Inwerkingtreding besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist

[Regeling vervallen per 13-03-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 29-11-2000 t/m 31-12-2007

Inwerkingtreding besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist

De Directeur-Generaal Belastingdienst deelt namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende mede.

Met ingang van 15 november 2000 is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de Wet BIG) voor optometristen in werking getreden (zie het Besluit van 1 november 2000, Stb. 477). Het beroep van optometrist vormt één van de in artikel 34 van de Wet BIG bedoelde (para)medische beroepen, waarvoor bij Algemene Maatregel van Bestuur het deskundigheidsgebied is omschreven en nadere regels zijn gesteld aan de opleiding.

Ingevolge artikel 5 van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist (Besluit van 4 juli 2000, Stb. 297, hierna aangeduid als: het Besluit), wordt tot het deskundigheidsgebied van de optometrist gerekend:

  • a. het screenen van de cliënt op oogaandoeningen met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van voor het onderzoek noodzakelijke, door de Minister van VWS aangewezen, farmaca en, bij het constateren van een oogaandoening, verwijzen naar een huisarts of oogarts;

  • b. het op verwijzing van een huisarts of oogarts, met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van de onder a bedoelde farmaca, uitvoeren van vervolgonderzoeken met betrekking tot oogaandoeningen bij daarvoor in aanmerking komende patiënten met chronische ziekten.

Het gaat hier om het verrichten van oogheelkundige onderzoeken en het, op verwijzing van een huis- of oogarts, verrichten van vervolgonderzoeken. De in onderdeel a van artikel 5 van het Besluit bedoelde farmaca zijn nader aangewezen in de Regeling nadere uitwerking deskundigheidsgebied optometrist van 25 oktober 2000, kenmerk CSZ/BO-2108287, Staatscourant d.d. 16 november 2000, nr. 223, blz. 24. Het gaat hier niet om geneesmiddelen die de optometrist aan zijn patiënten voorschrijft, maar om diagnostische geneesmiddelen die de optometrist nodig heeft om de cliënt op oogaandoeningen te onderzoeken.

In artikel 2 van het Besluit is aangegeven dat het recht tot het voeren van de titel van optometrist is voorbehouden aan degene aan wie een getuigschrift is uitgereikt waaruit blijkt dat betrokkene een opleiding voor optometrie heeft voltooid, die is opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO) en die voldoet aan de in artikel 3 en 4 van het Besluit gestelde (inhoudelijke) eisen. Het gaat hier om de HBO-opleiding tot optometrist en de overgangsopleiding HBO-optometrie.

Vóór de inwerkingtreding van het Besluit mocht de titel ‘optometrist’ ook worden gevoerd door personen die de MBO-opleiding in de optometrie hebben voltooid. Deze personen zijn vanaf 15 november 2000 niet langer gerechtigd zich als optometrist te presenteren; in de praktijk zullen zij meestal onder de benaming ‘opticien’ of ‘contactlensspecialist’ optreden.

De inwerkingtreding van het Besluit heeft tot gevolg dat optometristen (personen die ingevolge artikel 2 van het Besluit gerechtigd zijn de titel ‘optometrist’ te voeren) voor de diensten die op hun deskundigheidsgebied liggen, van BTW zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). In de praktijk worden de onderhavige diensten samengevat met de term ‘optometrisch onderzoek’.

Het aanmeten van brillen en contactlenzen wordt niet als oogheelkundig onderzoek in de zin van het Besluit aangemerkt. Voor zover optometristen hiervoor aan hun cliënten een afzonderlijke vergoeding in rekening brengen, zijn zij terzake BTW verschuldigd. Het arrest van de Hoge Raad van 21 april 1993, nr. 28 230 (BNB 1993/239 c), waarin de Raad oordeelde dat het aanmeten van contactlenzen door oogartsen is vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet, geldt niet voor optometristen, omdat het deskundigheidsgebied van optometristen beperkt is tot de in het Besluit omschreven verrichtingen. Als het aanmeten van brillen en contaclenzen opgaat in een door de optometrist verricht oogheelkundig onderzoek (de hoofdprestatie) deelt het aanmeten (als bijkomstige prestatie) in de toepassing van de vrijstelling.

De inschrijving in het door de beroepsvereniging voor optometristen bijgehouden register is niet relevant voor de toepassing van de vrijstelling, omdat dit register niet krachtens de Wet BIG of het daarop gebaseerde Besluit wordt erkend.

Naar boven