.
|
CBS
|
|
|
34. Woonruimten * bodemfactor woonkernen
|
De uitkomst van maatstaf 33 vermenigvuldigd met de bodemfactor van de woonkernen die
in de gemeente zijn gelegen.
|
CBS
|
|
|
35. Oppervlakte historische kern (5 tot en met 40 hectare)
|
De totale oppervlakte in hectaren van historische kernen in de gemeente met een grondoppervlakte
van ten minste 5 hectaren en ten hoogste 40 hectaren.
|
CBS
|
Niet van toepassing
|
|
36. Oppervlakte historische kern (>40 tot 65 hectare)
|
De totale oppervlakte in hectaren van historische kernen in de gemeente met een grondoppervlakte
van meer dan 40 hectaren, maar minder dan 65 hectaren.
|
CBS
|
Niet van toepassing
|
|
37. Oppervlakte historische kern (≥65 hectare)
|
De totale oppervlakte in hectaren van historische kernen in de gemeente met een grondoppervlakte
van 65 hectaren of meer.
|
CBS
|
Niet van toepassing
|
|
38. Bewoonde oorden 1930
|
Het aantal woningen in de bewoonde oorden van de gemeente, zoals vastgesteld bij de
volkstelling van 1930. Een bewoond oord is een oord dat bij diezelfde volkstelling
is geregistreerd als een bewoond oord met 500 inwoners of meer.
|
CBS
|
Niet van toepassing
|
|
39. Bewoonde oorden 1930 met historische kernen
|
Het aantal bij de volkstelling van 1930 vastgestelde woningen in de bewoonde oorden
van de gemeente die tevens een historische kern zijn.
|
CBS
|
Niet van toepassing
|
|
40. Maatstaf ISV
|
Een tegemoetkoming in de kosten die de gemeente maakt als gevolg van de eigen bijdrage
die van haar wordt verwacht voor investeringen die mede bekostigd worden uit het Investeringsbudget
voor stedelijke vernieuwing. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van de verdeling
van het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing.
|
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
|
Niet van toepassing
|
|
41. Omgevingsadressendichtheid
|
Het gemiddelde van de omgevingsadressendichtheid van de rastervierkanten, bedoeld
in artikel 1, onderdeel d, die in de gemeente gelegen zijn.
|
CBS
|
|
|
42. Oeverlengte * bodemfactor gemeente
|
Voor een gemeente waarin binnenwater als bedoeld in maatstaf 27 is gelegen: de totale
lengte van de oevers van het binnenwater in hectometers, vermenigvuldigd met de bodemfactor
van de gemeente.
|
CBS
|
|
|
43. (Oeverlengte + 2 * oeverlengte in veen/kleiveengebied) * bodemfactor gemeente
* dichtheidsfactor
|
Voor een gemeente waarin binnenwater als bedoeld in maatstaf 27 is gelegen: de uitkomst
van de volgende berekening:
(oeverlengte + 2 x oeverlengte in veen/kleiveengebied) * bodemfactor gemeente * de
dichtheidsfactor. De dichtheidsfactor bestaat uit het quotiënt van het aantal inwoners
volgens maatstaf 4 en de som van de oppervlakten land en binnenwater volgens de maatstaven
25 en 27.
|
CBS
|
|
|
44. Meerkernigheid (kernen)
|
Het aantal woonkernen dat in de gemeente is gelegen.
|
CBS
|
|
|
45. Grote woonkernen
|
Het aantal woonkernen in de gemeente die 500 of meer adressen bevatten.
|
CBS
|
|
|
46. Bedrijven
|
Het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente.
|
CBS
|
|
|
47. Vast bedrag gemeente
|
Eén eenheid voor de gemeente.
|
|
Niet van toepassing
|
|
48. Vast bedrag Amsterdam
|
Eén eenheid voor de gemeente Amsterdam.
|
|
Niet van toepassing
|
|
49. Vast bedrag Rotterdam
|
Eén eenheid voor de gemeente Rotterdam.
|
|
Niet van toepassing
|
|
50. Verkiezingen Den Haag
|
Eén eenheid voor de gemeente Den Haag.
|
|
Niet van toepassing
|
|
51. Vast bedrag Utrecht
|
Eén eenheid voor de gemeente Utrecht.
|
|
Niet van toepassing
|
|
52. Vast bedrag Waddengemeenten
|
Eén eenheid voor de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog.
|
|
Niet van toepassing
|
|
53. Herindelingsmaatstaf bij samenvoeging van gemeenten
|
Gemeenten die ingevolge een vastgesteld herindelingsadvies als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) onderdeel
kunnen gaan uitmaken van een wijziging van de gemeentelijke indeling als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet arhi waarbij het totaal aantal gemeenten
afneemt, komen gezamenlijk in aanmerking voor een bedrag dat berekend wordt aan de
hand van de herindelingsformule.
|
CBS
|
Niet van toepassing
|
|
54. Herindelingsmaatstaf bij splitsing van een gemeente
|
Gemeenten die ingevolge een vastgesteld herindelingsadvies als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene regels herindeling, (Wet arhi) onderdeel
kunnen gaan uitmaken van een wijziging van de gemeentelijke indeling als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet arhi waarbij delen van een op te heffen
gemeente overgaan naar verschillende andere bij de wijziging van de gemeentelijke
indeling betrokken gemeenten (splitsing) en het totaal aantal gemeenten afneemt, komen
gezamenlijk in aanmerking voor een bedrag dat berekend wordt aan de hand van de splitsingsformule.
|
CBS
|
Niet van toepassing
|